Skip to main content

Haarlem - Algemene Begraafplaats De Kleverlaan

27 oktober 2006

 

Ten noorden van de oude binnenstad van Haarlem ligt de zeer fraaie begraafplaats Kleverlaan, ook wel Akendam genoemd naar de voormalige buitenplaats die hier ooit lag. De laatste bewoner van deze buitenplaats was de bekende tuin- en landschapsarchitect J.D. Zocher jr. (1791 - 1870). Hij ontwierp ook de begraafplaats, toen nog gelegen in de gemeente Schoten (opgeheven 1927). Zocher koos voor een ontwerp in landschapsstijl met veel reliëf en een waterpartij waarin een eiland gelegen was. Op dit eiland werd een joodse begraafplaats aangelegd met een eenvoudig metaheerhuisje. Verder werd de begraafplaats verdeeld in een Katholiek gedeelte en een Protestants gedeelte. In 1832 werd hier voor het eerst begraven. Sindsdien is er behoorlijk wat veranderd aan de begraafplaats onder andere door twee grote uitbreidingen. Maar deze begraafplaats was niet de eerste buitenbegraafplaats van Haarlem. 

Begraven in Haarlem in de achttiende eeuw

Sfeerbeeld van oude gedeelte van de begraafplaats.Net als in veel andere steden werd de gegoede Haarlemse burgerij begraven in de kerk. De Grote kerk nam een belangrijke plaats in binnen dat begraven. Voor wie dat niet kon betalen, restte het kerkhof. Bewoners buiten de stad kregen in 1636 de beschikking over een eigen openbare begraafplaats aan de Dreef. Dit zogenaamde Zuiderkerkhof was speciaal voor mensen die buiten de zuidelijke stadsgrachten woonden. Deze begraafplaats werd tot 1832 gebruikt. Verschillende doden werden daarna naar de Kleverlaan overgebracht. In 1858 werd het terrein aan de Dreef verkocht waarna er in 1875 een woonhuis werd gebouwd. Nog later werd hier de Dreefschool in gebruik genomen. Aan de noordzijde van de stad werd in 1673 het Noorderkerkhof aangelegd op het Statenbolwerk, ten westen van de Kennemer- of Nieuwpoort. Deze begraafplaats, ook wel De Punt genoemd, was vooral bestemd voor armen en onvermogenden.

Joodse inwoners van Haarlem moesten tot 1770 hun doden naar Amsterdam brengen alwaar de arme joden en kinderen op Zeeburg werden begraven en de rijkere op Muiderberg. In 1770 kreeg de joodse gemeente in Haarlem toestemming om ten oosten van de Nieuw- of Kennemerpoort een eigen begraafplaats aan te leggen op het bolwerk. Tien jaar volgde een kleine uitbreiding doordat men iemand buiten de begrenzing had begraven. Daarna werd het kleine stukje grond van een haag voorzien zodat er geen fouten meer gemaakt konden worden. Tot 1832 werd op het bolwerk begraven.

In het laatste kwart van de achttiende eeuw begon het te gisten in Holland. Steeds meer revolutionaire ideeën kwamen overwaaien uit Frankrijk en de onrust nam sterk toe. Op het terrein van begraven leidden al die ideeën al rond 1779 tot een zogenaamde buitenbegraafplaats ‘Ter Navolging’ in Scheveningen. Hoewel reinheid en hygiëne de aanleiding waren, bleef het slechts bij een handjevol andere initiatieven. Vanaf 1795, met de komst van de Fransen, werd in Holland een verbod uitgevaardigd op het begraven binnen de steden. Verschillende groepen vochten om de macht en in 1797 werd het verbod alweer ingetrokken. Maar hier bleef het niet bij want bij de inlijving van Holland in het Franse keizerrijk in juli 1810 werd alle Franse wetten van toepassing. Dat hield in dat het wederom verboden werd om te begraven binnen de steden. Een enkele stad had rond die tijd al een begraafplaats buiten de bebouwde kom aangelegd, maar vaak ongebruikt. In aller haast werd in Haarlem de oude begraafplaats op het Statenbolwerk, De Punt geheten, gereed gemaakt voor meer begravingen. Ook burgers ontplooiden initiatieven om hun doden te kunnen begraven. Willem Borski, bankier en makelaar in fondsen, tevens eigenaar van landgoed Elswout in de Kennemerduinen, was zo iemand. Zo lang zijn familie niet begraven kon worden in de Nieuwe Kerk te Amsterdam, wilde hij hen begraven op een deel van zijn landgoed nabij Overveen. De begraafplaats was vooral bedoeld voor aanzienlijke burgers zoals Borski. Hijzelf werd er echter nooit begraven want toen hij in 1814 overleed, waren de Fransen alweer verdwenen en was daarmee het verbod opgeheven. Veel Haarlemse families lieten na het vertrek van de Fransen in 1813 hun dode familieleden weer opgraven van de buitenbegraafplaats om ze gewoon in de kerken te begraven, zoals men gewend was. De begraafplaats De Punt bleef in gebruik, getuige ook de tekening die architect en tuinkundige Jan David Zocher jr. (1791-1870) in 1821 maakte voor een plan voor het plantsoen op de bolwerken. Daarin nam hij de begraafplaats op, maar lang zal er niet meer gebruik van gemaakt zijn. In 1829 werd een verbod geëffectueerd dat begraven binnen steden met meer dan 1.000 inwoners niet meer toestond. Begraafplaatsen dienden buiten de bebouwde kom, op voldoende afstand, aangelegd te worden. Voor de gemeente Haarlem was dat aanleiding om een geheel nieuwe begraafplaats te laten ontwerpen. Alle bestaande begraafplaatsen zouden worden gesloten. 

Zocher biedt de oplossing

Door een aardig toeval was de zoektocht van de gemeente Haarlem naar een locatie voor een nieuwe begraafplaats snel over. Jan David Zocher jr. deed de gemeente namelijk het voorstel zijn recent verworven buitenplaats Akendam over te nemen voor het stichten van een begraafplaats. Akendam was een buitenplaats uit het laatste kwart van de achttiende eeuw dat door Arnoldus Martinus Pennick Hooft werd ingericht en voorzien van een park. Na zijn overlijden in 1818 trouwde zijn weduwe met Zocher die zelf ook al een buitenplaats bezat. In 1826 kwam Akendam in bezit van het echtpaar, waarop Zocher besloot het buiten aan de gemeente te verkopen. Het goed kostte de gemeente 9.000 gulden. Daarvoor kreeg men het huis Akendam met omliggende gronden in bezit, staande op de hoek van de Kleverlaan, langs de doorgaande weg naar Alkmaar.

De nieuwe begraafplaats moest ruimte bieden voor alle gezindten, inclusief de joden. Die laatste hadden, net als de katholieken, veel bezwaren tegen deze gezamenlijke opzet. De katholieken wilden niets liever dan een eigen begraafplaats opdat zij hun eigen gebruiken en rites konden uitvoeren. Daar ging de gemeente niet of nauwelijks op in want bij de aanbesteding bleek al dat een kapel en kruis Het katholieke gedeelte met de kapel in de 21ste eeuw.met corpus zouden ontbreken en dat er geen ongewijd stuk aarde aangewezen was. In een bezwaar werd dit alles uit de doeken gedaan. Pas in 1831 werd voldaan aan een aantal eisen, zoals een kapel. Het was echter uitdrukkelijk niet de bedoeling dat men op het katholieke gedeelte processies zou houden of andere godsdienstige plechtigheden.

Net als de katholieken vonden de joden dat een begraafplaats met een openbaar karakter niet voldeed aan hun religieuze eisen. Men gaf aan de gemeente te kennen dat men het stuk grond graag aankocht zodat zij alleen zeggenschap zouden hebben. De gemeente ging daar niet op in, maar beloofde plechtig aan de joodse gemeenschap dat de begraafplaats nimmer geroerd zou worden. Daarmee konden de joden wel leven, zeker ook toen bleek dat het begraafplaatsje als het ware op een eiland zou komen te liggen. Degene die de aanleg hiervoor ontwierp was J.D. Zocher jr. 

Aanleg

Zocher had Akendam niet zomaar aangeboden aan de gemeente. Hij leverde er namelijk een ontwerp voor de aan te leggen begraafplaats bij. Aanvankelijk hadden Gedeputeerde Staten negatief gereageerd op de koopsom en de ligging. Zij suggereerden een plek dichter bij de singels. Na enig onderzoek bleek de locatie toch de meest gunstige en gingen Gedeputeerde Staten akkoord.

Op de kadastrale tekening van 1832 is de plattegrond van de nieuwe begraafplaats al ingetekend.Bij zijn ontwerp moest Zocher rekening houden met ruimte voor zeker 800 doden per jaar, van wie 120 in eigen graven zouden worden begraven. Een derde van de 680 doden die dan overbleven, zouden op een apart katholiek deel begraven worden, terwijl er ook nog eens veel kinderen onder de doden zouden zijn. Zeker 340 overledenen zouden begraven worden in algemene graven. Deze gegevens zette Zocher om in een ontwerp dat voor zeker twintig jaar ruimte zou bieden, met name voor de algemene graven. Van het buiten Akendam liet het ontwerp alleen het huis en erf op de hoek van de Kleverlaan en de Alkmaarsche Straatweg (nu Schoterweg) intact. De rest ging grondig op de schop. Grote delen werden afgegraven om ophogingen te kunnen maken en tegelijk waterpartijen te creëren. De waterpartijen werden aangesloten op het Spaanse Vaartje dat ten noorden van het perceel liep. Het ontwerp voorzag in twee grote lobben aan de noordzijde, een centraal deel in het midden en aan de westzijde het eerder genoemde eiland voor de joden. De grootste lob, het dichts bij de weg werd bestemd voor de katholieken. De grote hoeveelheden vrijgekomen grond modelleerde Zocher in de destijds zeer moderne Engelse landschapsstijl, wat inhield dat er slingerende paden, glooiingen en zichtlijnen werd gecreëerd. Het geheel werd beplant met veel inheems pootgoed, waaronder beuken, iepen, hulst, eiken, kastanjes en treurwilgen. Ook werden er veel struiken en vaste planten gepoot zodat het ontwerp goed tot zijn recht zou komen. De hoofdingang kwam aan de doorgaande weg te liggen waar een brede dam afgesloten werd met een zwaar gietijzeren hekwerk tussen hardstenen pijlers waarop vlinders in reliëf en een vermanende tekst. De joodse begraafplaats had een eigen toegang aan de Achterweg. Ook kreeg de begraafplaats een eigen metaheerhuisje voor de bewassing van de gestorvenen voor de ter aarde bestelling.

In gebruikname

Op een kaart, vervaardigd door Schuurman in 1835, is goed te zien hoe de begraafplaats in haar omgeving ligtNadat het werk voltooid was, kon de begraafplaats op 1 juni 1832 in gebruik worden genomen. De eerste begrafenis vond plaats op het rooms-katholieke deel en drie dagen later volgde het eerste algemene graf. Naast eigen graven voor onbepaalde tijd was er de mogelijkheden graven te huren voor een bepaalde tijd en uiteraard de algemene graven. De eerste graven werden voorzien van grote grafmonumenten en soms werden er kelders aangelegd. Plaatsen die in het ontwerp niet bestemd waren voor uitgifte, werden in de loop der tijd toch uitgegeven. Deze plaatsen lagen vooral langs de paden en waren dus goed bereikbaar. Daarachter lagen vaak de huur- of algemene graven. Het grootste verschil zat in de periode van ruiming. De eigen graven werden nagenoeg niet geruimd, de huurgraven alleen wanneer de graven in andere handen kwamen en de algemene graven werden geruimd zodra een veld vol was. De kosten voor een graf werden navenant berekend.

Behalve een kapel op het katholieke deel stond nabij de ingang ook nog een gebouwtje waarover weinig bekend is. De houten kapel werd gebouwd naar een ontwerp van Zocher en uitgevoerd door de Haarlemse aannemer N. Swarte. Oorspronkelijk was de kap voorzien van een rieten bedekking maar dit was begin jaren tachtig zo verrot dat men van plan was het geheel te slopen. Gelukkig kon met het aanbrengen van een bedekking van golfplaten erger voorkomen worden. 

Eerste uitbreiding

Rond 1880 werd duidelijk dat het algemene gedeelte van de begraafplaats vol zou raken en dat een uitbreiding nodig was. Al in 1879 had Louis Paul Zocher (1820-1915), de zoon van J.D. Zocher een ontwerp gemaakt voor een uitbreiding in noordelijke richting. Ook gemeentearchitect Jacques Leijh maakte een ontwerp, maar dan voor de westzijde. Uiteindelijk werd gekozen voor het ontwerp van L.P. Zocher. Zocher was net als zijn vader architect voor gebouwen en tuinen. Hij had een grote belangstelling voor landschapsinrichting. Tot 1870 werkt hij samen met zijn vader. Werken die Zocher aanpakte, behoorden tot de topprojecten in die tijd, zoals begraafplaats Zorgvlied voor de gemeente Nieuwer-Amstel, Westerveld bij Driehuis en de uitbreiding van het Vondelpark in Sfeerbeeld van de uitbreiding met glooiende waterpartijen.Amsterdam. Net als het eerste deel werd ook de uitbreiding in een Engelse landschapsstijl ontworpen. Ook hier werd gewerkt met waterpartijen, glooiende taluds en rondlopende paden. Er hoefde geen rekening meer gehouden te worden met meerdere gezindten. De joodse inwoners van Haarlem hadden inmiddels rond 1877 een nieuwe begraafplaats aan laten leggen terwijl de katholieken vergevorderde plannen hadden voor een eigen begraafplaats, iets verder naar het noorden. Bovendien bleek het katholieke deel nog wel voor enkele jaren ruimte te bieden.

In het plan van de jonge Zocher laat zich al een kleine kentering in de begraafcultuur herkennen. Niet alleen ontwierp hij een grafkeldergalerij maar ook lagen veel meer graven aan pad dan in het oude deel. De galerij was bedoeld om het noordelijke deel van de begraafplaats een goede afsluiting te geven. Het onderdeel werd niet meteen uitgevoerd maar kreeg later een grootste invulling. De uitbreiding kreeg een eigen ingang in dezelfde trant als de oorspronkelijke hoofdingang.

In 1887 waren de werkzaamheden gereed en kon ook dit deel in gebruik worden genomen.

De rustieke ijzeren brug die het oudste deel verbind met de uitbreiding.De uitbreiding was in eerste instantie alleen toegankelijk via de nieuwe ingang. In 1889 werd tussen beide delen een rustieke gietijzeren brug geslagen. De constructieve gietijzeren delen van de brug zijn zo gemaakt dat ze een imitatie van hout weergeven. De vaste brug is gemaakt door de ijzergieterij Th.M. Blom uit Haarlem naar een ontwerp van de gemeentearchitect Leijh. Hij was in 1893 ook de ontwerper van het grootse mausoleum in neoclassicistische stijl. Het mausoleum werd bestemd voor grafkelders en wandgraven. Daarmee kreeg Haarlem een uniek gebouw. Het geheel symmetrisch opgezette gebouw staat op een rechthoekig grondplan en bestaat uit drie delen: een centraal volume met flauw hellende dwarskap, geflankeerd door lagere vleugels met flauw hellende langskappen. Het centrale volume Het mausoleum dat tot op de dag van vandaag gebruikt wordt.heeft een Dorisch tempelfront met twee gecanneleerde zuilen. In het timpaan bevindt zich een sculptuur van de beeldhouwer J.P. Maas dat de drie schikgodinnen voorstelt met de levensdraad uit de Griekse mythologie. De zijvleugels bestaan uit colonnades van Ionische zuilen en halfzuilen. Het interieur is verschillende malen aangepast. In 1925 werd het centrale volume ingericht als aula. In 1972 of 1973 werd het plafond van de aula verlaagd en de portiek voorzien van een glazen afsluiting met in de bovenrand een donkere horizontale baan.

Het steenhouwershuisje uit 1887 in gerestaureerde staat.Leijh had eerder in 1887 ook het kleine huisje nabij de noordelijke zij-ingang aan de Schoterweg ontworpen. Dit huisje dat het steenhouwershuisje wordt genoemd, is bedoeld als bewaarplaats voor materiaal. Onder een kleine overkapping konden bezoekers ook schuilen voor de regen. De naam is aan het huisje gegeven omdat veel steenhouwers hier hun werk konden doen, zoals het kappen van letters. Ook sloegen steenhouwers hier hun materiaal op. Het huisje is na jarenlange verwaarlozing rond 2010 geheel in oorspronkelijke staat teruggebracht. 

Joodse begraafplaats

In de eerste helft van de negentiende eeuw groeide de joodse gemeenschap in Haarlem harder dan men had verwacht. Naast een grotere synagoge in 1841 was er ook al snel een nieuwe begraafplaats nodig. Die kwam er in 1877, gelegen langs de Amsterdamsche Straatweg. Er doen over de aanleg wat verschillende jaartallen de ronde, maar duidelijk is dat de joodse gemeenschap een nieuwe begraafplaats kreeg. Toch werd de oude joodse begraafplaats nog tot 1923 gebruikt. Toen waren hier enkele honderden doden begraven. In 1960 werd de eerste joodse begraafplaats op het Bolwerk geruimd onder rabbinaal toezicht. De stoffelijke resten werden overgebracht naar de nieuwe begraafplaats, evenals de in goede staat verkerende grafmonumenten. De slechte werden vernietigd.

De oude begraafplaats bleef, zoals beloofd, in stand. 

Tweede uitbreiding

Bij de aanleg van de begraafplaats had Haarlem minder dan 25.000 inwoners. Toen de eerste uitbreiding in gebruik werd genomen, waren dat er bijna 50.000 en na 1900 groeide het aantal inwoners door naar ruim 70.000. En ook al daalde het sterftecijfer, het aantal sterfgevallen nam wel toe. Met de verwachting dat Haarlem nog verder zou groeien, was een tweede uitbreiding nodig. De enige mogelijkheid was naar het westen waar nog ruim drie hectare grond beschikbaar was. In 1912 werd begonnen met de plannen. Direct werd weer aan Zocher gedacht, maar die was inmiddels 92 jaar oud en niet meer in staat om het werk op te pakken. In eerste instantie maakte de directeur Openbare Werken L.C. Dumont een plan, maar B&W wensten meer alternatieven. Aan L.A. Springer (1855-1940) werd vervolgens verzocht een aantal ontwerpen te maken. Springer had rond die tijd zijn sporen op het gebied van begraafplaatsen ruimschoots verdiend. Hij ontwierp veel uitbreidingen van begraafplaatsen, maar was het meest bekend om zijn ontwerp voor de Nieuwe Oosterbegraafplaats in Amsterdam (1892). In en rond Haarlem had Springer villaparken opgeleverd en ook het Kleverpark, het Haarlemmerhoutpark en het Zuiderhoutpark waren van zijn hand.

De tekening die in 1916 door Springer werd gemaakt voor de aanleg van de tweede uitbreiding.In de loopbaan van Springer had zich ondertussen wel een kentering voltrokken. Van landschappelijk georiënteerde ontwerpen ging hij naar een gemengde stijl en later naar een vrij geometrische stijl. Deze meer functionele ontwerpstijl paste perfect bij de opvattingen die inmiddels vaste voet hadden gekregen in de begraafwereld: elk graf moest toegankelijk zijn via een eigen toegang en de graven kregen naar verhouding meer ruimte en meer groen toegemeten. Daar pasten rechte paden en een overzichtelijke structuur bij. Het contrast van zijn ontwerpen met de reeds aanwezige delen was bijzonder groot. Van de twee plannen die hij voorlegde aan B&W, sloot plan B meer aan bij de rest, maar er werd toch voor plan A gekozen. Meest drastische verandering was wel dat in het plan geen ruimte was voor water en dat er ook nauwelijks hoogteverschil in zat. Uit deze uitbreiding moest het maximum aan begraafcapaciteit gehaald worden. Het ontwerp van Springer ging uit van een principe dat hij meer toepaste in zijn ontwerpen: een zogenaamde ganzenvoet. Dit principe levert van een centrum een aantal hoofdpaden op die met elkaar verbonden worden met enkele ruimer worden cirkels. Het ontwerp kent ook nog enkele ovale en ronde toevoegingen die het geheel toch een speels effect geeft. De beplanting werd uiteraard aangepast aan het ontwerp, bijvoorbeeld door veel hoge bomen langs de hoofdpaden te plaatsen met lagere beplanting in de vakken. Springer bedacht ook een compleet nieuwe hoofdas voor de begraafplaats met een nieuwe ingang aan de Kleverlaan. De huidige ingang met het volledig gerestaureerde hek.Deze toegang werd in een neoclassicistische stijl opgebouwd. Tussen vier identieke, bakstenen pilaren is in het midden een dubbel smeedijzeren hek geplaatst met ter weerszijden lagere voetgangershekken. De pilaren zijn bekroond met een zandstenen afdekking waarop met festoenen omklede asurnen zijn geplaatst. In het dubbele hek is een ouroboros (staartbijtende slang) verwerkt en in de zijhekken een rechthoekige opening met daarin rozetten. Enkele details in het hek, zoals de punten van de spijlen en de slang zijn enkele jaren geleden bij een restauratie voorzien van een goudkleurige afwerking.

Voorzijde van de abri die Springer voor zijn uitbreiding ontwierp.De hoofdas kreeg direct na de toegang ook een aftakking naar het oude deel van de begraafplaats. In het centrum gaf het nieuwe ontwerp direct toegang tot de joodse begraafplaats. Na het middendeel, waarin een abri werd opgenomen, liep de hoofdas door naar achter, maar smaller dan daarvoor. Hier werd geen toegang gecreëerd tot de eerste uitbreiding, hoewel Springer dat wel had voorgesteld. Een waterpartij zat in de weg.

Naast de centraal in de hoofdas opgenomen abri werd achterop het nieuwe deel in 1926 ook een schaftlokaal met bergruimte gebouwd. In een eerdere fase was ook rekening gehouden met een aula en een opzichterswoning, maar die zijn later uit het ontwerp geschrapt.

Verder gebruik

Nadat de begraafplaats zijn volle omvang had gekregen van meer dan acht hectare, bleef niet alles bij het oude. Door een stuk vijver te dempen werd rond 1920 een toegang gecreëerd naar de eerdere uitbreiding. Dit maakte de logistiek op de begraafplaats veel gemakkelijker. In 1925 kreeg de nieuwe De ingang van de eerste uitbreiding zoals die er nu bij ligt.ingang aan de Kleverlaan de functie van hoofdingang. De oude ingangen kwamen bij de verbreding van de Schoterweg in een geheel andere context te staan. Alle waterpartijen langs de Schoterweg, werden gedempt en de ingangen werden geheel opnieuw aangelegd. De hardstenen pilaren werden behouden maar de hekwerken werden vervangen. Het Spaanse Vaartje verdween waardoor de doorstroming in de vijvers niet meer mogelijk was. Een vijver tussen het katholieke gedeelte en een algemeen gedeelte werd eveneens gedempt om meer ruimte te maken voor graven. Daarmee werd de typerende structuur van de eerste aanleg veel geweld aangedaan. Daar kwam nog eens bij dat het huis Akendam nu ook afgebroken werd. Hier had altijd de opzichter van de begraafplaats gewoond en er was kantoor gehouden. In 1929 werd op de hoek van de Kleverlaan en de Schoterweg een nieuwe beheerderswoning gebouwd.

Nadat in 1937 aan de Vergierdeweg de nieuwe Noorderbegraafplaats in gebruik werd genomen, raakte de oude begraafplaats wat in de vergetelheid. Dat werd nog versterkt nadat in 1958 een grote katholieke begraafplaats werd geopend, eveneens aan de Vergierdeweg. Ondanks dat er op de oude begraafplaats feitelijk nog ruimte genoeg was, met name op de algemene delen, gebeurde er niets. De faciliteiten van de begraafplaats pasten steeds minder bij de wensen van de nabestaanden die daarnaast hun dierbaren vaker lieten cremeren. Er werden geen nieuwe graven meer uitgegeven en de inkomsten liepen sterk terug. De opzet van de begraafplaats bracht echter hoge kosten met zich mee waardoor in de jaren zestig ideeën ontstonden om de begraafplaats in te richten als wandelpark. Daarop werd het oudste deel van de begraafplaats (inclusief het katholieke deel) met ingang van februari 1969 gesloten verklaard. Er zouden op de rest van de begraafplaats alleen nog bijzettingen mogen plaatsvinden. In het begin van de jaren negentig van de twintigste eeuw lag het aantal begravingen op de oude begraafplaats rond de dertig per jaar. De problemen ten aanzien van het onderhoud werden alleen maar groter en een nieuwe bestemming bleek niet op korte termijn te realiseren. 

Donkere toekomst

Met een slechte financiële situatie werden binnen de gemeente allerlei plannen bedacht voor de toekomst. Deze liepen uiteen van het bouwen van een crematorium tot gehele ruiming om er kantoren en woningen te bouwen. Eind jaren tachtig zag de Dienst Hout en Plantsoenen wel wat in het idee om vervallen graven te ruimen om deze weer opnieuw uit te geven. De politiek besliste echter anders. Het idee was om bij de Noorderbegraafplaats een crematorium te bouwen, de faciliteiten daar te verbeteren, de nieuwe katholieke begraafplaats te sluiten en op de oude begraafplaats alleen het gedeelte bij het mausoleum nog open te houden als exclusieve begraafplaats. De rest kon dan park worden.

In mei 1994 werd de verdere sluiting van de oude begraafplaats een feit. De oude naam van de begraafplaats ‘Akendam’, werd aan de Noorderbegraafplaats gekoppeld. Nu leek definitief het doek te zijn gevallen voor de begraafplaats. Slecht onderhoud had veel gevergd van de uitstraling en ook de gebouwen verkeerden in slechte staat. In 1995 werden rechthebbenden die bezwaar hadden gemaakt tegen de sluiting in het gelijk gesteld. De gemeente had onzorgvuldig gehandeld inzake de sluiting en moest feitelijk de procedure opnieuw starten. Maar het tij leek gekeerd. De bouw van een crematorium zou de tekorten op de begraafplaatsen kunnen doen afnemen en van een sluiting van de oude begraafplaats werd afgezien. De begraafplaats die nu Kleverlaan werd genoemd, kwam meer Ook de joodse begraafplaats behoort tot het rijksmonument.en meer in de belangstelling en er werd zelf de status van rijksmonument aangevraagd. Die toewijzing kwam in 1999. Onder de oude naam Algemene begraafplaats Akendam zijn de parkaanleg met bijbehorend padenstelsel, waterpartijen en beplanting, de hoofdingang, de beide oude ingangen, de houten abri, het mausoleum, de kapel op het katholieke deel, het steenhouwershuisje, de gietijzeren brug en een aantal grafmonumenten (C. en J. Outshoorn, J.D. en L.P. Zocher en Jaap Eden) beschermd.

Wedergeboorte

Dat de begraafplaats aangewezen is als rijksmonument zal niemand die de begraafplaats bezocht heeft, bevreemden. De oorspronkelijke aanleg en de latere uitbreidingen geven immers een fraaie vormenstaal van diverse stijlen die in de negentiende en twintigste eeuw in de landschapskunst werden toegepast. De glooiende paden van het eerste ontwerp met verrassende doorzichten, de uitbreiding waarin het mausoleum een imposante indruk maakt in een Engels cultuurlandschap en de haast klassieke vormen in het ontwerp van Springer leveren elk een eigen karakter aan de begraafplaats waardoor een wandeling zo aangenaam is. De honderden gedenktekens spreken over de geschiedenis van Haarlem en alle vertellen ze een verhaal.

Het keerpunt voor de begraafplaats zorgde voor nieuwe investeringen, een ander onderhoudsbeleid en nieuwe faciliteiten met ondermeer asbestemmingen. In 1999 werd het mausoleum gerenoveerd. Dat was zeker nodig want verbouwing en slecht onderhoud hadden door de tijd hun sporen nagelaten. Binnen- en buitenzijde werden in oude luister hersteld, maar binnen werd wel het een en ander gemoderniseerd. Verder werd een centraal verwarmingssysteem aangelegd. In het souterrain is centraal een columbarium ingericht. Ook de andere gebouwen werden in de loop van de tijd aangepast en opgeknapt. Het vlakbij het mausoleum staande steenhouwershuisje dat ook al lange tijd in slechte staat verkeerde, is inmiddels ook fraai gerestaureerd. Daarbij is de oude overkapping aan de zijde van de begraafplaats weer in ere hersteld. Deze was in de jaren zestig van de twintigste eeuw afgebroken omdat dit deel op instorten stond.

Het metaheerhuisje op de joodse begraafplaats werd in 2000 weer voorzien van een zinken dak, zoals het waarschijnlijk origineel ook heeft gekend. De stèles die hier het beeld kenmerken, zijn merendeel voorzien van Hebreeuwse opschriften. Door de vele bomen wordt het eiland gekenmerkt door een zeer rustieke sfeer.

Op het katholieke deel, nu grotendeels een grasveld, staat nog steeds het kapelletje uit 1832. Na sluiting van dit deel werd de kapel jarenlang gebruikt als opslagruimte. In 2002 is de kapel gerestaureerd en kan het weer gebruikt worden voor kleine uitvaarten. Het grasveld wordt ecologisch beheerd en is feitelijk veranderd in een bloemenweide. 

Zoals eerder al aangeven is ook het toegangshek aan de Kleverlaan aangepakt. Het hek had in de loop der jaren veel van zijn uitstraling verloren. Het ijzerwerk was sterk verroest en het metselwerk van de pijlers had te lijden van uitzettende ankers. Onderdeel van de restauratie was een ook onderzoek naar de kleuren van het hekwerk. De hekken bleken van oorsprong groen geverfd en later van donkergrijs naar een aluminiumkleur te zijn aangepast. Er werd niet weer gekozen voor de oorspronkelijke kleur maar voor een meer sprekende kleurstelling. Terwijl het hekwerk zwart werd geverfd kregen de decoratieve elementen een opvallende laag bladgoud. Bij het herstel is zoveel mogelijk het originele materiaal gespaard, maar waar nodig zijn nieuwe materialen gebruik, zoals de bevestigingen die nu in roestvast staal zijn uitgevoerd. Alleen de zandstenen afdekkingen zijn niet behandeld, maar dat valt nauwelijks op.

Naast dit alles is ook de beplanting op begraafplaats in de afgelopen jaren hersteld. De verscheidenheid was in de loop der jaren teruggelopen maar deze is weer behoorlijk hersteld. Men vindt op de Kleverlaan een uitgebreide verzameling boomsoorten (ruim tachtig) en variëteiten. Naast veel voorkomende soorten als iepen, eiken en beuken komen daarnaast ook exotischer soorten zoals Zelfs in wintertooi is de begraafplaats goed te beleven.de hemelboom, moeraseik, moseik, Perzische slaapboom en amberboom voor. Ook allerlei heesters en struiken, waaronder de Pindakaasboom zijn in de loop der tijd hier aangeplant. Voor de liefhebber is er zelfs een aparte brochure verschenen over de natuur op de begraafplaats. Ook is op de begraafplaats een grote variatie aan kruidachtigen te vinden, vooral op het deel van de Joodse begraafplaats, waar minder intensief onderhoud meer planten een kans geeft. In alle jaargetijden is er wel wat te beleven op de begraafplaats, zeker ook omdat de biotopen zeer divers zijn. 

Bijzondere grafmonumenten voor bijzondere personen

De begraafplaats beschikt ook over een gerestaureerde graftrommel, hier in handen van toenmalig beheerder Harrie Boelé.Dat er op de begraafplaats vanzelfsprekend ook fraaie grafmonumenten te vinden zijn, zal niemand verbazen. In allerlei materialen, grootte en uitvoeringen zijn er monumenten te vinden. De hoeveelheid symbolen op de begraafplaats is hoog. Met het katholieke deel erbij komt nagenoeg elk bekend funerair en wereldlijk symbool voor.

Op de nu ruim acht hectare grote begraafplaats zijn in de loop der tijd duizenden Haarlemmers begraven. Onder hen veel gewone mensen wier naam niemand meer wat zegt, maar er zijn hier ook verscheidene beroemde personen begraven. Helden als wielrenner en schaatser Jaap Eden (1873-1925) hebben hun laatste rustplaats gevonden. Zijn grafmonumenten toont Eden op de fiets terwijl een gebeeldhouwde lauwerkrans een hoek van het monument siert. Ook een aantal van de De eenvoudige stèle voor J.D. Zocher, de ontwerper van de begraafplaats.personen die de begraafplaats of een onderdeel daarvan hebben ontworpen, liggen hier begraven. Vader en zoon Zocher hebben hier hun laatste rustplaats, beiden op het oudste deel. In zijn eigen mausoleum is de architect Leijh bijgezet.

Naast enkele lokale beroemdheden zijn hier ook de graven te vinden van de natuurkundigen Hendrik Antoon Lorentz (1853 - 1928) en Pieter Zeeman (1865-1943) die in 1902 de Nobelprijs voor natuurkunde wonnen. Herinnering aan nationale gebeurtenissen vinden we hier ook, zoals in het grafmonument voor professor E.W. Walch (1890-1934). Walch was hoogleraar in de gezondheidsleer in Batavia en had voor de Rockefeller Foundation onderzoek gedaan naar onder andere de bestrijding van malaria. Hij kwam om bij het vliegongeluk met de Uiver in Rutbah Wells (Irak).

Architect Cornelis Outshoorn (1810-1875) en diens zoon ligt hier ook begraven. Outshoorn was min of meer de huisarchitect van de Amsterdamse Bouw Maatschappij en ontwierp veel van de bouwprojecten die Sarphati had bedacht. Zo is het Amstelhotel een van zijn ontwerpen. Maar Outshoorn maakte vooral naam met zijn ontwerp voor het spectaculaire, geheel uit glas en ijzer opgetrokken Paleis voor Volksvlijt (1859-1864) in Amsterdam.

Tragiek is er in het grafmonument van de zeven meisjes die op 21 februari 1945 gedood werden bij een beschieting door een Engels jachtvliegtuig. De meisjes waren alle kinderen van enkele personeelsleden van drukkerij Johan Enschedé. Ze waren met een bus op weg naar pleeggezinnen op het platteland, precies op de dag dat geallieerde vliegers carte blanche hadden gekregen om op alles te schieten wat reed. 

Wat materialen betreft, is op de Kleverlaan een uiteenlopend variatie te vinden. Op de gedeelten waar kinderen begraven werden, blijken veel houten grafmonumentjes geplaatst te zijn. Andere materialen betreffen zandsteen, marbriet, marmer en vooral veel Belgisch hardsteen. Heel bijzonder zijn de twee zinken grafkruisen bij het katholieke deel. Van dergelijke kruisen resteren er in Nederland nog een handvol.

Een bezoek waard

Een van de gerestaureerde grafkelders, bakstenen roef met marmeren zerken.Er valt nog veel meer over de Kleverlaan te vertellen en zeker ook over de talloze personen die hier begraven zijn. Beter is het de begraafplaats eens te bezoeken en te proeven hoe de ideeën over begraven vorm kregen in een periode van bijna tweehonderd jaar. Voor wie geïnteresseerd is in bomen vindt op de Kleverlaan een waar arboretum. En nog steeds worden nieuwe grafmonumenten geplaatst en oude grafmonumenten gerestaureerd. Zo is rond 2019 en 2020 een aantal grote grafkelders op het oude gedeelte hersteld. 

 

Literatuur

  • Michman, Jozeph, Hartog Beem, Dan Michman, Pinkas - Geschiedenis van de joodse gemeenschap in Nederland; Amsterdam, 1999
  • Oldenburger-Ebbers, Carla S., Gids voor de Nederlandse tuin- en landschapsarchitectuur: deel west Noord-Holland en Zuid-Holland, Rotterdam, 1998.
  • Pop, Margreeth en Jaap Temminck; Kleverlaan. De geschiedenis van een begraafplaats; Haarlem, 2002.
  • Raak, Cees van; Dodenakkers. Kerkhoven, begraafplaatsen, grafkelders en grafmonumenten in Nederland; 1995; blz. 143-145.
  • Sliggers, Bert; ‘In alles ghetrou’. Geschiedenis van de Haarlemse Begrafenisbos ‘De vrijwillige Liefdebeurs’ (1719-1994), Haarlem, 1994.
  • De Kleverlaan, een monument als hedendaagse begraafplaats; uitgave van de sector Stadsbeheer, afdeling Begraafplaatsen van de gemeente Haarlem; 2000.

 

Internet:

 

 Met dank aan Harrie Boelé, voormalig beheerder Kleverlaan

Aangepast: 25 december 2020

Nieuw op de website


Kollum – Protestants kerkhof

16 maart 2024
~Fryslân

Jacobs, Aletta

07 maart 2024
~Maatschappij

Als bloemen bij het graf - Rolde

07 maart 2024
~Als bloemen bij het graf

Lobith - Katholieke kerkhof

12 februari 2024
~Gelderland