Skip to main content

De bemuurde dood


Geschreven: 13 december 2009
Aangepast: 22 juni 2013
Auteur: Leon Bok
Categorie: De bemuurde dood

 

Marum

Voor veel begraafplaatsen was de bouw van een lijkenhuisje, verplicht gesteld vanaf 1872, een behoorlijk probleem. In sommige gevallen beschikte men nauwelijks over de middelen, maar vooral over het nut van zo'n huisje werd getwijfeld. Er werden dan ook nogal inventieve oplossingen gevonden waarbij veel geld uitgespaard werd. Zo zijn in het land diverse lijkenhuisje in de oksel van toren en schip van een kerk gebouwd. Ze vallen soms nauwelijks op, maar die in Marum is zo fel gekleurd dat die niet gemakkelijk over het hoofd gezien kan worden. Het huisje is aan de achterzijde van de oude hervormde kerk geplaatst. Aan materiaal heeft het huisje niet veel gekost. Op een laag muurwerk is een lange houten wand geplaatst, aan de korte kant een deur en een lessenaardak maakt het huisje af. Het materiaal voor twee andere wanden, alsmede een extra hoeveelheid dakpannen kon hiermee bespaard blijven. In de archieven wordt het huisje pas vermeld in 1930 als het huisje hersteld moet worden.


Geschreven: 13 december 2009
Aangepast: 06 mei 2013
Auteur: Leon Bok
Categorie: De bemuurde dood

 

LijkenhuisjeZoals uit deze reeks wel duidelijk wordt, zijn lijkenhuisjes er in allerlei soorten en maten. Combinaties in functies zijn vrij algemeen. Zo ook bij het lijkenhuisje op de Rooms-katholieke begraafplaats St. Petrus Banden in Oirschot. Het staat centraal op het oude deel van de begraafplaats, precies in de as van het middenpad. Maar wat men ziet als men deze begraafplaats betreedt is een fraaie gevel met een ruime nis en een calvariegroep tegen een coulisse van een drietal linden. Wie echter verder de begraafplaats oploopt zal verbaasd naar het huisje kijken dat zich achter de gevel uitstrekt. Dit is het lijkenhuisje.
Het geheel is in een neogotische stijl opgetrokken en dateert van omstreeks 1880-1890. De voorgevel is bewust breder en hoger opgetrokken dan de overige gevels. Op de zwaar aangezette hoekpijlers staan twee witte beelden, links Maria en rechts Johannes. In het midden, op een uitgemetselde console, is een uitkragend basement aangebracht dat dient als basis voor een houten kruis met corpus. Aan de voet van het kruis liggen twee schedels.
De korfboognis in de gevel is, bevatte eerst een door de Oirschotse kunstenaar J. Kruijsen op spaanplaat geschilderde Bewening, daterend van rond 1925. Inmiddels is deze plaat, na in verval te zijn geraakt, vervangen door een natuurstenen plaat met de inscriptie 'Uit Gods hand in Gods hand'. Daaronder zijn de namen aangebracht van de pastoors die vanaf 1830 de parochie hebben geleid.

Het eenlaags baarhuisje dat zich achter de voorgevel uitstrekt staat op een rechthoekige plattegrond en wordt gedekt door een zadeldak met rode tuile-du-nord pannen. In de linker zijgevel is een getoogde deur aangebracht waarvan de dorpel zich op ongeveer 30 centimeter boven het maaiveld bevindt. Naast de deur is hier nog een ijzeren vierruits raam aangebracht in een getoogd venster. Aan de achterzijde is in de korte gevel een getoogde dubbele inrijpoort aangebracht. Hier is niet zo lang geleden een afdak aangebracht waaronder het gereedschap is aangebracht dat bezoekers kunnen gebruiken. De rechter zijgevel bevat alleen een ijzeren rondlichtvenster.
Van belang voor het ensemble zijn de drie achter het huisje geplante linden. Deze zijn waarschijnlijk niet lang na de bouw van het huisje geplant en maken dat dit huisje goed uitkomt. Het huisje is, samen met enkele andere grafmonumenten op de begraafplaats, op de lijst van beschermde rijksmonumenten geplaatst. De omschrijving is echter niet echt accuraat.

 

Dit artikel verscheen eerder in de nieuwsbrief van juni 2008


Geschreven: 13 december 2009
Aangepast: 11 juni 2013
Auteur: Leon Bok
Categorie: De bemuurde dood

 

Resten_lijkenhuisjeLijkenhuisjes komen of kwamen voor op nagenoeg alle begraafplaatsen in Nederland. Maar ook bij ziekenhuizen of gevangenissen waren ze in gebruik. In de Tweede Wereldoorlog kwamen daar ook nog lijkenhuisjes bij die naar Duitse voorschriften bij ieder kamp gebouwd moesten worden. In zo'n lijkenhuis diende de kamparts een lijkschouwing te houden waarbij de dode geïnspecteerd werd en de doodsoorzaak omschreven moest worden. Een van die huisjes is deels bewaard als herinnering aan wat nooit meer mag gebeuren: het lijkenhuisje van Kamp Amersfoort. Toen het Nederlandse leger in september 1939 mobiliseerde werd aan de rand van Amersfoort een legerkamp met zes houten barakken ingericht. Het kamp kreeg de naam 'De Boskamp'. Na de capitulatie werd het gebruikt om Duitse soldaten onderdak te verschaffen. In het voorjaar van 1941 werd het complex door de SS ingericht tot Polizeiliches Durchgangslager Amersfoort (PDA). Het aantal barakken werd sterk uitgebreid en het terrein werd omrasterd. Toen ook werd aan de rand van het terrein een bestaand boerenschuurtje omgebouwd tot lijkenhuisje. Het betrof een rechthoekig bakstenen gebouwtje onder een schilddak met op het dak twee kleine schoorstenen. Die laatste zijn mogelijk later aangebracht, net als de voorzieningen. Het huisje had twee ruimten die beiden hun eigen ingang hadden en mogelijk binnendoor met elkaar in verbinding stonden. Er was een wasbak, uiteraard voor de artsen die na het onderzoek hun handen hier konden wassen. Het schijnt echter dat de kampartsen hun werk niet echt deden zodat het huisje feitelijk alleen gebruikt werd om gestorven gevangenen neer te leggen in afwachting van hun ter aarde bestelling.


Geschreven: 13 december 2009
Aangepast: 06 mei 2013
Auteur: Leon Bok
Categorie: De bemuurde dood

 

DNOLijkenhuisjes in Nederland zijn er in klein en groot. Het kleinste lijkenhuisje meet ongeveer één bij twee meter, net genoeg om er één lijk in onder te kunnen brengen. De meeste lijkenhuizen zijn groter, maar de grootste vinden we vaak niet op begraafplaatsen maar bij gast- of ziekenhuizen. Daar betreft het vaak gebouwen waarin ook functies zijn opgenomen voor een laboratorium, snijzaal en meer ruimtes waar doktoren of andere medewerkers kunnen verblijven. Sommige begraafplaatsen kennen ook nog wel zo'n uitgebreider en groter lijkenhuis. Op De Nieuwe Ooster in Amsterdam staat bijvoorbeeld rechts naast de aula een fors gebouw dat gebouwd is als lijkenhuis.


Het lijkenhuis is gebouwd in 1892 naar een ontwerp van de architect A.W. Weissman. Hij was ook verantwoordelijk voor de andere gebouwen bij de entree van de begraafplaats. De aula van Weissman is in 1939 vervangen door de huidige aula. Het lijkenhuis heeft een T-vormige plattegrond met aan de achterzijde een smalle uitbouw waarin een trappenhuis is opgenomen. Het gebouw kent één bouwlaag met een samengesteld dak en is opgetrokken in rode verblendsteen. Het voorhuis heeft een zadeldak, terwijl het smalle lang deel daarachter is voorzien van een schilddak. De daken zijn belegd met leien. Net als bij de andere gebouwen zijn ook hier hardstenen banden opgenomen en bevatten de rondboognissen boven de vensters fraai siermetselwerk met daartussen geglazuurde tegels.
De toegang is gelegen in het voorhuis met aan weerszijden twee ramen. In de zijgevels van het voorhuis is een groot raam aangebracht met schuifvenster en in de puntgevels is een rond bovenlicht aangebracht. De top van de gevels is gemaakt uit hardsteen en voorzien van florale motieven. Ook de schouderstukken van de puntgevel zijn van fraai bewerkt hardsteen.
De linkergevel van de achterbouw kent vijf getoogde bovenramen die correspondeerden met de cellen waar de lijken opgeslagen konden worden. De rechtergevel is voorzien van drie grote schuiframen waar zich de dokterskamer bevond. In het voorhuis lag ondermeer de schouwkamer waar de dokter lijkschouwing hield. Aan de andere zijde van de aula kende De Nieuwe Ooster ook nog een barenloods. In deze loods werden de verschillende baren geplaatst die men op de begraafplaats gebruikte om de kist naar het graf te brengen.

 

Dit artikel verscheen eerder in de nieuwsbrief van april 2008