Japan - De geschiedenis van de Dead Dutchman Society in Tokio

22 juni 2016

 

Geschiedenis is mijn hobby, vooral die van de uitwisseling tussen Japan en de buitenwereld. Daarom ben ik vele jaren geleden gestart met de jaarlijkse herdenking van de in vergetelheid geraakte jonge Nederlander, die een belangrijke rol heeft gespeeld in de negentiende eeuw ten tijde van de opening van Japan naar de buitenwereld. Dit was de start van wat uiteindelijk de Dead Dutchman Society in Tokio is geworden.

Het grafmonument voor Heusken in juni 2016

{seog:disable}De jonge Nederlander in kwestie was Henry Heusken, secretaris van Townsend Harris, de eerste Amerikaanse ambassadeur in Japan. Henry, die een belangrijke rol speelde bij de diplomatieke onderhandelingen tussen de westerse mogendheden en Japan, werd in januari 1861 in Tokio vermoord door dissidente antiwesterse samoerai. In die periode probeerden de Europese machten en de Verenigde Staten Japan te overtuigen om de handelsmarkt open te stellen na meer dan 200 jaar van afzondering. De enige Europeanen die gedurende de twee eeuwen het land binnen mochten, waren de Nederlanders, die een handelspost in Nagasaki hadden. [Dat gebeurde via het kunstmatige eiland Dejima, red.].

De Nederlanders werden al die tijd ontmoedigd om Japans te leren, want dan zouden ze misschien teveel van Japan leren kennen. In plaats daarvan had Japan een erfelijke traditie van Japanse tolken ingesteld. Toen halverwege de negentiende eeuw de andere machten Japan dwongen om ook met hen te gaan handelen, waren deze tolken genoodzaakt de onderhandelingen te voeren. Daarbij waren uiteraard ook weer Nederlanders nodig die andere talen spraken. Verslagen uit die tijd van deze onderhandelingen spreken over een tijdrovend proces van het vertalen van het Japans naar het Nederlands en dan van het Nederlands weer naar het Engels en zo weer terug. Om deze reden was Henry Heusken in Japan.

 Niet erkend

Beeld van de ceremonie bij het graf in 2016. De aanwezigen luisteren naar een cellospeler.Ik ben de herdenking van Henry’s nagedachtenis bijna veertig jaar geleden gestart. Ik had het idee dat het belang van zijn geschiedenis niet erkend was en dat er iets gedaan moest worden om hem weer uit de vergetelheid te halen. Elk jaar rond 15 januari, de dag dat hij vermoord werd, bracht ik een bezoek aan de Korinji tempel in het centrum van Tokio waar Henry’s graf ligt. Na verloop van tijd werd ik vergezeld door vrienden onder wie Karel van Wolferen, een Nederlandse schrijver en academicus. Van Wolferen was destijds correspondent van het NRC Handelsblad in Japan.

Bij het graf lieten we bloemen achter, vanzelfsprekend tulpen, en offerden we Heineken bier nadat we een toost hadden uitgebracht met jenever of korenwijn. Dit is nadien een traditie geworden.

In 1993 vernam ik dat de Nederlandse ambassade in Tokio van plan was een herdenking voor Henry te organiseren. De toenmalige ambassadeur Roland van den Berg had een plan opgesteld waarbij ook onderzoek gedaan werd naar de toedracht rondom de moord op Henry. Marion Penninck, de toenmalige cultureel attache, liet dat onderzoek uitvoeren door de Nederlandse historicus Reinier Hesselink. Het onderzoek van Hesselink leidde tot de daadwerkelijke moordenaars en het rapport van Hesselink vormde de basis van een gezamenlijke bijeenkomst van de Nederlandse, Amerikaanse en Duitse ambassades in Japan. Deze bijeenkomst werd gepland in maart 1994.

Bij de jaarlijkse herdenking in januari 1994 was ook de nieuwe cultureel attache aanwezig en bij de lunch die we achteraf genoten, besloten we samen te werken om de bijeenkomst van de ambassade tot een succes te maken. Als directeur Public Relations van Japan Airlines was het voor mij gemakkelijk om te historicus Hesselink in te vliegen vanaf Hawaï. Hij was daar gaan wonen na zijn studie in Tokio.

Na de gezamenlijke bijeenkomst van vertegenwoordigers van de drie landen in maart 1994 werd een herdenking gevierd bij het graf van Heusken met daarbij de ambassadeurs. Daarbij waren ook katholieke en boeddhistische priesters en anderen die daarmee in feite de begrafenis van Heusken in 1861 opnieuw opvoerden. Sinds die bijeenkomst groeide jaarlijks het aantal aanwezigen bij de herdenking. In het algemeen waren er elk jaar tussen de 15 en 20 mensen aanwezig. Ik ben vergeten wie de naam bedacht heeft, maar op den duur werden we bekend als de Dead Dutchman Society en ik werd gezien als de oprichter ervan.

Hemmij

Rond 2005 noemde iemand tijdens de jaarlijkse lunch ter ere van Heusken terloops het graf van een andere Nederlander. Ook reeds lang dood en nagenoeg vergeten. Zijn naam was Gijsbert Hemmij die een opperhoofd was van de factorij Dejima. Hij had de pech te zijn overleden in het schattige klein dorpje Kakegawa toen hij op weg terug was naar Nagasaki vanuit Edo (de oude naam voor Tokio). Hemmij was in Tokio geweest om de Shogun te bezoeken [iets wat elk opperhoofd jaarlijks moest doen om de Japanse opperbevelhebber te behagen, red.]. Kakegawa was ooit een belangrijke pleisterplaats op de Tokaidoweg die van Tokio naar Kyoto liep. Nu is het met de kogeltrein [Shinkansen, red.]) in twee uur te bereiken vanuit Tokio.

De onfortuinlijke koopman werd begraven in Kakegawa bij de Teneiji tempel op 10 juni 1798. Nog vele jaren daarna ontving de tempel geld uit Nederlandse bronnen om het graf in stand te houden. Rond 1920 vond een grote restauratie plaats. Hoewel er zo nu en dan Nederlandse bezoekers langs kwamen, droogde de stroom aan middelen op.

Niemand van de Dead Dutchman Society leek iets van deze man af te weten zodat ik besloot zelf een kijkje te gaan nemen in Kakegawa. Het grafmonument dat op een bed lijkt, ligt erg dicht langs een doorgaande weg. Die weg was juist een aantal jaren daarvoor verbreed, ten koste van het land van de tempel. Tijd en weer hadden de steen behoorlijk beschadigd en het grafmonument leek een goede opknapbeurt wel te kunnen gebruiken. Bij terugkomst in Tokio besloot ik een artikel te schrijven over Hemmij voor een lokaal tijdschrift. Ook bij een latere bijeenkomst van de Dead Dutchman Society werd het lot van de grafsteen van Hemmij uitvoerig besproken. Een opmerkzame diplomaat, de heer Jan Heidsma, nam het initiatief om fondsen te benaderen. De bedoeling was om geld in te zamelen zodat een gespecialiseerd restauratiebedrijf de steen kon schoonmaken en voorzien van een beschermende coating om verdere waterschade te voorkomen.

Mijn bescheiden rol ondertussen was het promoten van de restauratie en het bijwonen van de afsluitende werkzaamheden. Met een delegatie van een man of tien gingen we in maart 2006 naar Kakegawa. Op een overzicht van alle aanwezigen, opgemaakt door het stadskantoor van Kakegawa, stond ik genoteerd als “officiële vertegenwoordiger van de Dead Dutchmen Society”. De priester van de Teneiji tempel hield een bede voor Hemmij’s eeuwige rust. De burgemeester van Kakegawa sprak een warm welkomst uit en drukte in zijn woorden zijn waardering uit voor de restauratie. De ambassadeur gaf in zijn speech aan hoe het allemaal zo gekomen was en eindigde met een toost op Hemmij met korenwijn. Dit was volgens de ambassadeur een traditie van de Dead Dutchman Society.

Jaarlijkse herdenking

Bij de ceremonie is net als bij de begrafenis ook altijd een priester aanwezig.De Dead Dutchman Society of Tokio kent geen officieel lidmaatschap maar tussen de deelnemers bevinden zich zakenlieden, academici, diplomaten en schrijvers. Vanzelfsprekend is de ambassadeur onze beschermheer. Hoewel de club overwegend Nederlands is, hebben we in 2007 een Amerikaans diplomaat verwelkomd die bij de heropvoering van de begrafenis de rol van de eerste Amerikaanse ambassadeur Townsend Harris op zich neemt. Bij de jaarlijkse herdenking is ook een boeddhistische priester aanwezig die gebeden opzegt voor het zielenheil van Henry. Daarnaast zijn nog twee gepensioneerde leidinggevenden van Japan Airlines aanwezig die beiden tijdens hun werk connecties hadden met Nederland. Ook ik ben nog steeds jaarlijks aanwezig, de enige Engelse vertegenwoordiger en tevens, bij toeval, de grondlegger van de Dead Dutchman Society of Tokio.

Inmiddels wordt de Dead Dutchman Society ook regelmatig geschreven als de Dead Dutchmen Society (meervoud dus) vanwege de bemoeienissen met Hemmij.

 

Dit artikel is een vertaling van het origineel dat door Geoffey Tudor in 2007 werd geschreven. Het originele artikel is hier te vinden.

Aangepast: 30 april 2018

Nieuw op de website