Veterman, Eduard

13 juli 2003

 

* Den Haag 9 november 1901 - † Laren 28 juni 1946

 

Vrijdag, 28 juni 1946 's avond 9 uur, Laren. Eduard Veterman rijdt samen met zijn vrouw Katy van Witsen, komende van de Vredelaan, links afslaand de voorrangsweg Amsterdam-Amersfoort op. Een militaire truck van de Aan- en Afvoertroepen, gaande in de richting Amsterdam, schept Veterman's voertuig. Zowel veterman8Veterman als zijn vrouw worden uit hun auto geslingerd. Katy is op slag dood, Eduard sterft diezelfde avond, even na twaalven, in het Sint Jansziekenhuis in Laren. In feite is hij dus op 29 juni 1946 overleden. Vrijwel onmiddellijk steekt het gerucht de kop op dat hier sprake zou zijn van een liquidatie omdat hij "te veel wist en een last was voor de autoriteiten". Veterman werkte aan een boek Balans der misère waarin hij de wandaden van die "whisky drinkende nietsnutten" die gedurende de Tweede Wereldoorlog in Londen de regering vormden, openbaar zou maken. Het manuscript is echter nooit gevonden, waarmee de zaak langzaam in de vergetelheid raakte...

Elias Veterman, zoals hij werkelijk heette, werd in de Haagse volkswijk Spuikwartier geboren en was van joodse afkomst. Zijn vader was verhuizer. Hij bezocht de Haagse Academie voor Beeldende Kunsten. Later werd hij de rechterhand van Cor van der Lugt Melsert bij het Hofstadtoneel. Hij schreef dertig toneelstukken, vijftien romans, veel kritieken en ontwierp daarnaast nog toneeldecors. Hij richtte in 1925 zijn eigen toneelgezelschap op, Odeon, waarvoor hij als speelster van de hoofdrollen Fie Carelsen contracteerde. Echter, zes maanden later ging de groep door gebrek aan financiële middelen ter ziele. In 1929 schreef Veterman de roman De man die geen miljoen bezat waarin zijn alter ego Joris Brugop wordt ingeleid in het Evangelie van de Schijn. Je bent wat je pretendeert te zijn. En zo leefde Veterman ook, in een wereld waarin schijn werkelijkheid was en waarin hij zich gedroeg als een dandy.

veterman_handtekIn 1935 startte Veterman het literaire cabaret De Tooverbal dat echter zo een fiasco werd dat het reeds na enkele weken ophield te bestaan. De geëngageerde medewerkers dreigden met een rechtszaak wegens oplichterij. De grond werd Veterman te heet onder de voeten; hij vluchtte naar Menton in Frankrijk. Daar ontmoette hij Katy van Witsen waarmee hij trouwde. In 1937 werd een dochter geboren.

Na zijn terugkomst in Nederland in 1939 vestigde hij zich aan de Eemnesserweg in Blaricum. Toen in 1940 de Duitsers het land binnenvielen was hij werkzaam bij de Hollandse Schouwburg in Den Haag. Hij kreeg er bekendheid als toneelschrijver en regisseur maar zag wel in dat, jood zijnde, zijn faam ook tegen hem kon werken. Hij nam een nieuwe identiteit aan: prof. dr. Eduard Jacques Necker, hoogleraar in de kunstgeschiedenis en afstammeling van Franse adel. Zijn vrouw verschuilde zich achter de naam mevrouw Van Pelt, een naam die Veterman reeds voor de oorlog in enkele van zijn romans gebruikte. Hun dochter werd bij een gezin in Blaricum ondergebracht. Hij maakte valse geboorte-akten, persoonsbewijzen en bonkaarten die niet van echt te onderscheiden waren en leefde geheel conform zijn Evangelie van de Schijn: Je bent wat je speelt. Inmiddels was het echtpaar naar Amsterdam, Keizersgracht 763, verhuisd. Zijn vaardigheid om persoonsbewijzen na te maken was zo groot dat hij samen met zijn vrouw in een kamertje van drukker Van Velzen aan de Ruysdaalkade zo'n 2.000 identiteitskaarten vervaardigde die voor ondergedoken joden en geallieerde vliegers bestemd waren. De Gestapo deed drie keer een inval; in een hok achter het huis wisten zij zich zo te verbergen dat ze niet werden gevonden. Uit die tijd stamt zijn ergernis over het amateurisme van de geheime dienst in Londen; hun nagemaakte persoonsbewijzen hadden zelfs niet de schijn van echtheid. Door verraad kon de Gestapo hem in oktober 1943 op de hoek van de Nieuwmarkt in Amsterdam arresteren. Na vele, zware verhoren werd hij in de Scheveningse gevangenis, in de volksmond het Oranje Hotel genaamd, geïnterneerd. Hij werd ter dood veroordeeld en in afwachting van de uitvoering van het vonnis naar de gevangenis in Lüttringhausen in Duitsland overgebracht. Op 15 april 1945 bevrijdden de Amerikanen de gevangenis, waarmee hij van de dood werd gered. 

Na de bevrijding schreef Veterman het toneelstuk Oranje Hotel dat op 19 november 1945 met succes in première ging: 150 voorstellingen in 6 maanden. Dat hij niet schroomde acteurs die tijdens de bezetting waren blijven spelen te hekelen werd hem niet in dank afgenomen. Men keerde zich tegen hem, binnen het bestaande toneelbestel kon hij zich nauwelijks handhaven. Hij kreeg nog de opdracht de eerste na-oorlogse Nieuwjaarswens in de Bruiloft van Kloris en Roosje te schrijven. Daarin trok hij van leer tegen het oorlogsgebeuren wat de autoriteiten met afschuw vervulde. Hij werd als lastig bestempeld. Nog eenmaal kreeg hij een opdracht, hij schreef Lysistrata, zijn dertigste stuk, waarin "mijn haat, mijn verachting, mijn spot maar vooral mijn medelijden met de mensen, onder hun grimassen en ironie" aan de orde kwamen. In het in 1945 uitgegeven Keizersgracht 763 blikt hij terug op zijn verzetstijd en spreekt zijn afschuw uit over de schijndemocratie van de aristocratie die, zo vond hij, nodig moest worden opgeruimd. Van prins Bernhard persoonlijk kreeg hij de opdracht om de geschiedenis van de Binnenlandse Strijdkrachten te schrijven. Toen hij opmerkte daarin een boekje open te willen doen over belangrijke Nederlandse militairen en bestuurders die tijdens de oorlogsjaren bij onfrisse praktijken betrokken waren geweest, trok prins Bernhard zijn opdracht schielijk terug. Veterman's plannen onwelriekende zaken openbaar te maken bracht bij mensen op hoge posten vrees en aversie; hij was een luis in de pels geworden, een lastig man met een scherpe pen. Hij ging door met het plan de tijdens de oorlogsjaren gepleegde wandaden van militaire- en politieke kopstukken openbaar te maken en begon met het schrijven van Balans der misère. Op 26 juni 1946 schreef Veterman dat er een "vrij gore campagne" tegen hem werd gevoerd. Twee dagen later vond het ongeval plaats waarin zowel hij als zijn vrouw Katy de dood vonden. Ondanks de hardnekkige geruchten over een liquidatie, wijzen de feitelijke omstandigheden daar niet op. Wel doen zich bij de theorie over een liquidatie enkele opvallende zaken voor. De Limburgse pater L.A. Bleys, in de oorlog een belangrijk verzetsstrijder, had zich in een rapport zeer kritisch uitgelaten over een aantal Londense ministers. Op 15 augustus 1945 vond hij de dood doordat bij Gorkum zijn jeep over kop sloeg. Een voorwiel was losgelopen. Slijtage of opzet kon niet worden vastgesteld. Wel was er sprake van dat de jeep in onderhoud was bij een Utrechtse garage waar een aantal voorwaardeljk vrijgelaten NSB'ers werkten, die vertelden dat het bewerkstelligen van een ongeluk een koud kunstje was. Het veterman17F72is toch merkwaardig te noemen dat deze garage ook de auto van Veterman in onderhoud had. Omdat de autoriteiten in beide gevallen nauwelijks onderzoek hebben gedaan is er nooit iets bewezen. Had Veterman een voorgevoel over zijn levenseinde? In zijn roman De man die geen miljoen bezat beschrijft Veterman hoe de hoofdpersoon bij een mysterieus auto-ongeval om het leven komt. Een speling van het lot?

Voorafgaand aan de begrafenis op 2 juli 1946 werden de stoffelijke overschotten van het echtpaar Veterman opgebaard in de aula van de Stadsschouwburg in Amsterdam. Ze werden ter aarde besteld op de begraafplaats Den en Rust in Bilthoven. Onder de klanken van "Wilt heden nu treden" werden de twee kisten grafwaarts gedragen, waarna ze in het dubbelgraf 2-P-33 werden neergelaten.

 

Literatuur

  • J.W. Regenhardt: Het gemaskerde leven van Eduard Veterman (1958)
  • Hans Heesen, Harry Jansen: Eduard Veterman, een lastpost die kon schrijven - Pen in ruste (2001)

 

Aangepast: 05 december 2021

Nieuw op de website