Smelik, Evert Louis

21 juli 2020

 

(* Den Haag, 1900- † Geldrop, 1985)


Op 8 september 1900 zag Evert Louis Smelik het levenslicht in Den Haag als zoon van Jacob Smelik en Elisabeth Alberta van Ruijsenberg. Vader Jacob Smelik was als onderwijzer verbonden aan een school voor christelijk onderwijs. Het gezin was te typeren als vroom maar niet streng godsdienstig. Zijn vader, die jong stierf, was muzikaal begaafd. De liefde voor muziek heeft Smelik van hem geërfd en zou in zijn verdere leven een grote rol blijven spelen.

Student

{seog:disable}Na het behalen van het gymnasiumdiploma volgde Smelik de studie Theologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Deze universiteit was toen nog het bolwerk van een steil en conservatief gereformeerd calvinisme. Het zal de student Smelik ongetwijfeld vaak een beklemd gevoel hebben gegeven. Het theologisch keurslijf waarin de jonge dominees werden geperst om Dienaar van het Woord te kunnen worden in één van de toen zeer conservatieve Gereformeerde Kerken, paste hem niet. Dat zou al snel blijken in zijn eerste gemeente te Tienhoven (Utrecht).

Geschorst als predikant

Nauwelijks een jaar na zijn intrede werd hij geschorst omdat hij de kant gekozen had van Dr. J. G. Geelkerken in het conflict over de sprekende slang. Het was het conflict dat in 1926 losbarstte over de letterlijke waarneembaarheid van de scheppingsverhalen. Evenmin als Geelkerken wilde ook Smelik de verklaring over de letterlijkheid van deze verhalen tekenen. Het leidde uiteindelijk tot zijn afzetting op 29 september 1926.

De NCSV

De ruimte die Smelik zocht en niet vond in de opleiding, heeft hij wel ervaren in de Nederlandse Christen Studenten Vereniging (NCSV). De Gereformeerde Kerken stonden in die tijd zeer kritisch tegenover de NCSV. Men vond de NCSV, zoals Dr. J.J. Buskes schreef in zijn boek hoera voor het leven, levensgevaarlijk voor studenten van gereformeerde huize. Men achtte het in de kringen van de gereformeerden dan ook onjuist dat er gereformeerde dominees en professoren waren die de NCSV steunden en er voor optraden. Men zou kunnen stellen dat de NCSV het isolement doorbrak waarin de Gereformeerde Kerken in die tijd verkeerden. Voor die doorbraak was men in de Gereformeerde Kerken beducht. De NCSV zou de fundamenten ondermijnen waarop de Gereformeerde Kerken rustten. De visie op de Bijbel en op Christus zou volgens hen worden aangerand. De NCSV betekende voor Smelik door zijn contacten met mensen uit de andere kerken juist een verdieping van zijn geloof.

Predikant in een nieuw kerkgenootschap

Tijdens de synode van Assen van 1926, waarin het ging om de zintuigelijk waarneembare werkelijkheden van Genesis 3, zoals de sprekende slang, werden diegenen geschorst en afgezet die de verklaring van het letterlijk nemen van Genesis 3 niet wilden tekenen. Een nieuw kerkgenootschap ontstond, dat van de Gereformeerden in Hersteld Verband. Een klein kerkgenootschap dat twintig jaar heeft bestaan tot haar vereniging met de Nederlandse Hervormde Kerk in 1946.

Het Hersteld Verband, dat niet wilde weten van isolement, kenmerkte zich door oecumenische openheid, bevrijding uit christelijk-politieke vanzelfsprekendheden en liturgische vernieuwing. Nu ook konden er gezangen worden gezongen. In de Gereformeerde Kerken van toen rustte daarop nog een volstrekt taboe. Smelik had een groot aandeel in de samenstelling van de gezangenbundel van het Hersteld Verband. Van zijn hand verschenen een aantal liederen in genoemde bundel naast vertalingen door hem van liederen van de hand van de Lutherse predikanten vader en zoon Johann Christoff Blumhardt (1805-1880) en Christoff BlumhardtLintjesregen in Amsterdam op stadhuis 1965, prof. dr. E. L. Smelik [Joop van Bilsen], Nationaal Archief / [Anefo] (1842-1919), leiders van de Möttlingen-beweging in Zuid-Duitsland. Dat was een beweging die enerzijds sterke nadruk legde op de komst van Gods Koninkrijk, anderzijds in de navolging van Jezus Christus een grote sociale bewogenheid liet zien. Een groot aantal gezangen, door Smelik gedicht, zijn in de opeenvolgende gezangen- en liederenbundels van de Hervormde Kerk en van de Protestantse Kerk in Nederland opgenomen.

Jarenlang, van 1952 tot 1970, gaf hij, inmiddels predikant in de Nederlandse Hervormde Kerk, leiding aan een synodale commissie voor een nieuwe gezangenbundel en trok daartoe jonge protestantse dichters aan. Liederen dienden in de optie van Smelik een hoog niveau van stijl en schoonheid te hebben.

Als predikant bij de Gereformeerden in Hersteld Verband diende hij de kerkelijke gemeenten in Rotterdam, Hilversum en Amsterdam.

Opnieuw student en promotie

Wraak, vergelding en vergevingGeheel naar zijn karakter pakte hij bij al zijn drukke werkzaamheden als predikant opnieuw de studie theologie op. Deze volgde hij aan de theologische faculteit van Leiden. Het was een definitieve afrekening met de vanzelfsprekendheden waaraan hij zich al had onttrokken toen hij zich schaarde bij de groep rondom Geelkerken. In 1943 promoveerde hij op een theologisch-ethische studie aan de Universiteit van Amsterdam. Zijn dissertatie had als titel Vergelden en Vergeven. Het was een studie waaraan de denkbeelden van Friedrich Nietzsche (1844-1900) over schuld en straf ten grondslag lagen. Niet diens Herren-moraal en denkbeelden over de Uebermensch deelde Smelik, maar wel diens oproep “Broeders blijf de aarde trouw”. Geen zoetsappig christelijk geloof, maar een bevrijdend geloof in schuld en genade. Geen goedkope genade en geen vergeving die alles toedekte.

Ethiek nam bij Smelik een belangrijke plaats in. Van zijn hand verschenen een aantal boeken in de reeks ‘Ethische Verkenningen’, zoals De ethiek in de verkondiging. Waar anderen met Nietzsche aan de haal gingen in hun fascistische ideeën, die leidden tot de Holocaust, raakte Smelik juist betrokken in verzetswerk door zijn hulp aan Joodse landgenoten.

Als ethicus was Smelik in de jaren 1967/1968 getuige-deskundige in het zogenaamde Ezelsproces, waarin Gerard Kornelis van het Reve “smalende godslastering” ten laste was gelegd. Met de Nijmeegse hoogleraar Grossouw verklaarde Smelik onder meer dat de religiositeit van de verdachte (Van het Reve) serieus genomen diende te worden. Ze maakte deel uit van een eerbiedwaardige traditie van “erotiserende mystiek”. Wie daarmee onbekend was, aldus Smelik, zou zich gekwetst kunnen voelen door Reve’s voorstelling. Maar dat wilde volgens Smelik nog niet zeggen dat er sprake was van een smalende godslastering. Van het Reve werd vrijgesproken.

Als ethicus was Smelik lid van de Staatscommissie voor de herziening van de echtscheidingswet die op 7 mei 1971 zijn beslag kreeg. Hiermee werd een einde gemaakt aan de grote leugen. Tot dan toe was echtscheiding alleen mogelijk op grond van overspel. Om te kunnen scheiden werd dit dan maar ingebracht.

Predikant en hoogleraar

Smelik in gesprek op het Hervormd Seminarie in Driebergen, 1965Bij de vereniging van de kerken van het Hersteld Verband en de Nederlandse Hervormde Kerk in 1946 werd Smelik de opvolger van Dr. K. H. Miskotte als predikant in Amsterdam-Zuid, belast met het werk onder buitenkerkelijken. In dit werk had hij veel contact met studenten. Drie jaar later volgde zijn benoeming tot kerkelijk hoogleraar vanwege de Hervormde Kerk aan de Universiteit van Amsterdam, toen nog Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam, met als leeropdracht de christelijke ethiek, bijbelse theologie, praktische theologie en kerkrecht.

Naast de uitgave van boeken over ethiek, publiceerde hij ook een aantal commentaren op het Nieuwe Testament en een zestal bundels met preekschetsen als welkome hulp bij de voorbereiding van een preek, waarvan de schrijver van dit artikel, die ook student bij Smelik is geweest, dankbaar gebruik heeft mogen maken. Een gewaardeerd hoogleraar, een prediker, naar wie je graag luisterde en vooral van betekenis door zijn werkzaamheden op hymnologisch terrein. De kerken hebben er hun Liedboek aan te danken.

Persoonlijk leven

Grafmonument Smelik in BergeijkEven voor het conflict rondom Dr. J. G. Geelkerken was Smelik in het huwelijk getreden met Geertje Jaape, die hem in 1954 ontviel. Haar had hij ontmoet tijdens zijn hulppredikerschap in Bloemendaal. Zij was er verpleegkundige van een psychiatrisch ziekenhuis. Met haar kreeg Smelik vier dochters. Geertje Jaape overleed in 1954. In 1960 hertrouwde Smelik met Margaretha Sneller, longarts aan het voormalige studentensanatorium te Laren. Na zijn emeritaat verhuisde hij van Amsterdam naar Bergeijk. In Geldrop, waar hij zijn laatste levensjaren doorbracht, trof hem op 14 februari 1985 een hersenbloeding. Op 22 februari 1985 overleed hij en werd begraven op de protestantse begraafplaats De Bught te Bergeijk.



Bron

  • Smelik, E.L., Wraak, vergelding en vergeving, Den Haag 1941

Literatuur

  • Aalders, M.J., ‘Smelik, Evert Louis’ in: Biografisch Lexicon voor de geschiedenis van het Nederlands protestantisme, Kampen 1978
  • Aalder, M.J., Een handjevol verkenners? Het Hersteld Verband opnieuw bekeken,  Amersfoort 2012
  • Bouwman, W. Het Gereformeerdenboek, Zwolle 2009
  • Buskes, J.J., Hoera voor het leven, Amsterdam 1963
  • Kaajan, H. J. Ph. G., ‘Smelik, Evert Louis (1900-1985)’  in: Biografisch Woordenboek van Nederland [12-11-2013]
  • Raalten, F. van, Ethiek als waagstuk, Nijkerk 1969
  • Rasker, A.J.,  De Nederlands Hervormde kerk vanaf 1795, Utrecht 1974
  • Schulte Nordholt, J. W., ‘Evert Louis Smelik’ in: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde 1985-1986, Leiden 1987
Aangepast: 24 december 2020

Nieuw op de website