Vlissingen - Begraven tot de 19de eeuw

19 februari 2011

Over de oudste geschiedenis van Vlissingen tasten de historici behoorlijk in het duister. Dat komt niet omdat er weinig onderzocht is of omdat Vlissingen geen geschiedenis heeft. Veel van wat bekend had kunnen zijn, is in 1809 ten prooi gevallen aan brand.

Documentatie van gevonden skeletten onder de Oude Markt (ADC ArcheoProjecten)

In dat jaar werd het door de Fransen bezette Vlissingen bestookt door de Engelsen met brandbommen. Daarbij ging ondermeer het oude stadhuis met al zijn archieven in vlammen op. Voor bronnen die ons kunnen vertellen over de geschiedenis van Vlissingen en ook van het begraven in die stad, zijn we vooral op archeologisch onderzoek aangewezen. Het bodemarchief van Vlissingen werd in de afgelopen jaren grondig geraadpleegd door een omvangrijke opgraving in het oude centrum. Daarbij werd ook het oude kerkhof opgegraven. Hierdoor kunnen we ook iets zeggen over de oudste begravingen in Vlissingen. 

Oudste geschiedenis

Vanaf de Vroege Middeleeuwen werd in de omgeving van het huidige Vlissingen bewoning mogelijk op kreekruggen. Of er daarvoor ook mensen in dit gebied woonden, is niet duidelijk. Op een van die kreekruggen ontstond in de Late Middeleeuwen het dorp Oud-Vlissingen. Haringvisserij was de bron van inkomsten voor de bewoners en daardoor was er grote behoefte aan zout. Destijds verkreeg men zout door zeewater te verdampen of door veen dat zelf ook zout bevatte, te verbranden. In beide gevallen was er een continu aan- en afvoer van materiaal nodig maar ook leverde het proces veel afval op. De activiteiten vonden plaats op een grote ruimte ten zuid-oosten van het dorp. Hier werd in de vroege veertiende eeuw een nieuwe haven gegraven om de economische activiteiten verder uit te breiden. 

De nieuwe haven verbond het oude dorp met de zee en trok meer werk aan en ook nieuwe bewoners. Naarmate de activiteiten meer naar de zeezijde werden verplaatst, werd de nieuwe bebouwing steeds belangrijker wat uiteindelijk het gevolg had dat het oude dorp opgeslokt werd door Nieuw-Vlissingen. Toen de zoutproductie in de 15de eeuw werd gestopt, kreeg het grote terrein bestemming voor een vismarkt en later voor opslag van bouwmaterialen.
Ten zuid-oosten van het zoutwinningsterrein werd tussen 1304 en 1308 de St. Jacobskerk gebouwd. Rond de kerk werd uiteraard ook begraven en daarvoor werd een ruim terrein uitgespaard. Het kerkje bij het oude dorp werd verlaten, evenals het kerkhof dat er ongetwijfeld bij heeft gelegen. Sporen zijn er niet meer van te vinden. Die zijn geheel verdwenen bij de latere aanleg van de vestingwerken van de stad.

Opgravingen in 2004 zouden waarschijnlijk het noord-westelijke deel van het kerkhof bij de St. Jacobskerk aansnijden. Een unieke gelegenheid om terug te kijken in de oudste geschiedenis van Vlissingen. Voorafgaand aan de opgravingen was niet exact bekend waar zich de noordgrens van het kerkhof bevond. Ook waren er vragen naar de aard, omvang, conservering en datering van de sporen die men zou aantreffen. 

Profiel kerkhof

Uit de opgravingen kwam naar voren dat het kerkhof ter plekke meerdere gebruiksperioden kende. In de eerste periode werd op het onderzochte deel nog niet begraven. Wel was het stuk mogelijk al voorzien van een ommuring. Daarbinnen lag een moestuin of boomgaard. Begraven werd er waarschijnlijk in de kerk zelf of dichter bij de kerk of aan de andere zijde. De muur, waarvan de zware fundering werd aangetroffen bij de opgraving, behoorde tot de oudste aanlegfase van het kerkhof. Dat het kerkhof nog niet als zodanig werd gebruikt, blijkt ondermeer uit de vondst van een mestkuil. Latere begravingen waren in die kuil ingegraven.

Het kerkhof werd waarschijnlijk rond het begin van de vijftiende eeuw als zodanig in gebruik genomen. Toen ook nam de bewoning in de omgeving toe en was er meer behoefte aan grafruimte. Bij deze ingebruikname werd buiten de muur een sloot aangelegd. Op die sloot loosde een bakstenen goot die aangelegd werd om het overtollige water van het binnenterrein te kunnen afvoeren. De goot loosde via een opening in de muur op de sloot. Dat wijst er op dat binnenterrein wellicht in eerste instantie te nat was om er te kunnen begraven, of dat men overlast had ervaren van water dat van de kerk naar de Achterhaven stroomde. De goot moest dit reguleren zodat men fatsoenlijk kon begraven. Aan de binnenzijde van de muur werd nog een pad aangelegd. De graven die bij de opgraving aan het licht kwamen, bleken redelijk intact te zijn. Botmateriaal bleek goed bewaard te zijn gebleven en ook restanten van de houten grafkisten bleven eeuwenlang bewaard in de ondergrond. De graven waren hier tot in de oorspronkelijke klei gegraven. Nadat het grafterrein geheel was gebruikt, duurde het enkele tientallen jaren voordat een tweede gebruiksfase werd opgestart. Die fase moet geplaatst worden in de tweede helft van de vijftiende eeuw. Het terrein was inmiddels fors opgehoogd met puinrijke grond. Het maaiveld was daardoor met anderhalve meter verhoogd. Het kerkpad langs de muur verdween daarbij ook onder de grond. Waarschijnlijk bracht men het kerkhof hiermee op dezelfde hoogte als de omgeving die in de loop der tijd ook verhoogd was. In de tweede fase van begraven werd later zelfs door het pad heen gegraven om nieuwe graven aan te leggen. Opvallend is dat de oriëntatie van de graven in deze tweede laag veranderd is ten opzichte van de eerste laag en ook dat dichter op elkaar werd begraven. Een verklaring daarvoor is niet gevonden. Mogelijk is er sprake geweest van dreigend ruimtegebrek.

De St. Jacobskerk in de 20ste eeuw.Uit onderzoek is komen vast te staan dat aan de noordwest-zijde van de kerk na 1511 niet meer begraven werd. De kerkhofsloot werd gedempt en de muur tot op het toenmalige maaiveld gesloopt. Het afkomstige puin is waarschijnlijk gebruikt voor de fundering van de huizen die er toen gebouwd werden.

Na het buiten gebruik raken van dit deel van het kerkhof werd het begraven verplaatst naar de zuidoostzijde van de kerk. Ook hier sloot een muur het kerkhof af van de erlangs gelegen Branderijstraat. Dit deel van het kerkhof wordt dan in de volksmond het 'Groene kerkhof' genoemd. In 1598 werd dit deel van het kerkhof in omvang teruggebracht, mogelijk vanwege de bebouwing van delen ervan. Het resterende deel van het kerkhof werd nog benut tot 1827. 

Andere begraafplaatsen in de binnenstad

In de loop van de zestiende eeuw veranderde er veel voor Vlissingen. Na de bevrijding van de Spanjaarden in 1572 profiteerde de stad van grote economische voorspoed. De 4.000 inwoners werden bovendien in korte tijd aangevuld met Vlaamse en ook Waalse vluchtelingen. Later kwamen door de handel ook meer Engelsen in Vlissingen wonen. Al deze mensen hadden ook behoefte aan eigen plaatsen voor het belijden van hun geloof. Vooral ten noorden en ten oosten van de stad vonden veel uitbreidingen plaats. In het oosten ontstond de Nieuwstad. Daar werd vanaf het eind van de 16de eeuw driftig gebouwd, waarbij de vestingwerken opschoven en vergroot werden. De belangrijkste havens kwamen binnen de vestingwerken te liggen en nieuwe kerken bedienden de bewoners. Al in 1593 kwam de Kleine of Engelse kerk gereed (ook wel Middelkerk genoemd) en later werden in dit gebied ook nog de Waalse Kerk (1635), de Oostkerk (1654) en de Mennonietenkerk gebouwd. Vooral de Kleine Kerk en de Oostkerk zijn interessant omdat die een wat ruimer kerkterrein hadden waar ook begraven werd.

Stoffelijke resten die aangetroffen werden op het kerkhof bij de Engelse Kerk (foto Walcherse Archeologische Dienst)De Kleine of Engelse kerk heeft tot 1825 bestaan. De kerk was in eerste instantie bedoeld voor de Engelse gemeente. Vlissingen was vanaf 1585 pandstad van Engeland. Daarmee werd Visslingen Engels bezit: koningin Elisabeth verkreeg de stad in onderpand, samen met Oostende, Brielle en Fort Rammekens. Dit alles in ruil voor militaire en financiele hulp in de strijd tegen de Spanjaarden. Dit betekende dat er veel Engelse soldaten en kooplieden in de stad kwamen wonen. Zij kerkten in eerste instantie in de Kleine Kerk, maar verhuisden later naar het noordertransept van de Sint Jacobskerk. Vanaf ongeveer 1620 kerkte de hervormde gemeente hier, als tweede kerk naast de Sint Jacobskerk. Uiteraard werd ook in de kerk begraven. Dat Gemetselde kelder op het Engelse Kerkhof (foto Walcherse Archeologische Dienst)gebeurde in gemetselde kelders waarvan sommige over een fraaie tegelvloer beschikten. Ook rond de kerk werd begraven. Hier werden honderden stoffelijke overschotten dicht op elkaar begraven, zo bleek niet zo lang geleden uit archeologisch onderzoek.

De hervormde gemeente kreeg halverwege de zeventiende eeuw ook nog de Oostkerk ter beschikking. Het aantal inwoners van Vlissingen liep toen al tegen de 8.000, maar er verbleven daarnaast ook altijd veel buitenlanders in de stad. Op zondagen zal het in de kerken behoorlijk vol zijn geweest.

Uit de geschriften van de Vlissingse advocaat Brasser leren we ook hoe het in het midden van de 18de eeuw stond met de begraafplaatsen bij de kerken. Brasser beschrijft dat alle drie de kerken een kerkhof hebben, omgeven met een stenen muur. Ieder kerkhof had een vierkant gemetseld vak dat diende voor het opslaan van de knekels. Deze doodsbeenderhuisjes speelden toen nog een belangrijke rol in het gebruik van de kerkhoven, maar we vinden van dit gebruik nauwelijks nog sporen terug. Elk kerkhof had zijn eigen doodgraver. Brasser beschrijft ook wat men betaalde voor een begraving in de kerk of het kerkhof. Een begraving in de kerk kostte gemiddeld vijftien gulden. De prijzen op het kerkhof waren uiteraard lager, maar voor een particulier graf op het kerkhof betaalde men weer een gulden extra. Wanneer iemand van de armen werd begraven, zoals dat heette, dan rekenden de grafdelvers geen kosten.

Het 'ellendige kerkhof' was bij de Middelkerk. Daar werden misdadigers, zelfmoordenaars en onbekende doden begraven.

Begravingen moesten in het algemeen voor twaalf uur plaatsvinden, op straffe van een boete. Die liep op tot wel honderd gulden als dat in de avonduren gebeurde. Het begraven in de ochtend had waarschijnlijk te maken met het feit dat de kerken in de middag voor andere diensten werden gebruikt.

Het begraven in de zogenaamde ‘gemene of gemeente put’ bij de St. Jacobus kerk riep in de 18de eeuw al bezwaren op. N.C. Lambrechtsen (1752-1823), pensionaris van de stad, schreef hierover: “het opstapelen van lijken in de zogenaamde gemeente put, zonder dat men de moeite neemt dezelve met een handvol aarde te bedekken, zig vergenoegende door eenige losse planken de oppervlakte van den put vrij slordig te hebben toegelegt”. Ook een van de Vlissingse predikanten, Jona Willem te Water was een fervent tegenstander van de begraafpraktijken in en rond de kerk. Hij pleitte dan ook voor het aanleggen van begraafplaatsen buiten de stad. 

Na het afschaffen van begraven in de stad

Van de eerste algemene begraafplaats buiten de Duinpoort resteert nu nog een park met enkele grafmonumenten.Nadat het begraven in enkele kerken in de jaren twintig van de negentiende eeuw al was gestaakt, moest het begraven binnen de stad overal stoppen met ingang van 1 januari 1829. Al in 1822 werd een schets gemaakt voor een begraafplaats buiten de bebouwde kom. Langs de Koudenkerkseweg moest een begraafplaats komen voor eigen en gehuurde graven, voor de Rooms-katholieken en voor de behoeftigen en militairen. Deze begraafplaats buiten de Duinpoort werd rond 1828 in gebruik genomen. Al in 1840 werd vond er een belangrijk uitbreiding plaats. In 1902 werd nog meer naar het Noorden de algemene begraafplaats Vredehof aangelegd. Deze heeft echter maar tot 1924 gefunctioneerd omdat het terrein ongeschikt was om langer te begraven. In 1924 stelde men de huidige Noorderbegraafplaats in gebruik. De oude algemene begraafplaats uit 1828 had in de Tweede Wereldoorlog veel te Speuren naar DNA-resten tijdens de opgraving op het Engelse kerkhof (foto Walcherse Archeologische Dienst)leiden van de inundatie die in 1944 werd gesteld. Omdat ze daarna sterk verwaarloosd werd, is een groot deel geruimd en ingericht als park.

Tot zover over het begraven in Vlissingen tot de negentiende eeuw. De opgegraven kerkhoven uit de veertiende tot en met de negentiende eeuw zullen in de komende jaren echter nog van zich doen spreken. Zo’n tweehonderd skeletten van de oude kerkhoven zijn geselecteerd voor nader onderzoek. Er is een project gestart naar het DNA van de oude Vlissingers. Die zal wellicht uitkomst geven over de herkomst van al de mensen die door de eeuwen de stad bevolkten.

 

Literatuur:

  • Boer, P.C. de e.a.; Zevenhonderd jaar wonen, werken en begraven langs de Achterhaven. Een Archeologische Opgraving aan de Spuistraat in Vlissingen, rapport 1278, Amersfoort 2010.
  • Rietkerk, M. drs; Voormalig KSG-terrein te Vlissingen, gemeente Vlissingen; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek, RAAP-rapport, Amsterdam 2006.
  • Tramper, Ad en Wikky Plas-Van Rijsoort; Zeven eeuwen Sint Jacobskerk, geschiedenis en restauratie, Goes 1998

 

Internet:

 

 

Met dank aan Bram Silkens, Walcherse Archeologische Dienst.

Aangepast: 25 december 2020

Nieuw op de website


Kollum – Protestants kerkhof

16 maart 2024
~Fryslân

Jacobs, Aletta

07 maart 2024
~Maatschappij

Als bloemen bij het graf - Rolde

07 maart 2024
~Als bloemen bij het graf

Lobith - Katholieke kerkhof

12 februari 2024
~Gelderland