Skip to main content

Assen - Noorderbegraafplaats

11 augustus 2004

 

Als boete voor het sneuvelen van bisschop Otto II van Lippe moesten de inwoners van Drenthe na de slag bij Ane in 1227 in de buurt van dat slagveld een klooster stichten voor nonnen. Dat klooster, Maria in Campis, ging deel uitmaken van de orde der Cisterciënzers en werd een dochterklooster van de abdij Aduard. Omstreeks 1260 werd het klooster verplaatst naar de nederzetting Hassen, het latere Assen. In 1460 vond een verandering van orde plaats en werd het klooster onderdeel van de orde der Trinitariërs. Deze orde belastte zich ondermeer met het loskopen van christenen die in handen gevallen waren van moslims. Naast de nonnen bestond de kloostergemeenschap uit lekebroeders en proveniers. De laatstgenoemden waren mannen, die zich voor een bepaald geldbedrag (prove) hadden ingekocht in de kloostergemeenschap. Het spreekt, dat voor de kloosterlingen bij de kloostergebouwen ook een kerkhof moest worden aangelegd. Dat kerkhof kwam aan de noordkant van de Abdijkerk te liggen.

De Reformatie luidde het einde in van het bestaan van het klooster, dat bepaald niet armlastig was te noemen. Het bezat een veertigtal boerderijen, daarnaast bossen, landerijen en veengebieden. De gebouwen werden in gebruik genomen door het bestuur van " d' Olde Lantschap". Door de groei van de bevolking van Assen ontstond behoefte aan een kerkgebouw en in 1661 werd met de herbouw van de gedeeltelijk vervallen Abdijkerk die wens vervuld. Vanaf dat ogenblik werd er ook begraven door de burgerij op het voor de kloosterlingen aangelegde kerkhof op de Brink. Tot 1822 werd dit kerkhof, waarop nu het gerechtsgebouw staat, gebruikt. Een nieuw terrein werd aangewezen voor het stichten van een begraafplaats toen het kerkhof op de Brink vol raakte. Dat werd de Noorderbegraafplaats. 

De Noorderbegraafplaats

Vanaf 1823 werd begraven op de Noorderbegraafplaats, gelegen aan de zuidzijde van de Vaart ter hoogte van de Witterbrug. De beslissing tot het stichten van deze begraafplaats was al in 1818 genomen. Als locatie werd een gedeelte van het Asserbos aangewezen, dat toch al eigendom was van de stad. De begraafplaats werd aangelegd naar het voorbeeld van een begraafplaats in het Duitse Aurich. Opzet was, dat de begraafplaats deel bleef uitmaken van het Asserbos als wandelgebied. Aanvankelijk was het de bedoeling bij de ingang een poortgebouw met woning voor de doodgraver te bouwen. Dit kon geen doorgang vinden, omdat de financiële afwikkeling van de verkoop van het oude kerkhof een langere tijd in beslag nam dan men had voorzien. Op 1 januari 1823 werd de nieuwe begraafplaats in gebruik genomen. Met uitzondering van leden van de joodse gemeenschap, die een eigen begraafplaats hadden op het Twijfelveld, mocht alleen hier Heknog begraven worden. Bij de aanvankelijke indeling was het voorste noordelijk gedeelte bestemd voor koopgraven. Het voorste zuidelijk perk was bestemd voor huurgraven, terwijl het middelste zuidelijk perk voor graven van behoeftigen was bedoeld. Voor de overige perken had men nog geen bestemming. In de loop van de tijd is er nog al het een en ander veranderd op de begraafplaats. In 1857 werden de beide middelste perken vergroot door er een aantal paden bij te trekken. Het houten toegangshek werd in 1859 vervangen door ijzeren van de bekende Deventer ijzergieterij Nering Bögel.

Door een andere opzet van paden en bermen in 1881 verkreeg men weer meer ruimte. Tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft er nog een grondige restauratie plaats gevonden. Met name de perken voor huurgraven en graven voor behoeftigen waren sterk vervallen en met uitzondering van de graven die er nog verzorgd uitzagen, werd er geruimd en werd dit gedeelte opnieuw in gebruik genomen. De restauratie, waarmee in 1944 werd begonnen, geschiedde naar het ontwerp van tuinarchitect J. Vroom. In 1945 werd het gerestaureerde gedeelte in eigendom uitgegeven met uitzondering van het achterste zuidelijk perk, dat bestemd bleef voor huurgraven. De uitgave van huurgraven heeft geduurd tot 1 januari 1955. In de "eigen" graven kan tot op heden worden begraven.

De Noorderbegraafplaats is een sobere begraafplaats met een duidelijke hoofdas, die uitloopt op het aanwezige baarhuisje. De veranderingen, die in de loop van de tijd werden aangebracht, veroorzaakten een onregelmatige afstand van de zijpaden. In het zuidelijke perk werden paden aangelegd in een kromme lijn. Van een aanvankelijke symmetrie is derhalve geen sprake meer. Het hek, een aantal gietijzeren monumenten en gietijzeren delen van monumenten trekken de aandacht. Ondanks het sobere karakter telt de begraafplaats een aantal grafmonumenten, die Grafmonument Van Bulderenvan historische en van kunst-historische betekenis zijn. Met name het grafmonument van de familie Brumstede, dat in 1881 werd opgericht, is een kunsthistorisch hoogtepunt.

Helaas ontbreekt het hekwerk, maar het monument zelf, dat iets heeft van een altaar, maakt indruk. Een ander indrukwekkend monument is dat van Van Bulderen.

De uit een stuk gegoten gietijzeren grafplaat van de Van Dalen's dekt het graf van drie familieleden, die allen in hetzelfde jaar gestorven zijn. De tekst: ZIJ RUSTEN IN DE HOPE / DER OPSTANDING / CHRISTUS IS DE ALFA EN DE OMEGA geeft aan hoe de familie in het leven heeft gestaan.

Was het in rooms-katholieke families van belang, dat een van de zoons priester werd, in de protestantse wereld werd blijkbaar ook gehecht aan het geestelijk ambt, gezien de vermelding: THEOL. STUDENT.

Een aantal graven van belangrijke Assenaren

Wandelend over de paden tussen de graven lees je de namen van mannen en vrouwen, die in de stad Assen en de provincie Drenthe op velerlei terrein gezaghebbend zijn geweest. Sommigen speelden zelfs een rol in de landelijke politiek. 

Collard

Grafmonument CollardMr. Isaäc Collard, die in 1774 geboren was te Maastricht, trouwde in 1805 met Johanna Gesina Kymmell, telg uit een Drentse familie van aanzien, waardoor hij zich opgenomen wist in de kring van de Drentse "bovenlaag" van die tijd. De Kymmel's waren van oorsprong afkomstig uit Duitsland. Vanaf de zeventiende eeuw komen we ze tegen in Drenthe, waar ze zich door bezit en huwelijken veel invloed verwierven onder andere op politiek terrein. In maart 1812 werd Collard "maire" van Assen, maar nam in november van dat jaar al weer ontslag. Dit ontslag had alles te maken met de catastrofale aftocht van Napoleon uit Rusland. In september 1813 volgde zijn herbenoeming. In maart 1817 nam hij opnieuw ontslag als burgemeester, maar nu vanwege zijn benoeming tot griffier van de Staten van Drenthe. In 1828 overleed hij en werd begraven op de Noorderbegraafplaats.

Van der Feltz

Grafmonument Mr. Gustaaf Willem baron van der FeltzHet adellijk geslacht Van der Feltz was via Herman Roelof Wolf van der Feltz in de achttiende eeuw in Drenthe gekomen. Zijn nazaten werden onder andere burgemeester van Assen en van Dwingeloo. Leden van dit geslacht liggen begraven op de Noorderbegraafplaats, zoals Mr. Gustaaf Willem baron van der Feltz. Geboren in Arnhem in 1853, overleed hij in 1928 in Assen.

Na advocaat geweest te zijn in Leeuwarden, werd hij in 1880 commies op de Provinciale Griffie te Assen. Van 1884 tot 1904 was hij griffier van de Staten van Drenthe. Voor de provincie Drenthe had hij van 1904 tot 1922 zitting in de Eerste Kamer. In 1898 werd hij benoemd tot kamerheer in buitengewone dienst van koningin Wilhelmina.

Van Gorcum

van_GorcumDe uitgeverij ontving het predikaat Koninklijke, de grafmonumenten van de Van Gorcum's ogen, verweerd door weer en wind, echter weinig koninklijk. De Sneker Claas van Gorcum (1771-1843) werd in 1816 door Gouverneur Petrus Hofstede aangesteld als provinciaal drukker. Hij werd de grondlegger van de huidige uitgeverij de Koninklijke van Gorcum, die zich in de loop van de tijd vooral is gaan specialiseren op het gebied van wetenschappelijke uitgaven. Op de Noorderbegraafplaats hebben een aantal leden van de familie Van Gorcum hun laatste rustplaats gevonden.

Gratama

GratamaDe Gratama's waren van oorsprong een Fries geslacht dat met Seerp Gratama (1757-1826), hoogleraar te Groningen, voet op Drentse bodem zette, toen deze zich vestigde in Roderwolde. Zijn zoon mr. Sibrand Gratama (1784-1858), notaris en later rechter, werd burgemeester van Assen. Met anderen richtte hij in 1819 een oudheidkundig genootschap op, dat een paar jaar later al weer ter ziele ging bij gebrek aan een brede intellectuele bovenlaag. Succesvoller waren zijn activiteiten op het gebied van pers en publiciteit. Sibrand Gratama was hoofdredacteur van het Nieuws- en Advertentieblad voor de Provincie Drenthe, dat gedrukt werd door de "Provinciale Drukker" Claas van Gorcum. Omstreeks 1850 nam Sibrands' zoon mr. Jan Albert Willinge Gratama de krant, die Provinciale Drentsche en Asser Courant zou gaan heten, van zijn vader over. Als eigenaar-redacteur werd de leiding van de krant zijn levensdoel, hoewel hij actief was in vele maatschappelijke organisaties.
Een andere zoon van Sibrand was mr. Lucas Oldenhuis Gratama (1815-1887), advocaat en rechter te Assen, die grote verdiensten heeft gehad voor Drenthe. Van 1864 tot 1887 was hij Drents Statenlid, terwijl hij van 1867 tot 1886 ook lid was van de Tweede kamer van de Staten-Generaal. Vooral zijn activiteiten op archeologisch gebied mogen worden genoemd. Strijdbaar trad hij op ter bescherming van hunebedden en grafheuvels, die dreigden verloren te gaan door verkaveling van de heidevelden. Een en ander resulteerde daarin, dat binnen enkele jaren praktisch alle hunebedden door Rijk of Provincie werden aangekocht. Vermeld dient zeker te worden, dat hij in 1854 medeoprichter was van het Provinciaal Museum van Oudheden te Assen, het huidige Drents Museum. Behalve het graf van Lucas, die werd begraven op de begraafplaats aan de Torenlaan in Beilen, treffen we op de Noorderbegraafplaats veel graven van leden van deze voor Drenthe belangrijke familie.

Hofstede

Petrus Hofstede (1755-1839), geboren te Doornik, werd de eerste Gouverneur van Drenthe. Hij was een autoritair bestuurder, die mede door z'n stug karakter niet de sympathie van de bevolking genoot. Door hem werd in 1816 de drukker Claas van Gorcum naar Assen gehaald. Hij was het ook, die met de benoeming van Dr. H.J. Nassau, het onderwijs op hoog niveau wilde brengen.

Meyboom

MeyboomDr. Hajo Uden Meyboom (1842-1934) was predikant van de hervormde gemeente te Assen van 1879 tot 1892 en aanhanger en voorvechter van een vrijzinnige theologie. Hervormd Assen was in die tijd in meerderheid vrijzinnig en de rechtzinnige minderheid begon zich langzamerhand buiten de gemeente te organiseren. Mocht zijn theologische visie ver afstaan van die van de rechtzinnigen in Assen, Meyboom heeft alle moeite gedaan de rechtzinnigen in de gemeente de ruimte te geven. Zijn studie deed Meyboom, die in Assen leerling was geweest van het Gymnasium, in Amsterdam en Leiden. In Groningen volgde in 1866 zijn promotie "magna cum laude" op het proefschrift Geschiedenis en critiek der Marcushypothese. Vanaf 1892 was hij hoogleraar aan de Groninger Academie, nu Rijksuniversiteit Groningen. Toen de Vrijzinnige Zondagschool in Assen, die hij in 1883 had opgericht, haar vijftigjarig jubileum vierde in 1933, eerde men hem door in zijn aanwezigheid op de Brink te Assen een linde te planten als "meiboom". Actief op velerlei terrein, onder andere als hoofdbestuurslid van de Vereniging tegen Prostitutie en actief in de Asser vereniging Armenzorg, was Meyboom een markante persoonlijkheid op wetenschappelijk en kerkelijk terrein. 

Tatum Zubli

Tatum ZubliDr. Nicolaas Hendrik Tatum Zubli (1806-1888) studeerde theologie in Leiden, waar hij in 1829 promoveerde op het proefschrift De hymno Mariae. Hij werd in 1837 predikant in Assen en behoorde tot de rechtzinnige richting. Rond hem ontstond een reeks van conflicten, waaraan voor een deel de verhoudingen rechtzinnig-vrijzinnig ten grondslag lagen. Hoewel er van veel kanten bij hem op werd aangedrongen het emeritaat aan te vragen, gezien zijn hoge leeftijd, duurde dat nog tot 1886. Twee jaar later overleed hij en werd op de Noorderbegraafplaats begraven.

Naast zijn predikantschap legde hij zich ook toe op dichten. Door deze laatste activiteit ontstond er correspondentie met Isaäc da Costa. Zijn gedichten verschenen in diverse almanakken en jaarboekjes.

Nassau

NassauDr. Hendrik Jan Nassau (1791-1873) werd, nadat hij als onderwijzer werkzaam was geweest in Den Haag en Hoogezand, in 1820 benoemd tot taalmeester te Assen voor een Franse jongensschool. De leerlingen van deze school werden opgeleid voor de handel en de ambtenarij. Toch had Nassau grotere ambities en ondervond daarin steun van de stad Assen en van Gouverneur Petrus Hofstede. Men kwam tot een instituut, dat een combinatie was van de Franse school en de Latijnse school, aan welke school de leerlingen werden voorbereid op een studie aan een der universiteiten of hogescholen. Hendrik Jan Nassau werd rector van dit instituut en schonk zelf vooral aandacht aan het onderwijs in de klassieke talen. De school van Nassau kreeg in zeer korte tijd een grote reputatie.

In 1829 promoveerde Nassau cum laude in de Letteren aan de Groninger Academie. Veel herinnert in Assen nog aan deze uitnemende onderwijsman: het Nassaucollege, de Dr. Nassaulaan en Huize Nassau, het monumentale landhuis aan de Hoofdvaarts-weg, waar Nassau heeft gewoond. Hendrik Jan Nassau overleed in 1873.

Pelinck-Zijnen de Gier

Wilhelmina JPelinck-Zijnen de Gieracoba Pelinck-Zijnen de Gier (1872-1934), geboren in het Brabantse Berlicum, kwam door de benoeming van haar echtgenoot mr. Hendrik Pelinck tot president van de rechtbank naar Assen. Door haar toedoen kwam er een Kraamverplegingsdienst, een bakeropleiding en goed uitgeruste consultatiebureaus voor zuigelingen. Door de toenmalige Commissaris van de Koningin J.T. Linthorst Homan, overtuigd van haar grote kwaliteiten op welzijnsgebied, werd zij gevraagd zitting te nemen in de Commissie voor de Hygiëne van Moeder en Kind. In die commissie werd zij de stuwende kracht. Toen zij overleed in 1934 was er bijna in elk Drents dorp een consultatiebureau.

 

Literatuur

  • H. Gras e.a., Geschiedenis van Assen (2000)
  • Dr. J. Heringa e.a., Geschiedenis van Drenthe (1985)
  • Petra Brooman, Krüderige Wieven, Drentse vrouwen in de 20e eeuw (Zutphen, 1991)
  • Encyclopedie van Drenthe (2003)
  • Het Asser Historisch Tijdschrift
  • Biografisch Woordenboek van Nederland

 

 

Aangepast: 08 januari 2022

Nieuw op de website