De moord op Marietje Kessels in de Heilig Hartkerk in Tilburg

05 mei 2010

 

De vermissing

Op 22 augustus 1900 is Marietje Kessels te laat om de heilige mis van half acht bij te wonen. Wel bezoekt ze de door pastoor George van Zinnicq Bergmann (1851-1910) gegeven catechismusles van 8 uur. Omdat het een schitterende, zonnige dag is, zal 's middags de ezel voor de wagen worden gespannen om een ritje te gaan maken. Echter, het is woensdag en dan heeft ze pianoles van kerkorganist Gerard Schellekens. Die zal eerst toestemming gevraagd moeten worden om de les te verzuimen.Half elf verlaat zij het ouderlijk huis om die toestemming te gaan vragen en gelijktijdig een brief van haar ouders te posten. Verschillende mensen hebben haar in de richting van de op 300 meter gelegen Heilig Hartkerk zien lopen. Bij de kerk, ter hoogte van de zij-ingang, steekt ze schuin over in de richting van het tegenover de kerk gelegen café/koffiehuis De Zwarte Ruiter. De eigenaresse van dit etablissement ziet hoe Marietje zich in de ruit spiegelt en met haar hand door haar haar strijkt. Plotseling draait Marietje zich om en kijkt in de richting van het kerkportaal waar een man staat die naar het 11- jarige kind kijkt. Om de brief te posten zou Marietje linksaf moeten slaan. Niemand heeft haar echter meer levend gezien, bij Gerard Schellekens is zij niet geweest en de brief is nooit aangekomen….

Portret Marietje KesselsPortret Marietje Kessels

Maria Catharina Wilhelmina wordt op 2 maart 1889 geboren. Het gezin Kessels bestaat uit vader Mathijs J.H. Kessels (1858-1932), oprichter en directeur van de Koninklijke Nederlandsche Fabriek van Muziekinstrumenten, moeder Maria Philomena Kessels-Crijns (1863-1941) en zes kinderen waarvan Marietje het derde kind is. Na 1900 zouden nog 3 kinderen geboren worden. Maria werd in huiselijke kring Mia genoemd maar in Maria's dagelijkse leven noemde ieder haar Mientje. Een jaar later in de rechtbank van Breda omschreef vader Mathijs zijn dochter als "een opgeruimd, meegaand kind, tegen iedereen vriendelijk en zeer vroom van aard". Het welgestelde gezin bewoonde de "Villa Cecilia". 

Het zoeken

Mathijs Kessels is die 22e augustus 's morgens om 9 uur voor zaken met de trein vertrokken. Moeder Kessels gaat om 12 uur naar de stad om boodschappen te doen. Bij terugkomst, een uur later, vraagt ze aan het 22-jarige dienstmeisje Cato van de Sande waar Mia is. Het blijkt dat Mientje niet van haar tocht naar de pianoleraar is teruggekeerd. Een onderzoek bij de dichtbij wonende grootouders wijst uit dat ze daar niet is. Woonhuis, tuin en naastgelegen fabriekspand worden doorzocht. Als ze ook daar niet wordt gevonden is dat aanleiding Cato op pad te sturen om in de omgeving te gaan zoeken. Cato doet navraag in De Zwarte Ruiter. Over de man in het portaal wordt dan nog niet gesproken en bij Schellekens is ze niet geweest. Een aantal mensen zegt haar wel gezien te hebben. Cato loopt de kerk binnen maar als Marietje daar ook niet blijkt te zijn begeeft ze zich naar het stadscentrum. Om half vier doet ze op het politiebureau aangifte bij commissaris Hermanus Caarls (1835-1916). Ondertussen heeft mevrouw Kessels elf arbeiders uit de fabriek naar de stad gestuurd om te zoeken, zonder resultaat, waarna ze pastoor George W.J.M. van Zinnicq Bergmann (1851-1910) van de vermissing in kennis stelt. Deze laat zijn huishoudster nogmaals de kerk doorzoeken en gaat zelf in de catechismuskamer kijken waarna hij zich naar de Villa Cecilia begeeft om de moeder gerust te stellen. Om half zes worden nog zes kantoorbedienden van de fabriek naar het centrum gestuurd. De pastoor doorzoekt samen met mevrouw Kessels en twee kapelaans, Völker en Berkvens, nogmaals de kerk.

Pastoor George W.J.M. van Zinnicq BergmannPastoor George W.J.M. van Zinnicq Bergmann

Commissaris Caarls wacht om 6 uur 's avonds op het station op de aankomst van Mathijs Kessels. Om 7 uur geeft deze zijn tweehonderd werknemers vrijaf met het verzoek de stad te doorzoeken. Ook buiten de stad wordt massaal gezocht. Beken en meertjes worden doorwaad, alle toegestroomde tips worden nagetrokken maar midden in de nacht moet men concluderen dat het kind onvindbaar is. Dat tenminste 8 personen die avond tegen tien uur licht in de kerk hebben zien branden, wat ongewoon was, wordt pas later bekend.

Commissaris CaarlsCommissaris CaarlsDe volgende dag, donderdag, worden onder leiding van commissaris Caarls zoektochten gehouden. Ieder gerucht, hoe onwaarschijnlijk ook, wordt onderzocht. Het geheel gebeurt nogal ongecoördineerd en hoewel Caarls meent steeds dichter bij de oplossing te komen valt hem te verwijten dat hij geen aandacht heeft besteed aan de directe omgeving, de wijk Noordhoek en vooral niet aan de Heilig Hartkerk. In de avonduren worden door vader Kessels, commissaris Caarls en pastoor Van Zinnicq Bergmann de resultaten besproken en besloten vanaf nu alle tips even te laten rusten en de volgende morgen een nauwkeurige zoektocht in Noordhoek te houden. "Het woonhuis, alle woningen, tuinen en zo voort, stap voor stap".

Donderdags hoort een kantoorbediende van Kessels, Hendrik van de Put, van een collega dat 's woensdags tussen elf en half twaalf de deur die vanuit het zijportaal van de kerk toegang geeft tot de wenteltrap naar het verwulfsel, had opengestaan. 's Avonds om 7 uur ging Van der Put samen met de koster, Johan van Isterdaal, via de wenteltrap naar het verwulfsel. Later, tijdens het proces, zou Van der Put verklaren dat zij vluchtig links en rechts van de loopplank kijkend hadden gezocht; ze hadden verwacht dat het kind nog in leven zou zijn en zich dan wel zou laten horen.

Vrijdag, de 24estart de voorgenomen nauwkeurige zoektocht in Noordhoek. De arbeiderswoningen worden bezocht en er wordt navraag gedaan. Niet echter in de Heilig Hartkerk met zijn verwulfsel, kelder, tuin, sacristie, consistoriekamer en pastorie. Om half negen verschijnt schilder August Mutsaers. Hij moet wat klein schilderwerk aan de kerk verrichten. Met Antonius Boink, een koperslager die op het dak aan het werk is, bespreekt hij de verdwijning wat hen doet besluiten de kelder aan een onderzoek te onderwerpen. Boink gaat naar beneden, Mutsaers wacht boven aan de trap. Geen resultaat. Inmiddels is de kerk het middelpunt van een burgerzoekactie geworden, de politie houdt zich afzijdig. Twee arbeiders, Vlamings en Swaans, vragen Mutsaers met hen naar het verwulfsel te gaan. Swaans en Mutsaers zoeken langs het pad boven de zijbeuken, de 17-jarige Vlamings kijkt links en rechts langs het pad aan de lange zijde. Hun poging levert niets op.

Er is een briefkaart ontvangen waar in bedekte termen de pianoleraar/kerkorganist Gerard Schelllekens als verdachte wordt aangewezen. Petrus Schilder en zijn 20-jarige dochter Gerarda hebben zich 's ochtends bij commissaris Caarls gemeld met de mededeling dat zij vanachter de schutting die hun tuin afscheidt van de straat en naast het café De Zwarte Ruiter en tegenover de kerk is gelegen, op woensdagmorgen om ongeveer half elf zes of zeven keer hebben horen gillen. "Als afkomstig van een kind dat wordt mishandeld". Dat is voor commissaris Caarls aanleiding naar de kerk te gaan waar hij de schilder August Mutsaers ontmoet. Met hem wil hij de kerk doorzoeken. Mutsaers is nerveus en zegt dat ook want "Ik heb rust noch duur". Weet je dan iets van het kind? Ja, ik weet veel. Bij de zij-ingang, in het portaal wil Mutsaers zijn verhaal doen maar, verklaarde Caarls later in de rechtbank "Ik achtte die plaats minder geschikt". Ze betreden de ruimte achter de torendeur waar in een nis verscholen Mutsaers een deel van zijn materialen en gereedschappen bewaart. Ook hier wil Caarls niet aanhoren wat Mutsaers te vertellen heeft. Na een stuk de wenteltrap te zijn opgegaan zegt Caarls "Nu kunt gij spreken". Mutsaers vertelt dat koster Van Isterdaal het meisje op straat heeft aangesproken en het in de kerk heeft gebracht. In de nis waar ik mijn gereedschap bewaar liggen enige kledingstukken van het kind. Caarls gaat, na de nis heel vluchtig te hebben bekeken zonder daar kleren te hebben gezien, de kerk in waar hij Van Isterdaal verzoekt met hem mee te gaan. Ze begeven zich naar de Villa Cecilia. Daar aangekomen blijkt naast vader Kessels ook pastoor Van Zinnicq Bergmann aanwezig te zijn.

Caarls zegt dat de koster het kind woensdagmorgen om half elf heeft gezien. De pastoor vraagt "Zo, waar dan. Ik zag haar bij de kerk. Ze liep van de kerk naar hier". Caarls wijst naar de koster en met harde stem zegt hij "Mijnheer pastoor, dit is de moordenaar van het kind. Hij heeft het kind vermoord" waarop Van Isterdaal repliceert "Dat is sterk, commissaris, daarmee zult u wel abuis hebben". Met niet meer wetenschap dan de informatie die Mutsaers hem heeft gegeven en hij zelfs de kleding van het kind niet heeft gezien, arresteert commissaris Caarls koster Van Isterdaal. 

De vondst

Diezelfde vrijdag, 24 augustus 1900, om 7 uur 's avonds beginnen vijf personen een nieuwe zoektocht in de kerk. Commissaris Caarls, de inspecteurs Soentjes en Meijvaart, wachtmeester der marechaussee Ammerlaan en Jacob Heemskerk die de vier politiefunctionarissen zal begeleiden. Hij is opzichter geweest bij de bouw van de kerk. Eerst wordt het beneden gedeelte van de kerk doorzocht. Na 72 treden en 27 laddersporten komt het gezelschap op het verwulfsel aan. Ze onderzoeken de hoeken waar de bogen samen komen en de trechters beneden bij de pilaren. Eén van hen stapt telkens bij een trechter met één been op de welving van het verwulfsel terwijl hij door een tweede wordt vastgehouden om zich te kunnen voorover buigen om bij het licht van een omhoog gehouden lantaarn in de 7 meter lager gelegen nis te kunnen kijken. Ze zijn hier ruim een uur mee bezig als wachtmeester Ammerlaan halverwege de noordkant het levenloze lichaam van het 11-jarige meisje ziet liggen. Twee jaar later legt Heemskerk voor de rechtbank in Breda de volgende verklaring af: "Het lijkje lag met het hoofd omlaag, de handen boven het hoofd, het linkerbeen gestrekt en het rechterbeen opgetrokken. Aan de neus was wat bloed te zien. Het lijkje was geheel ontkleed. Alleen de benen waren door zwarte kousjes bedekt. Om de hals was een wit kledingstuk gesnoerd." Het meisje was verkracht alvorens zij werd vermoord.

Moeder Philomena is totaal overstuur naar bed gegaan waar haar oudste dochter Henriëtte en Philomena's zuster, eveneens Henriëtte geheten en aan wie de brief was gericht die Mientje zou posten, haar trachten te troosten. Philomena geeft te kennen behoefte te hebben aan woorden van troost van pastoor Van Zinnicq Bergmann. Deze vervoegt zich weldra bij Philomena waar blijkt dat hijzelf in een toestand van schrik en verdriet verkeert. In zijn kerk en door zijn koster is een gruwelijke daad verricht. "Och mevrouw, het kindje is gelukkig en voor u is het een troost dat u een Engel in de hemel hebt gewonnen. Maar voor mij is het erger. Ik heb alles verloren. Er is geen troost voor mij".

De man voor wie er geen troost meer is, kwam na 4 jaar gymnasium in 's Hertogenbosch tot het inzicht dat hij priester wilde worden. Hij zet zijn studie voort aan het klein seminarie. Twee jaar later wordt hij toegelaten tot het seminarie in Haren waar hij in 1872 het tonsuur en mindere orden ontvangt. Na nog drie jaar wordt hij tot priester gewijd waarna hij in Rome zijn studie afrondt met de titel Doctor Theologie. Kapelaan in Eindhoven en een professoraat aan het seminarie waar hij zijn studie had aangevangen brengen in januari 1897 een opdracht om in Tilburg een nieuwe parochie te stichten. Hij doet dat zeer voortvarend wat leidt tot de vervulling van zijn levensdroom, de bouw van de Heilig Hartkerk in 1897. Die droom wordt een nachtmerrie door de ontwijding van zijn kerk door de moord op een kind. Aanleiding zichzelf hierdoor te bestempelen als een man voor wie er geen troost meer is. 

De verdachten

Na de arrestatie van koster Van Isterdaal legt Mutsaers een aantal verklaringen af. Verklaringen die niet in zijn voordeel werken, integendeel hij komt hierdoor in een verdacht licht te staan. Onder anderen verklaart hij dat Van Isterdaal hem een pakje heeft gegeven dat hij maar moest laten verdwijnen. Hij heeft het echter mee naar huis genomen en in een kist bewaard. Na deze verklaring gaat de politie dit pakketje bij hem thuis ophalen. Het blijken wat kleertjes van Marietje te zijn, bijeengehouden door de bandjes van een boezeroentje. Dit is aanleiding om ook Mutsaers vast te zetten.

De verkrachting van en de moord op Marietje Kessels werden alom in Nederland met afschuw ontvangen. Algemeen was men van mening dat hier sprake was van grove schending van drie onaantastbaar geachte normen: a. een moord op een kind, b. de schending van het 5e gebod en c. de ontwijding van een kerk. De roep naar herinvoering van de in 1870 afgeschafte doodstraf werd veelvuldig gehoord.

Bidprentje MarietjeBidprentje Marietje

Marietje's dood had tot gevolg dat er een aantal bidprentjes in omloop kwamen. Een van deze prentjes toont Maria gezeten in een ezelswagentje, kijkend over haar linker schouder. Daaronder de tekst "Ik zal u wederzien Joan. XVI, 22". Aan de andere zijde staat een tekst in verzen. Er bestaat wel een tiental variaties in bidprentjes. 

De processen en de conclusie

Het zou in dit bestek te ver voeren verslag te doen van de zittingen van de arrondissementsrechtbank in Breda (juni 1901) en van het gerechtshof in 's Hertogenbosch (juni 1902). Vermeldenswaardig is nog dat koster Van Isterdaal op 29 december 1900, nog voor het begin van het proces bij de arrondissementsrechtbank, wegens gebrek aan bewijs in vrijheid werd gesteld. Schilder August Mutsaers werd zowel in Breda als in 's Hertogenbosch na talloze chaotische getuigenverklaringen wegens gebrek aan bewijs vrijgesproken. Gedurende de zittingen in Breda en in 's Hertogenbosch kwamen een aantal vragen naar voren waar voor de beantwoording pastoor Van Zinnicq Bergmann voorgeleid had moeten worden. Dat is nagelaten. Ook is nooit een onderzoek ingesteld in de consistoriekamer en andere verblijven in het kerkgebouw noch is het verblijf van de pastoor aan een inspectie onderworpen. Een aantal niet aan de clerus verbonden kranten noemden de processen klassenjustitie veroorzaakt door de toenmalige macht van de kerk in het rooms-katholieke zuiden van het land. Zowel tijdens de processen als daarna rezen een aantal ernstige verdenkingen tegen pastoor Van Zinnicq Bergmann. De schrijver Ed Schilders reconstrueert alle voorvallen en zet ze in hun juiste verband. In zijn boekMoordhoek wordt dit nauwkeurig en uitgebreid uit de doeken gedaan. Daaruit mag de conclusie getrokken worden dat de pastoor met grote waarschijnlijkheid de dader is geweest en koster Van Isterdaal zijn medeplichtige door het lichaampje te verbergen. 

Bidprentje MarietjeBidprentje Marietje

De begrafenis

 

Nadat haar stoffelijk overschot in de kerk was gevonden werd het een dag later in een verzegelde kist overgebracht naar het Gasthuis in de Gasthuisstraat. Op dinsdag 28 augustus 1900 om 10 uur 's morgens vangt de plechtige uitvaartdienst aan in de Heilig Hartkerk. Het lichaam wordt overgebracht door een lijkkoets getrokken door vier in het zwart gehulde paarden. Voor de lijkkoets loopt het voltallige personeel van de muziekinstrumentenfabriek van vader Kessels voorafgegaan door twee werknemers die een grote krans van witte bloemen dragen. De krans is versierd met linten, op één daarvan staat: Aan de lieve kleine martelares Maria Kessels. Dan volgen de in het wit gestoken school- en klasgenootjes van Mientje. Zij dragen bloemen, palmtakken en kruisbeelden. Achter de lijkwagen loopt de diep bedroefde familie. Er klinkt klokgebeier en langs de route staat een menigte van mensen die een kruis slaan of bidden. In heel Noordhoek zijn veel mensen op de been. De in rouwfloers gehulde kerk is tot de laatste plaats bezet. De dienst wordt geleid door pastoor Van Zinnicq Bergmann en zijn kapelaans Völker en Berkven. Een koor zingt het Requiem van Perosi. Na de mis begeeft de stoet zich naar het r.k. kerkhof 't Heike aan de Bredaseweg 45 waar de kleine kist in graf A 11/45 wordt neergelaten.

Vooraanzicht graf MarietjeVooraanzicht graf Marietje

Detail grafsteenDetail grafsteen

Na een spontaan ontstane inzamelingsactie onder de Tilburgse burgers is later een marmeren monument op haar graf geplaatst voorstellend een door een kind omarmd kruis. De tekst onderaan het kruis luidt "Ave Spes Unica" (Wees gegroet, enige hoop). Op de deksteen is gegraveerd:

Aan

Maria Catharina Wilhelmina

KESSELS

geb 2 maart 1889

overl 22 augustus 1900

 

UIT INNIGE DEELNEMING

 

Ik ben gestorven

om voor God te leven

 

 

Op 22 augustus 2000 was de 100-jarige concessie van het graf verlopen. Het Carrara-marmer is inmiddels behoorlijk aangetast.

Staande voor Marietje's graf bevindt zich ter linker zijde de laatste rustplaats van vader Mathijs, moeder Philomena en de kinderen Josephine (1893-1952) en Hendrik (1903-1965). Aan de rechter zijde het graf van haar zuster Henriëtte (1887-1964), echtgenoot Joseph Horbach (1880-1918) en hun zoon Ruud (1916-1965). 

Vooraanzicht graf Marietje KesselsVooraanzicht graf Marietje Kessels

Graf Caarls en Van Zinniq Bergmann

Precies achter het graf van Marietje is het graf van commissaris Hermanus Caarls.

Een tiental meters ter linker zijde van Marietje’s graf in de richting van 8 uur is pastoor Van Zinnicq Bergmann bijgezet. Op de sluitsteen staat:

 

Mgr. Dr. G. van Zinnicq Bergmann

Geh. kamerheer van Z.H. Paus Pius X

Oprichter en pastoor van de parochie

H. Hart Tilburg

 

geb te ’s Bosch 5 jan 1851

aldaar overl 6 nov 1910

 

Bid voor hem en gedenk zijn arbeid

en zijne liefde

1 THESS 3

 

Johannes van Isterdaal overleed in 1960 in Den Haag, August Mutsaers overleed in hetzelfde jaar op 86 jarige leeftijd in Dongen. 

 

Literatuur

  • Ed Schilders: Moordhoek. De moord op Marietje Kessels in een katholieke kerk (1988)

 

Grafcoördinaten

  • N 51.33.358 E 005.04.595

 

 Header: H. van der Sloot / collectie Regionaal Archief Tilburg. Op de foto links, Marietje en rechts van haar, haar zusjes.

 

Aangepast: 27 juli 2023

Nieuw op de website


Kollum – Protestants kerkhof

16 maart 2024
~Fryslân

Jacobs, Aletta

07 maart 2024
~Maatschappij

Als bloemen bij het graf - Rolde

07 maart 2024
~Als bloemen bij het graf

Lobith - Katholieke kerkhof

12 februari 2024
~Gelderland