Artikelen
Hoog op het Engelsmanduin ten noorden van Hollum op het waddeneiland Ameland ligt een massagraf. De naam geeft al een beetje van het verhaal weg. Het gaat inderdaad om Engelse mannen. In de nasleep van een mislukte invasie met een Engels-Russisch leger om de Fransen te verdrijven, wisten zij eind 1799 het vege lijf te redden door aan boord te gaan van fregatschip De Valk. Met 444 opvarenden vertrok het schip begin november uit Den Helder.
Scheepsrampen waren in de negentiende eeuw eerder regel dan uitzondering. Meestal ging het om vrachtschepen die met man en muis vergingen. Een enkele keer ging het om een passagiersschip, waarbij niet alleen de bemanning het slachtoffer was maar alle opvarenden. Lang niet alle vergane schepen hebben aan wal sporen nagelaten. Zo wel de ‘Wilhelmsburg’, een Duits zeilschip dat in 1863 bij Terschelling verging bij een zware storm die in de nacht van 3 op 4 december op zijn hevigst was.
Op de begraafplaats van ’s-Gravenzande liggen twee afgeperkte grafvakken waar op één ervan de tekst “Lebet weiter in Gott” opvalt. Dit grafvak is afgezet met een laag muurtje en op het hoofdeind een opstand met daarop de Duitse tekst. Ernaast ligt nog een grafvak, met alleen een lage rand en een opvallende marmeren stèle met daarop een treurende vrouw. Een informatiebord en de teksten op de stenen in de grafvakken maken snel duidelijk dat het hier gaat om een verschrikkelijke scheepsramp.
De funeraire cultuur van 'het volk', vooral op het platteland, is altijd al in tegenstelling tot de cultuur van midden- en hogere klassen in de steden en doorspekt geweest met volks- en bijgeloof. De kerk maakte een strikte scheiding tussen het 'geestelijke' hiernamaals en het materiële hier en nu, maar voor het 'gewone volk' was dit onderscheid zo logisch niet.
Sinds eeuwen hebben epidemieën de mensheid geteisterd. Sinds eeuwen is er ook gezocht naar oorzaken én naar middelen om de strijd aan te gaan. In 1826 brak er in Groningen een ziekte uit die epidemische vormen aannam en vele dodelijke slachtoffers maakte. In de stad Groningen stierf bijna 10 procent van de bevolking. Ook delen van de provincie werden zwaar getroffen. De toenmalige gemeente Kantens en de gemeente Appingedam telden vele slachtoffers. Ook buiten Groningen eiste de ziekte slachtoffers, onder andere in het Friese Wirdum en Sneek, in het Noord-Hollandse Hoorn en in Overijssel.
“Het heeft Gode behaagd, in den avond van den 23n Maart 1897 tot zich te roepen Hare Koninklijke Hoogheid Mevrouw de Groothertogin van Sasken-Weimar-Eisenach, geboren Prinses Wilhelmina Maria Sophia Louise der Nederlanden. Eene kortstondige ongesteldheid maakte een einde aan Haar dierbaar en nuttig leven.“
Het bestand beoogt een overzicht te geven van alle gedrukte (m.n. genealogische) publicaties die de afgelopen 175 jaar gewijd zijn aan de begraaf- en gedenkplaatsen in het voormalige Nederlands-Indië, voor zover in deze publicaties ook daadwerkelijk namen van overledenen worden genoemd. Per publicatie wordt aangegeven hoeveel namen bij benadering vermeld worden (in totaal gaat het om zo'n 34.000 namen). Het overgrote deel van deze publicaties is te vinden op de USB stick “IGV publicaties” van de Indische Genealogische Vereniging.
Iedere onderzoeker doet wel eens een toevallige vondst. Soms heeft die vondst helemaal niets te maken met het doel van je onderzoek. Zo viel mijn oog op een negentiende-eeuwse overlijdensakte. Op 21 maart 1846 verscheen Sijtze Brouwer (1809-1871), genees- heel- en vroedmeester te Bergum, op het gemeentehuis van Tietjerksteradeel.
In de uiterste hoek van de Zuiderbegraafplaats in Groningen, op vak 4, liggen elf graven op een rij. Boven het middelste graf staat op een granieten opstaande plaat de tekst ‘Ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de ramp te Winsum - 16 october 1940 - Zij rusten in vrede.’ Een eerste gedachte is dat het misschien slachtoffers betreft van de oorlog. Maar er blijkt een heel andere tragedie schuil te gaan achter deze grafmonumenten.