Frankrijk - Nederlanders begraven in Parijs


 

Inleiding

Parijs is een echte wereldstad. Nederlanders komen er graag voor een weekendje of een paar dagen om te genieten van de sfeer en de cultuur. Het kan haast niet anders zijn dat er ook Nederlanders begraven zijn in Parijs. Wie over de begraafplaatsen in Parijs loopt en de grafstenen leest, komt geregeld Nederlandse namen tegen. Het kan dan gaan om een verfranste persoon van verre Nederlandse komaf, geboren in Frankrijk en bijna vanzelfsprekend daar ook begraven. Soms ook tref je een geboren en getogen Nederlander aan, die door toeval of juist bewust begraven is op een Franse begraafplaats. Parijs heeft ook altijd een specialePanthéon aantrekkingskracht uitgeoefend op kunstenaars, wat er de reden van is dat ook nog wel eens een Nederlandse artiest die in Parijs is gestorven daar begraven werd. Een bekend voorbeeld is de schilder Ary Scheffer uit Dordrecht. Hij ligt begraven op het cimetière de Montmartre.

Maar wellicht minder bekend is het feit dat er ook een Nederlander is bijgezet in het Panthéon. Of dat er tussen de generaals van Napoleon op Père Lachaise ook een Nederlandse generaal ligt. En dat er op Père Lachaise een beroemde VOC-er zijn laatste rustplaats heeft gevonden.

 

Jean-Guillaume de Winter 1761-1812
bijgezet in het pantheon

 

In het Panthéon liggen de groten van Frankrijk. Napoleon sprong nog al ruim om met het begrip 'groten' en liet in totaal eenenveertig personen, die onder zijn regime een grote rol hadden vervuld, in het Panthéon bijzetten. De 'groten van Napoleon' liggen in de westvleugel van de crypte aan de rechterkant, in de grafkamers II t/m V. Grafkamer IV was gereserveerd voor protestanten.

Hier zijn vier personen bijgezet, een van hen is generaal Jean-Guillaume de Winter. Bij zijn grafkamer staat onder zijn naam een toelichting, die als volgt luidt:
23 maart 1761 / 2 juni 1812
Nederlands marine-officier die de Revolutie steunt, vervolgens Holland moet ontvluchten en naar Frankrijk uitwijkt. In 1795 keert hij terug in de Nederlandse provincies aan het hoofd van het Franse leger, en wordt vervolgens gevolmachtigd minister van de Bataafse Republiek bij de Franse regering. Lodewijk Bonaparte, koning van Holland, benoemt hem tot maarschalk, graaf en bevelhebber van land- en zeemacht. Napoleon verheft hem achtereenvolgens tot groot-officier in het Legioen van eer, inspecteur-generaal van de noordelijke zeekusten en commandant van de verenigde zeestrijdkrachten op Texel, en tenslotte graaf van het Keizerrijk.

Grafkamer IVJan-Willem de Winter werd in 1761 geboren in Kampen. De tijden waarin hij opgroeide waren heftig en hij stond bloot aan de ideeën van de Hollandse Patriotten. Met hen streed De Winter tegen stadhouder Willem V en de patriciërs. Toen de echtgenote van Willem V, Wilhelmina van Pruisen, haar broer de koning van Pruisen te hulp riep en deze een leger van 20.000 man stuurde, vluchtten duizenden patriotten naar het buitenland. Met hen ook De Winter. Gedurende zijn ballingschap zat De Winter kennelijk niet stil, gezien het feit dat hij in 1795 aan het hoofd van Franse troepen de Nederlanden weer betrad. Daarmee begon voor Jan-Willem de Winter een glanzende carrière.
Tijdens de hoogtijdagen van Napoleon werd De Winter ernstig ziek en moest hij het opperbevel overdragen aan admiraal Ver Huell. Op 2 juni 1812 overleed hij in Parijs. Het 'Staatkundig dagblad van het departement der monden van den Yssel' wijdde op 18 juni 1812 het volgende verslag aan de begrafenis: "De lykstaatsie, zoo ontzagwekkend als talryk, bestond uit onderscheiden ministers en andere voorname beambten. Detachementen kavallerie en infanterie van de stedelyke garde, van de veteranen, van de jagers en van de eerste oproeping der nationale garde, openden den togt".

Graftombe De WinterBij sommige groten der aarde worden hart en andere stoffelijke resten niet altijd op dezelfde plaats bewaard. Zo ook bij De Winter. Bij zijn stoffelijke resten in het Pantheon ontbreekt het hart. Het bevindt zich in de Bovenkerk in Kampen. Al in augustus 1813 werd voor deze hoog gestegen plaatsgenoot een monumentje geplaatst in de kerk. Op de roodmarmeren console werd in 1821 een vaas geplaatst met daarin het hart van De Winter. De console met vaas bevindt zich nu hoog aan de zuidelijke muur van de kerk. Een inscriptie in het Latijn zegt: "Aan de IJssel werd hij geboren, aan de Seine stierf hij. Beide landen gedenken hem in eervol respect". In Kampen geëerd, maar in de rest van Nederland afgeschilderd als verrader, werd Jan Willem de Winter uiteindelijk vergeten.

 

Carel Hendrik Ver Huell 1764-1845
begraven op Père Lachaise

 

In dezelfde week dat Napoleon zichzelf tot keizer kroonde, werd in 1804 de eerste buitenbegraafplaats van Parijs geopend: het cimetière de Père Lachaise. Aanvankelijk zagen de Parijzenaars niets in zo'n begraafplaats die ver van de toenmalige stad lag. Pas na diverse 'reclamecampagnes' werd de begraafplaats succesvol. In 1807 maakte Napoleon 'reclame' door de opening nog eens over te doen. Daarbij koos hij ook de plek waar hij na zijn dood begraven wilde worden, temidden van zijn officieren. Zelf is hij nimmer op Père Lachaise begraven, maar ligt hij in de Dôme des Invalides. Veel van zijn officiers liggen er wel; een van hen is admiraal Carel Hendrik, graaf Ver Huell.

Carel Hendrik Ver HuellCarel Hendrik Ver Huell werd in op 4 februari 1764 geboren in Doetinchem. Vanaf 1779 maakte hij carrière op de vloot van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Tot 1795 voerde hij het bevel over verschillende schepen en bracht het tot adjudant van generaal Van Kinsbergen. Tussen 1795 en 1802 was hij ambteloos burger totdat hij in 1802 korte tijd rechter en tevens burgemeester van Doetinchem werd. In 1803 begon zijn carrière onder Napoleon die hem tot grote hoogte zou voeren. Als opperbevelhebber van de Bataafse zeemacht voerde hij belangrijke opdrachten uit, werd later secretaris van staat voor Marine en uiteindelijk minister van Marine. Onder koning Lodewijk Napoleon voerde hij eveneens enkele belangrijke functies die hem regelmatig naar Parijs brachten. Na het aftreden van Lodewijk Napoleon kwam Ver Huell in Franse dienst als vice-admiraal en kreeg hij het commando over de gehele scheepsmacht van de kust van de Noord- en Oostzee. Als zodanig verdedigde hij in 1813 Den Helder dat hij weigerde op te geven aan de Nederlandse belegeraars. Na de dood van Jean-Guillaume de Winter in 1812 volgde hij hem op als admiraal.
Na de val van Napoleon vestigde Ver Huell zich in Frankrijk waar hij zich in 1814 liet naturaliseren tot Fransman. Hij werd uiteindelijk pair de France (lid van de senaat) en speelde een vooraanstaande rol in de Franse protestantse kerk. Ver Huell kreeg als eerste buitenlander de onderscheiding Légion d'honneur en werd in 1811 benoemd tot graaf van het Keizerrijk.

 

Als lid van de senaat en met een staat van dienst als de zijne leefde hij verder een rustig leven in Parijs tot hij in 1845 overleed. Ver Huell werd begraven in het Quartier des maréchaux du premier empire, de afdeling van de maarschalken uit het eerste keizerrijk, het gedeelte dus wat Napoleon voor zichzelf en zijn officiers had bestemd. Op Père Lachaise is het divisie 28.
Op het graf staat een eenvoudig grafteken, bestaande uit een rechthoekige, natuurstenen opbouw met aan de hoofdzijde een obelisk op een vierkante voet. Op de voet staat het opschrift: Concession à perpétuité de la famille de Mr. l'Amiral comte Ver Huell Pair de France.
In het graf dat vanaf 1810 in bezit van de familie was, zijn vier personen bijgezet: twee zonen (1810 en 1827), broer Christiaan Anthonie (1832) en Carel Hendrik Ver Huell zelf, die hier op 31 oktober 1845 werd begraven.
In 1994 is het grafmonument gerestaureerd door de ACMN (Association pour la Conservation des Monuments Napoleoniens), de vereniging tot behoud van de Napoleontische monumenten. Ook enkele instanties uit Doetinchem droegen financieel bij. Het ijzeren hek rond het graf werd bij de restauratie verwijderd en niet herplaatst vanwege de slechte staat. Het hele graf werd goed gestabiliseerd, de steen werd gezandstraald en zo van ingevreten vuil ontdaan. Gaten en voegen werden gedicht en de belettering opnieuw ingeschilderd. Op deze wijze eert de Franse staat deze van oorsprong Nederlandse man die in moeilijke en verwarrende tijden voor Frankrijk koos. Zijn naam werd ook geplaatst op de Arc de Triomphe te Parijs.

 

Isaac Titsingh 1745-1812
begraven op Père Lachaise

 

In 2002 werd het 400-jarig jubileum van de VOC (Verenigde Oost-Indische Compagnie) gevierd. Dat gegeven leverde een stroom van publicaties, documentaires en beschouwingen op. Eén van die publicaties was de biografie 'Isaac Titsingh' door dr. Frank Lequin. Titsingh was een van de grootste Nederlanders in de geschiedenis van de VOC, hoewel hij zelf later een diepe verachting kreeg voor zijn werkgever.

Titsingh werd geboren op 10 januari 1745 in Amsterdam. Als zoon van een chirurgijn en verloskundige van de Stadhouderlijke familie, kreeg Titsingh een verlichte opvoeding. In maart 1764 trad hij toe tot het Amsterdamse chirurgijnsgilde en nog geen jaar later behaalde hij een doctoraat in de Rechten aan de Leidse universiteit. In 1765 verliet Titsingh Europa om naar Batavia te gaan alwaar hij in dienst trad van de VOC. Tot 1779 vervulde hij diverse administratieve functies maar in 1779 werd hij directeur van de VOC-factorij te Deshima in Japan. Hij fungeerde tegelijkertijd als ambassadeur bij de Shôgun in Tokyo. Van 1785 tot 1792 was hij directeur van de VOC-handel in Bengalen, waarna hij tot 1794 Ordinaris Raad van Indië in Batavia was. In de laatste jaren van zijn loopbaan was hij speciaal ambassadeur bij het hof van de keizer van China in Peking.
Eind 1796 keerde Titsingh terug naar Europa, maar niet direct naar Holland. Tot 1801 woonde hij in Londen en Bath. Hij keerde even terug naar Amsterdam, maar ging vervolgens, totdat hij daar overleed, in Parijs wonen.
Een staat van dienst zoals die van Titsingh was op zich al uitzonderlijk, maar naast zijn bestuurlijke kwaliteiten legde Titsingh een grote wetenschappelijke interesse aan de dag voor de landen waar hij zich bevond, speciaal voor Japan. Hij bestudeerde en vertaalde een aantal van de belangrijkste Japanse historische bronnen en verzamelde Japanse kunstvoorwerpen. Tevens onderhield hij tijdens en na zijn verblijf in Japan een uitgebreide correspondentie met vooraanstaande Japanse geleerden. Dit maakt Titsingh tot de grondlegger van de Japanologie.
Dat hem nooit de eer is toegekend die hij verdiende en dat zijn werk onbekend is gebleven, kwam door een samenloop van omstandigheden. Titsinghs erfenis kwam door de Napoleontische oorlogen in handen van de Fransen. Maar het kwam vooral door de anti-intellectuele houding van de VOC, geobsedeerd als die was door geld en winst. Mede door de heersende kleinburgerlijke Hollandse mentaliteit binnen de VOC vond men zijn werken niet geschikt geacht voor publicatie, omdat ze waren 'opgevuld met bijgeloovige onzin en met ellendige sprookjes' en dus schadelijk voor christenen.

Graf TitsinghVanwege zijn opvattingen en die van zijn broodheer weigerde Titsingh in 1796 de benoeming te aanvaarden tot Gouverneur-generaal van Nederlands-Indië. Hij keerde liever terug naar Europa waar hij zijn contacten en wetenschappelijke interesses onderhield. In 1812 stierf Titsingh en hij werd begraven op Père Lachaise in Parijs. Titsingh werd geruime tijd vergeten, net als zijn graf.

De biograaf Frank Lequin ging echter op zoek naar het graf dat hij na het nodige speurwerk terugvond. Lequin was in eerste instantie op het spoor van Titsingh gezet door de Engelse historicus Charles Ralph Boxer. Deze had zich verdiept in de maritieme geschiedenis en had onder andere 'The Mandarin at Chinsura: Isaac Titsingh in Bengal 1785-92' (1949) gepubliceerd. Op basis van een tekst die onder andere sprak over d'allerhoogste top ging Lequin naar het cimetière de Père Lachaise in Parijs, waar het archief verwees naar: 39e division, 10e ligne, face 38e division, No 8/28. Het is het oudste gedeelte van de begraafplaats, tegenover de Napoleontische divisie no. 28, op de hoogste heuvel. De plaats was volkomen overwoekerd en veel grafstenen waren omgevallen. Na veel gewroet in de grond werd de omgevallen grafsteen van Titsingh gevonden. Hoewel het oorspronkelijk een staande steen was, ligt hij nu in gerestaureerde staat plat op de grond. Op de eenvoudige steen staat de tekst: "Ici repose Isaac Titsingh. Ancien conseiller des Indes hollandaises. Ambassadeur à la Chine et au Japon. Mort à Paris le 2 Février 1812, agé de 68 ans", vertaald: Hier rust Isaac Titsingh, voormalig Raad van Nederlands-Indië, gezant in China en Japan, overleden te Parijs de 2e februari 1812, 68 jaar oud.

Inmiddels is Titsingh weer aan de vergetelheid ontrukt. Zo is er in Leiden het Titsingh Instituut dat de geschiedenis van de ontmoeting tussen mensen uit Europa en Azië in de 18de eeuw onderzoekt. Het voornaamste doel is de voortgaande studie van leven en werk van Titsingh, tolk en intermediair op het terrein van cultuur-wetenschappelijke betrekkingen tussen Europa en Japan. (2004)

 

Literatuur en bronnen

  • Berends, Jan, 'Een bekende Doetinchemmer op een Parijse Dodenakker', in: Kronyck van Deutekom & Salehem, 18e jrg. no. 74, december 1994, p. 89-94.
  • Brouwer, Rindert, De Profundis. Funeraire reisgids door Noord-Frankrijk, uitgegeven in eigen beheer, Eindhoven 2002.
  • Kousbroek, Rudy, 'De Loffelijke Compagnie', in: Haagsche Courant van 25-05-2002
  • Kousbroek, Rudy, 'Op d'allerhoogsten top', in: NRC Handelsblad van 14-07-2002
  • Lequin, Frank, Isaac Titsingh (1745-1812): een passie voor Japan / leven en werk van de grondlegger van de Europese Japanologie, Alphen aan den Rijn (Canaletto) 2002
  • Verhoeve, Ger, 'Nederlandse held begraven in het Panthéon', in: Dagblad Trouw van 08-12-2001

 

Internet

 

 

 

 

 

 

 

Aangepast: 25 februari 2015

Nieuw op de website