Termen en begrippen m.b.t. het Huis van Oranje-Nassau

22 juli 2009

 

Balsemen (en thanatopraxie): Balseming is bedoeld om het lichaam voor een zeer lange tijd te conserveren. Vroeger was deze methode bij de Oranjes algemeen gebruikelijk. Ten eerste duurde het vaak vrij lang voordat een overledene werd bijgezet, vooral omdat de voorbereidingen voor de uitvaartdienst veel tijd in beslag namen. Daarnaast werd de overledene op gepaste wijze aan het volk getoond, zodat dit afscheid kon nemen.
Bij balseming wordt het lichaam met verschillende (vloei)stoffen behandeld en ingespoten, zoals rozemarijn, mirre, lavendel en absint. Men verwijdert hart en eventueel andere ingewanden, balsemt deze en plaatst ze in een pot die naast of in de kist wordt geplaatst. Lichaamsopeningen worden gedicht met wasachtige pleisters. Het lichaam wordt gewikkeld in een met was en terpentijn gedrenkte doek om het van de buitenlucht af te sluiten.
Zeer waarschijnlijk is koning Willem III de laatste Oranje die is gebalsemd. Van Wilhelmina is bekend dat zij voor haar Heer wilde verschijnen zoals zij was. Ook prins Hendrik is niet gebalsemd. Van koninging Juliana en prins Claus is niet met zekerheid te zeggen of zij gebalsemd zijn, mogelijk hebben zij een soortgelijke, maar minder ingrijpende behandeling ondergaan: thanatopraxie. Deze methode beoogt slechts een uitstel van de intreding van de ontbindings- verschijnselen. Terwijl bij balseming de gebruikte vloeistof een relatief hoog percentage formaline bevat, is dit bij thanatopraxie slechts 0.5%. De rest van de vloeistof bestaat uit een samenstelling van kleurstoffen, zouten en andere mineralen om de lichaamscellen tijdelijk, voor ongeveer 10 dagen, te conserveren. De bloedbaan wordt gebruikt om de vloeistof door het hele lichaam te transporteren.
Bij het overlijden van prins Bernhard werd bekend gemaakt dat ook hij niet gebalsemd wilde worden.
Zowel balseming als thanatopraxie is in Nederland enkel toegestaan voor leden van het Koninklijk Huis.

Chapelle ardente: door kaarsen verlichte kamer, waarin een dode opgebaard ligt.

Hofrouw: In de 19de eeuw was de rouwtijd nog verdeeld in drie perioden: zware rouw, halve of middelbare rouw en lichte rouw. Tegenwoordig kent het hof alleen diepe rouw en lichte rouw. De Koningin bepaalt het aannemen van hofrouw wat betreft graad en tijdsduur.
Hofrouw geldt meestal voor de periode van overlijden tot en met de dag van de begrafenis. Bij zowel diepe als lichte rouw dragen de civiele leden van de hofhouding stemmige, donkere kleding; heren dragen daarbij een zwarte das. Het personeel en militaire leden van de hofhouding dragen om de linker bovenarm een effen zwarte band van circa 75 mm breed.
Diepe rouw wordt over het algemeen alleen aangenomen bij het overlijden van een lid van de Koninklijke Familie.

Koninklijke Familie: Tot de Koninklijke Familie behoren het staatshoofd, de ouders van het staatshoofd en al hun (wettige) kinderen en kleinkinderen.

Koninklijk Huis: Het lidmaatschap van het Koninklijk Huis is bij wet geregeld. Leden zijn het staatshoofd, het afgetreden staatshoofd en de leden van de Koninklijke Familie die voor troonsopvolging in aanmerking komen, met hun echtgenoten. Het lidmaatschap van het Koninklijk Huis eindigt als een lid trouwt zonder toestemming van de volksvertegenwoordiging. Daarnaast eindigt het lidmaatschap als het Nederlanderschap wordt verloren, bij koninklijk besluit ontslag wordt verleend of, zoals bij prinses Margriet en haar kinderen het geval is, bij aantreden van een nieuwe Koning.

Nationale rouw: Het begrip nationale rouw wordt in Nederland niet officieel gebruikt. De elementen van rouw worden per gebeurtenis bepaald door de Minister-President.

Staatsbegrafenis: Nederland kent geen officiële staatsbegrafenis. Wel komt er bij leden van het Koninklijk Huis een staatsrechterlijk aspect aan de orde, maar de uitvaart is in principe een familieaangelegenheid.

Wet op de lijkbezorging: De Wet op de lijkbezorging is niet van toepassing op de leden van het Koninklijk Huis. Dit komt onder meer tot uiting in artikel 87, lid 1. Dit heeft te maken met de mogelijke bijzetting van leden van het Huis van Oranje in de koninklijke grafkelders in Delft. Volgens de bepalingen in de wet is het niet mogelijk om in een kerk begraven te worden, maar voor de leden van het Koninklijk Huis is dus een uitzondering gemaakt. Hetzelfde geldt voor het verbod op balseming of een andere conserverende behandeling. Daarnaast geldt voor leden van het Koninklijk Huis niet de termijn van uiterlijk vijf dagen na overlijden waarna de begrafenis (of crematie) moet plaatsvinden.
Daarnaast kan de Minister van Binnenlandse Zaken ten aanzien van andere bloed- en aanverwanten van de Koning ontheffing verlenen van bepalingen van deze wet. Dat betekent dat de prinsessen Irene en Christina en hun kinderen ook zouden kunnen worden bijgezet.

Vlaginstructie: Het vlaggen ten aanzien van overheidsgebouwen wordt bepaald door de regering; dit is tevens een suggestie voor anderen.
Zowel na het overlijden van prins Claus als van prinses Juliana gold dat de Nederlandse vlag halfstok, zonder wimpel, werd uitgestoken vanaf de dag van het overlijden tot en met de dag van de uitvaartdienst en bijzetting met uitzondering van de zondag.

 

Literatuur & bronnen

  • Reinidis van Ditzhuyzen: De Oranjes in een handomdraai - ABC van ons Vorstenhuis; Amsterdam, 2002
  • Rapport Verkenning Thanatopraxie d.d. 26 september 1996
  • Thanatopraxie in de praktijk Notitie van B. de Leng (bijlage bij Rapport Verkenning Thanatopraxie)
  • Rijksvoorlichtingsdienst
  • Wet op de lijkbezorging

 

Aangepast: 09 mei 2013

Nieuw op de website