Skip to main content

Grafpoëzie te Middelbert

10 juli 2006

 

01maartenskerkRond de Maartenskerk in het dorp Middelbert (gemeente Groningen) bevindt zich op het kerkhof een schat aan 19e eeuwse grafpoëzie. De Maartenskerk zelf werd gebouwd in de 13e eeuw. Verbouwingen in de loop der eeuwen zijn duidelijk zichtbaar. Opmerkelijk is de westgevel uit de 18e eeuw met een fraai cartouche (ornament) boven de toegangsdeur.

Het Griekse opschrift luidt in vertaling:

HET HOE. EN. HET WAAROM
VAN DE. WEDEROPSTANDING
VAN DE. DODEN

Met deze woorden wordt verwezen naar de eerste brief van de apostel Paulus aan de Korinthiërs, hoofdstuk 15, de verzen 35 tot en met 44.
De tekst:

BEWAERT UWEN VOET
ALS GIJ TEN HUISE
GODES IN GAET,

vinden we in het boek Prediker, hoofdstuk 4, vers 17.

02JGRijkensBij het betreden van het kerkhof worden we direct al getroffen door het gedicht op de grafpaal van de schoolmeester Jan Gerrits Rijkens:

VOOR DUIZENDEN
GEWERKT,
DOOR VELEN HOOG-
GEACHT.
OOGST HIJ HIER
BOVEN NOG
DEN DANK VAN
'T NAGESLACHT!

Rijkens, die geboren werd op 28 maart 1784 te Garmerwolde, overleed op 12 januari 1862. Van 1803 tot 1857 was hij onderwijzer in het dorp Wehe in de gemeente Leens. Opvallend is het ontbreken van familiebetrekkingen op de paal en geeft het gedicht aanleiding te denken, dat het gedenkteken is opgericht door leerlingen en mensen uit kringen van het onderwijs. Voor het onderwijs heeft Rijkens immers veel betekend, hetgeen blijkt uit de bekroning van zijn ontwerp van het beste geschied- en aardrijkskundige leerboek voor de hoogste klassen van het lager onderwijs in 1817 en de bekroning van het ontwerp van een wereldkaart voor het lager onderwijs in 1830. Daarnaast verschenen veel historische artikelen van zijn hand in de Almanak ter bevordering van kennis en goede smaak, die werd uitgegeven door het Departement Leens van de Maatschappij tot Nut van het Algemeen. Zelf zoon van een onderwijzer én broer van vier onderwijzers, heeft hij mogen beleven, dat twee van zijn zoons ook in het onderwijs terecht kwamen, terwijl twee van zijn dochters met onderwijzers trouwden. Zijn laatste levensjaren heeft Rijkens doorgebracht bij zijn oudste dochter, die getrouwd was met het hoofd der school te Middelbert. Het is daarom ook mogelijk, dat de nabestaanden zelf, in wier levens onderwijs zo'n centrale plaats innam, tot het doen plaatsen van een grafpaal met dit grafdicht kwamen.

Kornelis Arends van der Kamp, onderwijzer in Euvelgunne, streekdorp tussen Groningen en Middelbert, werd zeer gewaardeerd door de leden van "zijne" zang-vereniging. De leden hebben dan ook bij zijn overlijden in 1862 een "gedenkzuil opgerigt" met grafdicht:

03vanderKampHIJ LEEFDE EN ZWOEGDE HIER
TOT VORMING VAN DE JEUGD
HIJ HEEFT ZIJN TAAK VOLBRAGT
IN TROUWE LIEFDE EN DEUGD
ZIJN VRIENDEN SLOOTEN
DROEF TE MOE
DEEZ'STILLE GRAFKUIL TOE

Uit de woorden "zijne zangvereniging" mogen we opmaken, dat hij het zangkoor heeft geleid. Hij zal muzikale capaciteiten hebben gehad, niet zo vreemd in een tijd, waarin je om meester te kunnen worden ook het orgel in de kerk moest kunnen bespelen. Meester van der Kamp werd 58 jaar.

Wanneer grafpalen zijn voorzien van een afbeelding van paard of rund, is het voor de hand liggend, dat het gaat om graven van landbouwers en hun families. Veel van deze grafpalen op het kerkhof van Middelbert zijn daarnaast ook voorzien van grafdichten. Zoals die van Kornelis Harms Kruijer, die in 1859 overleed. Op zijn grafpaal lezen we:

04KruijerDOOR GADE EN KROOST
BEMIND
EN DOOR EEN OUDE
VADER,
BRAK TOCH DE AARD-
SCHE BAND;
MAAR KWAM DE
HEMEL NADER.
NU ZIJ 'T GEMIS
BEWEEND
TOT GOD ONS WEER
HEREENT.

Hoe breekbaar de aardse band kon zijn, had Kruijer zelf al ervaren in het overlijden van zijn eerste echtgenote, Trijntje Gerrits Boltje. Met Kruijer's eigen overlijden in 1859 werd de aardse band tussen hem, zijn tweede vrouw, zijn kinderen én zijn oude vader verbroken. Bemind als hij was, veroorzaakte dat uiteraard verdriet. Er ontstond een breuk. De breuk, die wij dood noemen. In de laatste regels van het grafdicht uitten de nabestaanden zich over hun verwachting en de wijze, waarop de breuk geheeld zou worden. In 1887 overleed Kruijers' tweede echtgenote, Grietje Klaassens Bouwman, met wie hij in 1839 was getrouwd.

HIER RUST ZIJ UIT VAN
AL HAAR ZORGEN,
HAAR ZIEL, VOOR MOEITE
EN LEED GEBORGEN,
BEHOORT AAN DE AARD
NIET MEER;
DE NACHT VAN 'T GRAF
DAALDE OP HAAR NEDER;
'T STOF KEERDE TOT HET STOF
NU WEDER,
DE ZIEL GING TOT DEN HEER.

In dit grafdicht maakten de nabestaanden duidelijk, hoezeer zij de overledene gunden uit te rusten van zorgen, moeite en leed. Bijzonder poëtisch mag de regel worden genoemd, waarin wordt gezegd: DE NACHT VAN 'T GRAF DAALDE OP HAAR NEDER. Heel sterk ligt in het gedicht de nadruk op wat we de tweedeling stof en ziel zouden willen noemen. Van het opstandingsgeloof, waarnaar wordt verwezen op het ornament boven de ingang van de kerk, vinden we in het grafdicht niets terug.

Op de achterzijde van de grafpaal van DE OUDE VADER, Harm Kornelis Kruijer, die bijna twee jaar na het overlijden van zijn zoon Kornelis Harms stierf, lezen we:

05HHKruijerBIJNA EEN
EEUW GELEEFD,
GEZWOEGD OP
DEZE AARDE,
GENIET' HIJ
HIER DE RUST,
MAAR LEEF'
IN HOOGER
WAARDE.

Het gedicht is min of meer een wens. Na vastgesteld te hebben, dat de oude Kruijer bijna een eeuw heeft geleefd en daarvan een groot deel hard heeft gewerkt, wenst men hem het genot van rust op de dodenakker en een leven in "HOOGER WAARDE". Invloed van de zogenaamde Groninger Richting doet zich, zoals in veel grafpoëzie uit de 19e eeuw, zeker gelden in dit gedicht. Het was deze richting in de Hervormde kerk van de 19e eeuw, die onder andere nadruk legde op het gemoedsleven en de zogenaamde opvoedingsgedachte. Eén der grote voormannen van de Groninger Richting, Professor Dr. P. Hofstede de Groot, verwoordde het zo: "In Jezus, in zijn persoon, zijn spreken en werken zien en hooren wij, wie God is, de heilige Vader der menschen; in Hem, wie de mensch is, zijn moet en worden kan; want in Hem openbaart God ons aan ons zelve, en doet ons zelve eerst regt kennen. In zijne natuur zien wij, wat wij naar onzen aanleg zijn; in zijne volmaaktheid, wat wij naar onze bestemming worden kunnen...". Het zijn deze gedachten, die ten grondslag zullen hebben gelegen aan het HOOGER WAARDE van het grafdicht.

Heeft het verdriet om het overlijden van hun oudste zoon de dood bespoedigd van Jantje Harms Koning-Kol? Ze stierf op 27 september 1866, ruim acht maanden na het overlijden van Harm. Op de grafpaal liet haar echtgenoot Elle Hindriks Koning een grafdicht aanbrengen.

06JJKoning-KolHIER RUST DE TROUWSTE
ECHTGENOOT,
WIER LIEFDE EN ZORG TOT
AAN HAAR DOOD
HAAR NIMMER HEEFT
BEGEVEN;
HIER RUST HET TEERSTE
MOEDERHART,
DAT, ONDER VREUGD EN
ONDER SMART,
SLECHTS VOOR HAAR KROOST
WOU LEVEN;
WIJ DANKEN GOD, DIE
HAAR ONS GAF,
AL PERST 'T GEMIS ONS
TRANEN AF,
AL DOET HAAR DOOD ONS
WEENEN,
HIJ, DIE ONS VAN ELKAN
DREN SCHEIDT,
ZAL BIDDEN WIJ IN D' EEU-
WIGHEID,
ONS WEER MET HAAR
HEREENEN.

De grafpaal van Harm wordt gesierd door een paard. Het maakt ons duidelijk, dat hier een boerenzoon begraven ligt en hij als oudste, bij leven, de opvolger zou zijn geworden op het bedrijf. Harm was 27 jaar, toen hij overleed. Uit het grafdicht op de achterzijde van het monument valt op te maken, dat lijden zijn deel is geweest. De ouders hebben zijn dood, hoezeer ook betreurd, als verlossing gezien en aan hun geloof kracht ontleend om het verlies te aanvaarden.

07HKoningHIER RUST IN 'S AARD-
RIJKS KOELEN SCHOOT,
VERLOST VAN LEED EN
SMARTE,
HET LIJK EENS JONGLINGS
DOOR DEN DOOD
ONTRUKT AAN 'T OUDER-
HARTE:
WIJ WEENEN OP DIT STIL-
LE GRAF,
MAAR WISSCHEN OOK
DEN TRAAN WEER AF,
EN SLAAN HET OOG NAAR
BOVEN;
DAAR VINDEN W' EENS
IN HOOGER SFEER,
DEN DIERB'REN ZOON EN
BROEDER WEER,
OM ZAMEN GOD TE LOVEN

In het grafdicht op de grafpaal van Hindrik Elles Koning, die in 1938 overleed, treffen we niet een directe beschrijving aan van de overledene, wel is het een verwijzing hoe Hindrik Elles in het leven heeft gestaan.

08HEKoningWIE AND'REN MEEST
UIT LIEFDE DIENT,
DIE IS HET RIJKST
AAN 'S HEILANDS
GEEST;
DIE IS ZIJN VOLGER
EN ZIJN VRIEND,
DIE GELDT IN 'T
GODSRIJK 'T MEEST.

Het grafdicht grijpt terug op wat we lezen in het Nieuwe Testament:

33 Ze kwamen in Kafarnaüm. Toen ze in huis waren, vroeg Jezus hun: 'Waarover waren jullie onderweg aan het redetwisten?' 34 Ze zwegen, want ze hadden onderweg met elkaar getwist over de vraag wie van hen de belangrijkste was. 35 Hij ging zitten en riep de twaalf bij zich. Hij zei tegen hen: 'Wie de belangrijkste wil zijn, moet de minste van allemaal willen zijn en ieders dienaar.'
Marcus 9: 33-35

1 Op dat moment kwamen de leerlingen Jezus vragen: 'Wie is eigenlijk de grootste in het koninkrijk van de hemel?' 2 Hij riep een kind bij zich, zette het in hun midden neer 3 en zei: 'Ik verzeker jullie: als je niet verandert en wordt als een kind, dan zul je het koninkrijk van de hemel zeker niet binnengaan. 4 Wie zichzelf vernedert en wordt als dit kind, die is de grootste in het koninkrijk van de hemel.
Mattheüs 18: 1-4

09JTEmmelkampJan Tammes Emmelkamp, die in 1859 op 61-jarige leeftijd overleed, moet een werkzaam mens zijn geweest, getuige het grafdicht:

HEM, DIE MET VLIJT
VOLBRAGT ZIJN TIJD
IN 'T AARDSCHE LEVEN,
ZIJ NU DE RUST
AAN GINDSCHE KUST
BIJ GOD GEGEVEN!

Aangrijpend is het grafdicht, dat we aantreffen op de grafpaal van Etje Jans Kruijer-Emmelkamp. Ze overleed op 30-jarige leeftijd. Is ze overleden in het kraambed? In elk geval was er een kind, dat al vroeg de moeder moest missen. Het grafdicht schetst ons wie getroffen werden door haar overlijden op zo jonge leeftijd.

10EJKruijerEVAN 'T DIERBAAR KIND NAM HAAR
DE DOOD ZOO VROEG REEDS AF,
DIE HIER DOOR ELK BETREURD
RUST IN DIT DUISTER GRAF,
HOE 'T GRIEVENST LEED OOK 'T HART
DES ECHTGENOOTS VERSCHEUR!
HOE OOK EEN WEDUWVROUW,
DE DOCHTER DIEP BETREUR
EN OM DE ZUSTER STEEDS
DER BROED'REN MINNEND HART
VERZONKEN ZIJ HELAAS! IN
DIEPE ROUW EN SMART;
VERGEEFS! DE DOOD, DIE ROUW,
NOCH DEUGD, NOCH LIEFDE ONTZIET,
ONTSLOEG VAN ZIJN GEWELD
DE TEERBEMINDE NIET;
HIJ LEGDE 'T ZWAKKE KLEED
BIJ 'T VOORGESLACHT IN 'T STOF,
EEN ENGEL BRAGT HAAR ZELF
IN 'T ZALIG HEMELHOF.

De laatste regels van het grafdicht: "een engel bragt haar zelf in 't zalig hemelhof", als uitspraak over wat men zich dacht bij het sterven van een gelovig mens, vinden hun grond in de gelijkenis van de rijke man en de bedelaar Lazarus in het evangelie naar Lucas:

19 Er was eens een rijke man die gewoon was zich te kleden in purperen gewaden en fijn linnen en die dagelijks uitbundig feestvierde. 20 Een bedelaar die Lazarus heette, lag voor de poort van zijn huis, overdekt met zweren. 21 Hij hoopte zijn maag te vullen met wat er overschoot van de tafel van de rijke man; maar er kwamen alleen honden aanlopen, die zijn zweren likten. 22 Op zekere dag stierf de bedelaar, en hij werd door de engelen weggedragen om aan Abrahams hart te rusten. Lucas 16: 19-22

11TGBruiningaBOp de grafpalen van aantal leden van de familie Bruininga treffen we grafpoëzie aan. Ruim 52 jaar zijn Trijntje Geerts Boerma en Koop Hindriks Bruininga getrouwd geweest. Op hun graven lezen we:

HIER RUST EEN BRAVE VROUW,
OPREGT WAS ZIJ EN TROUW,
HOE TREURDE OM HAAR DOOD,
DE GRIJZE ECHTGENOOT;
HOE WERD DOOR IEDER KIND,
DIE MOEDER TEER BEMIND
VERVULT WAS 'T VRIENDENHART,
OM HAAR VERLIES MET SMART,
ZIJ IS NIET MEER OP AARD',
DE ZIEL GING HEMELWAART.

12KHBruiningaSTEEDS WERKZAAM, ZORG-
VOL, ONVERPOOSD
SLEET HIJ ZIJN AARDSCHE
LEVEN,
TOT ZEGEN MEEST VAN
GADE EN KROOST,
DIE GOD HEM HIER WOU
GEVEN.
ZIJN TROUWE GADE GING
HEM VOOR,
HIJ MOGT 'T VERLIES
BEWEENEN;
MAAR RAS TRAD HIJ IN
'T ZELFDE SPOOR;
OM MET HAAR TE HEREENEN

13GKBruiningaIn het grafdicht gewijd aan Geert Koops Bruininga, die in 1873 overleed, is sprake van een "nutten schat aan wetenschap en deugd". Helaas vinden we bij de vermelding van zijn naam en de data van geboorte en overlijden op de steen niets, dat opheldering verschaft over zijn bezigheden bij leven.

VAN AARDSCHEN DRUK
ONTHEVEN,
MOOG' HIJ NU ZALIG
LEVEN IN 'T RIJK DER HEMEL-
VREUGD;
HIJ, DIE HIER OP DEEZ'
AARDE
EEN NUTTEN SCHAT
VERGAARDE
VAN WETENSCHAP EN
14FKBruiningaDEUGD.

Fenje Koops Bruininga overleed in 1885.

HIER IN DER GRAVEN NACHT
RUST ZIJ BIJ 'T VOORGESLACHT.
WIJ TREUREN OM 'T GEMIS.
HAAR STOF ZAL EENS VERGAAN
MAAR EEUWIG BLIJFT BESTAAN
HETGEEN ONSTERFLIJK IS.

In 1885 overleed ook Wibbechien Koops Bruininga.

15WKBruiningaDE ZUSTER DIE ONS
DIERBAAR WAS
VERLIET HET AARDSCHE
LEVEN RAS,
HAAR GEEST VERLOST VAN
ROUW EN DRUK
LEEFT NU IN EINDE-
LOOS GELUK.

Op de fraai bewerkte zerk van de landbouwer Thies Dijkhuis, die in 1900 overleed, lezen we:

NA EEN REEKS VAN VIJFTIEN JAREN
16ThiesDijkhuisBRAKEN 'S HUWELIJKSBANDEN AF
2 (7?) TAL KINDEREN VOLGT MET HUN MOEDER
VADERS LICHAAM NAAR HET GRAF
DIT IS UIT LIEFDE EN GEVOEL VAN PLICHT
DAT DEZE STEEN HIER LIGT

Het gedicht doet wat zakelijk aan, toch proef je er gevoelens, die verwoord zijn in de laatste regels. Het graf van zijn echtgenote Frederika Kars, die hem ruim dertig jaren overleefde, is eveneens voorzien van een grafdicht.

VELE JAREN NADAT VADER RUST IN 'T GRAF
BRAK OOK 'T LEVEN ONZER LIEVE MOEDER AF
17FDKarsVEEL LEED HEEFT 'T LEVEN HAAR NOG GEBRACHT
MAAR GOD GAF HAAR NAAR 'T KRUIS DE KRACHT
DAT ZIJ RUSTEN MOGEN IN VREDE
IS ONZE BEDE

Alsof ze leunde tegen de schouder van haar vader, zo staat de grafpaal van Fennechien van Dijken tegen die van haar vader Luitje Abels van Dijken.

DE BLOEM, ZO TEÊR
VERWELKTE WEER,
EN VIEL TER NEER.
ZIJ RUSTE ZACHT,
18LADijkDEN LANGEN NACHT,
BIJ 'T VOORGESLACHT!

Fennechien werd nog geen 5 jaar oud. Ze overleed ruim een jaar na de dood van haar vader, die in 1875 stierf. Hij was toen 37 jaar oud. Op zijn grafpaal lezen we:

EEN TEERBEMINDE ZOON,
EEN ECHTGENOOT EN VADER,
GEROEPEN VOOR GODS TROON,
KWAM ZOO DEN HEMEL NADER
TWEE PANDEN GINGEN VOOR,
19LADijkTWEE BLEVEN BIJ DE MOEDER;
DIE WIJZE HUN NU 'T SPOOR
NAAR GOD DEN ALBEHOEDER

Het is een gedicht, waarvan de laatste regel van fundamentele betekenis was voor hen, die dit sterven aanging en in de eerste twee regels worden geduid. Wie het gedicht aandachtig leest en de grafpaal van dochter Fennechien naast dat van haar vader ziet, die weet, dat weliswaar twee kinderen de vader voorgingen, maar dat van de twee, die bij de moeder bleven, er één, Fennechien, al snel na de vader overleed.

Bij de zerken van Fennegien Sieuwerts Wigboldus-Bolhuis, die in 1865 overleed, en van Lammechien Bolhuis-Wigboldus, die in 1906 overleed, kunnen we niet anders dan op grond van de familienamen en jaartallen vaststellen, dat het hier moet gaan om moeder en dochter. Ze zijn beide voorzien van een grafdicht. Het grafdicht van de moeder luidt:

STOF WORDT TOT STOF VERGAARD
NA RUSTELOOS GEWEMEL
DE ZIEL ZIJ WEL BEWAARD
IN D' EEUWIG BLIJDER HEMEL
WAAR 'T EENIGST KIND DOOR HAAR BEMIND
HAAR EENS MET VREUGDE WEDERVIND'

Het grafdicht van de dochter:

20WigboldusDEEZ VROUW IS MET HAAR ECHTGENOOT
OPNIEUW VEREENIGD DOOR DEN DOOD
ZIJ LIGGEN 'T ZAMEN ZIJ AAN ZIJ
VAN ZORGEN EN VAN KOMMER VRIJ
HOE ZOET HAAR 'T LEVEN HIER OOK WAS
DE DOOD MAAIT BLOEM, LOOF EN GRAS

De laatste regel, bekend van veel grafdichten, maakt de indruk gezocht te zijn om het vers sluitend te maken.

De zerk van Popke Eltjes Wigboldus, echtgenoot van Fennegien Sieuwerts Bolhuis, is ook voorzien van een grafdicht. Wigboldus was niet alleen landbouwer, in de kerkelijke gemeente van Middelbert was hij ook ouderling en notabel.

21PEWigboldusDE MAN, DIE IN EENVOUDIGHEID
STEEDS WERKZAAM WAS MET WIJS BELEID
EN IN HET STILLE HUISGEZIN
HET VOORWERP WAS VAN TEED'RE MIN
DIE WELVAART HAD IN ZIJNEN STAND
IS THANS IN 'T HEMELSCH VADERLAND

Hij moet een sympathiek mens zijn geweest, gezien de bewoordingen in het grafdicht. Dat hij goed "geboerd" heeft, wordt niet alleen zichtbaar in de zerk zelf, het wordt ook nog eens geuit in het grafdicht.

Slechts één jaar oud werd Frederika Bolhuis. Ze stierf in 1880. Hoe diep moet het verdriet van de ouders zijn geweest om hun oudste kind.

22FBolhuisHIER RUST ONS OUD-
STE LIEVELING
TE WACHTEN OP
HEREENIGING,
'T GELOOF AAN WEÊRZIEN
TOCH GEEFT TROOST
BIJ HET VERLIES
VAN TEEDER KROOST.

Hoe veelvuldig kindersterfte ook voorkwam, het moet voor de ouders onbeschrijfelijk leed zijn geweest, ook al hebben zij vaak troost geput uit hun geloof. Het echtpaar Van der Meer heeft het zo verwoord:

23vanderMeerRUST ZACHT! LIEF
KROOST,
DER OUD'REN TROOST,
NOG ZONDER ZONDEN
NAAR JEZUS LEER,
HEBT GIJ UW HEER
AL VROEG GEVONDEN.

De versregel naar Jezus leer zal eerder betrokken moeten worden op de regels die volgen, dan op de er aan voorafgaande regel. Aanknopingspunten voor een leer van Jezus over zondeloosheid van kinderen vinden we eigenlijk niet in het Nieuwe Testament, wel worden de kinderen daarin veelvuldig geplaatst naast de geringen, de zwakken, met wie zij het Koninkrijk Gods mogen delen. Zo lezen we in het Lucas-evangelie hoe mensen hun kinderen bij Jezus brengen en het hun belet wordt door Jezus' leerlingen. Dan spreekt Jezus: "Laat ze bij Mij komen, houd ze niet tegen, want het Koninkrijk van God behoort toe aan wie is zoals zij". Lucas 18: 16

Verloor het echtpaar Van der Meer-Kuipers in 1902 al hun zoontje Albert, nog maar twee maanden oud, in 1904 overleden Roelfina, 9 jaar oud, Harm, 5 jaar oud en Roelfina Anna, een half jaar oud. Toen hun moeder, Aaltje Kuipers, in 1905 stierf was zij nog maar 32 jaar. Misschien verwijzen de woorden vrij van 't lijden naar het leed, dat haar ten deel viel in het verlies van haar kinderen.

24AaltjeKuipersHAAR LIEFD' EN TROUW
WAS EVEN GROOT,
ALS MOEDER EN
ALS ECHTGENOOT.
DE GROOTSTE SCHAT
DOOR ONS BEZETEN.
WIJ KUNNEN NIMMER
HAAR VERGETEN
EN HOPEN, DAT ZIJ
VRIJ VAN 'T LIJDEN
ZICH IN DEN HE-
MEL MAG VERBLIJDEN

In het grafdicht op het graf van de kinderen van het echtpaar Benthem: Trientje, een half jaar oud, Albert, 1 jaar oud, Jantiena Margaretha, bijna 1 jaar oud en Kornelia, 10 jaar oud, lezen we:

25kinderen_BenthemHIER LIGGEN
TEED'RE SPRUITEN,
EEN RUKWIND
PLUKT HEN AF,
ZE WAREN DER
OUD'REN ROEM,
NU RUSTEN Z' HIER
IN 'T GRAF.

Kort, maar aangrijpend is het grafdicht op de grafpaal van Frederika Bolhuis-Dijkhuis en haar dochtertje Jantje. Echtgenoot en vader Pieter P. Bolhuis liet het plaatsen in 1856.

26FBJantjeHIER RUST DE DUBB'LE SCHAT,
NA 'T KRAAMBED RAS BEWEEND,
WAT GOD GESCHEIDEN HAD,
WERD OOK DOOR HEM HEREEND.

Naar alle waarschijnlijkheid heeft een portret de zerk gesierd van Abel Luitjes van Dijken. Het ontbreken ervan is goed zichtbaar. Abel was 23 jaar, toen hij overleed in 1892. Op de zerk lezen we:

IN ZACHTEN AARD EN SCHOONE DEUGD
WIERD HIJ AFGESNEDEN IN ZIJN JEUGD
HOE ZOET HEM 'T LEVEN HIER OOK WAS
DE DOOD MAAIT BLOEM EN LOOF EN GRAS

27AbelLDe laatste regels treffen we, zoals hier op het kerkhof van Middelbert, ook elders regelmatig aan.

Roelfina Hekert maakt in het grafdicht ons deelgenoot van haar grote liefde voor haar overleden echtgenoot Wildrik H. Zonderman. Verraadt de bede in de laatste regels van het gedicht een zekere twijfel of wordt deze gedragen door een gelovige bescheidenheid?

MIJN TEER
BEMINDE MAN,
DIE MET
OPREGTHEID
MIJ EN ONS
TEEDER KROOST
28ZondermanTOT STEUN WAS
EN TOT TROOST,
ZONK HIER IN STILLE
GRAF TERNEER;
OCH MOCHT HIJ LEVEN
BIJ DEN HEER.

Over één ding zijn Hendertje Niestijl, overleden in 1876, en haar echtgenoot Roel J. Velthuis, overleden in 1858, het wel eens geweest: er is geen priester (soms wordt een dominee op het Groningerland ook wel pastoor genoemd!), die het bestaan van God voor het verstand aanvaardbaar kan maken. De versie van het grafdicht op de zerk van Hendertje doet haar kennen als een vrouw, die zeker weet:

29Velthuis-NiestijlDAAR IS GEEN PRIESTER
DIE 'T ONS VERKLAART.
DOCH HEM ZOEKT NIEMAND
VERGEEFS OP AARD.

In de versie van het grafdicht op die van Roel ontmoeten we iemand, die het bestaan als nogal raadselachtig ervaart:

DAAR IS GEEN PRIESTER
DIE HEM VERKLAART!
IN RAADSLEN WANDELT
DE MENSCH OP AARD.

30VelthuisHeeft het echtpaar Velthuis gedichten van de dominee-dichter Petrus Augustus de Genestet (1829-1861) gekend? De grafdichten zijn in elk geval ontleend aan zijn gedicht 'Peinzensmoede' uit de bundel Leekedichtjens. De gedichten in deze bundel waren de neerslag van zijn oordeel over de geestelijke en kerkelijke strijd in die dagen.

 

 

31naamloosDe naam is niet meer zichtbaar op de zerk. Het grafdicht verwoordt in elk geval gedachten, die opkomen bij een bezoek aan een dodenakker:

TUSSCHEN WEEMOED, STRIJD EN HOPE
VLIEDT HET LEVEN SNEL VOORBIJ
HOPEN EN GELOOVEN WIJ
DAT HET RAADSEL ZICH ONTKNOOPE,
WAT DIT KORTE LEVEN ZIJ.

 

 

 

Literatuur

  • Harry de Olde, Reint Wobbes: Wij hopen dat 't u goed mag gaan (Omnia uitgevers, 2002)
  • Dr. A.J.Rasker, De Nederlandse Hervormde Kerk vanaf 1795 (Kampen, 1974)
  • Dood, geloof en samenleving in: Tijdschrift Groninger Kerken 23e jaargang nr. 1 blz 2-8
  • Bijbelteksten geciteerd uit: De Nieuwe Bijbel Vertaling 2e druk 2005

 

Bronnen

 

 

Aangepast: 06 februari 2020

Nieuw op de website