Grafpoëzie te Surhuisterveen (Fr.)

10 juli 2009

 

In 1685 werd door Pyter de Schepper, zoon van de grietman Ysaäc de Schepper, de eerste steen gelegd voor de te bouwen Hervormde kerk van Surhuisterveen. Het was niet de eerste kerk in het dorp.
De eerste bewoners, die zich tussen 1565 en 1570 vestigden in het veen ten zuiden van Surhuizum, waren, naar men aanneemt, Mennisten (Doopsgezinden). Zij zullen al spoedig hun kerk, bij Doopsgezinden Vermaning geheten, hebben gebouwd. Het bewijs, dat er omstreeks 1620 een Vermaning moet hebben gestaan, ontlenen we aan een grafsteen "op het oude kerkhof", dat zich echter niet in Surhuisterveen, maar in Surhuizum bevond. De zerk, die helaas verloren ging, droeg het opschrift:

.... NO 1643 DEN 13 NOVEMBER IS DEN / ...WEERDIGEN GODTSALIGEN GABBE / PAULUS BEDIENAER DES GODTLYCKEN / .... VAN DE WATERLANDSE GEMEENTE / ....RUISTERVEEN GESTURVEN OUT ONTRENT / 72 ...REN ENDE LEIT ALHIER BEGRAVEN

Een zerk, die wel bewaard bleef, draagt het opschrift:

ANNO 1644 DE 8 APRILIS IS DE EERBARE / DEUGDRIJKE MAERTYE IANS DOCHTER / OP SERRUSTERVEEN GESTURVEN OUT SINDE / ONTRENT 72 IAREN HUISVROUWE VAN / GABBE PAULUS EN LEIT HIER BEGRAVEN

Hervormde_kerkUit de teksten op de zerken kunnen we opmaken, dat er in de eerste helft van de 17e eeuw al een Doopsgezinde gemeente bestond in Surhuisterveen met een eigen predikant. De gemeente behoorde blijkbaar tot die richting, die zich de Waterlandse noemde. Wanneer bronnen melding maken van de bouw van een tweede Vermaning in 1685, moet er dus al een eerste Vermaning zijn geweest, die of te klein of te oud geworden was. In de acta van de classis Dokkum van 1661, een kerkelijke vergadering van de hervormde kerk, wordt melding gemaakt van dit bedehuis. In die kerkelijke vergadering werd een stuk behandeld, dat onder andere informatie vroeg inzake " 't vergrooten van de vermaenhuijsen der mennonieten ofte over de menighvuldicheijt der menniste Leeraeren".

Rond de Hervormde kerk, waarvan, zoals vermeld, Pyter de Schepper in 1685 de eerste steen legde en die gereed kwam in 1687, onstond in diezelfde tijd het kerkhof.
Een grafdicht op een helaas verdwenen grafsteen levert het bewijs:

AO 1685 DEN 21 DECEMBER IS IN DEN HEERE GERUST
DEN EERBARE JONGE DOCHTER BARBER ARNS
EN LEIT ALHIER BEGRAVEN

DEN JONGSTE VAN HAAR VADER
VAN EEN EERLICKEN STAM
DEN EERSTE VAN ALLEGADER
DIE OP DIT KERCKHOFF KWAM

Werd voor die tijd begraven op het kerkhof, "het oude kerkhof" van Surhuizum, vanaf eind december 1685 kon in het eigen dorp worden begraven. Niet alleen wie hervormd was, ook wie behoorde tot een andere denominatie werd er begraven. Ds. A. Broos, predikant van de Doopsgezinde gemeente was nog maar 30 jaar oud, toen hij op 15 april 1864 overleed. Hij vond er zijn laatste rustplaats, evenals Ds. J. Reinink, die van 1868-1894 predikant was van de Gereformeerde kerk en overleed op 16 december 1894.
Op de grafsteen van laatstgenoemde werd als grafschrift een tekst uit het bijbelboek Daniël aangebracht: De leraars nu zullen blinken, als de glans des uitspansels, en die er velen rechtvaardigen, gelijk de sterren, altoos en eeuwiglijk. (Daniël 12: 3).

van_KammenVoor hun voorzanger en diaken Berend Douwes Wijnalda, die op 2 mei 1895 overleed op 38-jarige leeftijd, richtte de Doopsgezinde gemeente ter nagedachtenis op zijn graf een gedenksteen op. Een opmerkelijk gedenkteken is dat van de genees-, heel- en vroedmeester S.O. van Kammen, die in 1837 overleed en zijn echtgenote M.E. Dewalt, vroedvrouw te Surhuisterveen, die vier jaar eerder was overleden. Ongetwijfeld zijn de echtelieden van betekenis geweest op het gebied van de gezondheidszorg. Het gedenkteken maakt in het bijzonder melding van de betekenis, die van Kammen heeft gehad als "verbeteraar" van de plaats en het stichten van de jaarmarkt in 1822.

Tal van stèles op het kerkhof zijn voorzien van een grafdicht en we kunnen ervan uitgaan, dat wie hiertoe de opdracht gaven een zekere welstand genoten. Een uitgebreide tekst op een steen was immers behoorlijk kostbaar.

Ontroerend is het grafdicht, dat we aantreffen op de stèle van Simon Meines Luimstra. Geboren op 25 april 1854, overleed hij op 15 januari 1903, nog maar 48 jaar oud. Zijn echtgenote Jantje Wouda, met wie hij op 8 mei 1880 in het huwelijk was getreden, liet een grafdicht aanbrengen, dat ontroert door het beeld dat wordt opgeroepen.

LuimstraGIJ DIERBRE DIE NAAR 'T BETER LAND
MIJ ZIJT VOORAF GEGAAN,
'K NEEM IN DEN GEEST U BIJ DE HAND,
UWE OOGEN ZIEN MIJ AAN.
OP 'T OUDE PLEKJE ZIE 'K U WEER,
GEZETEN AAN MIJN ZIJ,
MET DE OUDE LIEFDE VAN WELEER
VERKWIKT EN TROOST GIJ MIJ.

Grafpoëzie is rijkelijk aanwezig op de stèles van de families Bosma, Hulshoff en Poppenga. Wanneer we de grafdichten van het echtpaar Poppenga-Bosma naar hun inhoud beschouwen, mogen we vaststellen, dat geloof voor het echtpaar een werkelijkheid was, die handen en voeten werd gegeven in het dagelijks leven. Laat het grafdicht op Marijke Klazes Bosma, die op 11 maart 1884 overleed, bijna 78 jaar oud, ons haar zien als een vrouw in wier leven vrede en liefde centraal stond, bij Tjerk Wiebrens Poppenga valt alle nadruk op zijn Godsvertrouwen. Een vraag, die opkomt bij het lezen van het grafdicht, gewijd aan laatstgenoemde, is of het leed, waarvan sprake is, eerst met of na de dood van zijn echtgenote in zijn leven kwam. In het grafdicht aan haar gewijd, komen we het immers niet tegen.
Tjerk Wiebrens Poppenga overleed op 1 december 1887. Hij was toen ruim 87 jaar oud.

Poppenga_BosmaWAAR VREDE EN LIEFDE WOONT
IN HART EN LEVEN,
DIEN WORDT DE EERENAAM VAN
KIND VAN GOD GEGEVEN,
DIE VEEL HEEFT LIEFGEHAD, DIE
STERFT NIET BIJ DEN DOOD,
MAAR LEEFT IN 'T NAGESLACHT
DIE ZIJ EEN VOORBEELD BOOD.

GAF D' AARD U LEED, OOK VREUGDE DEED
U OP UW GOD VERTROUWEN.
EN LIEFDE ALLEEN, LIET DEZEN STEEN
BIJ UWE RUSTPLAATS BOUWEN.

Op 7 januari 1888 overleed Jan Binnes Hulshoff. Hij werd ruim 72 jaar. De gemeente Achtkarspelen had hij 30 jaar gediend als wethouder. Ongetwijfeld is de inzet voor de gemeenschap bepalend geweest bij het opstellen van het grafdicht.

Hulshoff_PoppengaRUST ZACHT, GIJ HEBT UW TAAK VOLBRACHT.
UW WERK IS HIER GEDAAN;
EN TIJDGENOOT EN NAGESLACHT
PLUKT VRUCHTEN VAN UW DAÊN;
G'HEBT NIET VERGEEFS GELEEFD: O NEEN
UW WERK SPREEKT SCHOONER DAN DEEZ STEEN.

Het grafdicht op de stèle van Jeltje Wiebrens Poppenga, echtgenote van Jan Binnes Hulshoff, schetst in enkele regels een vrouw, die actief in het leven heeft gestaan. Het wethouderschap van haar echtgenoot zal een en ander mee hebben gebracht. Lijden is haar tijdens haar leven niet bespaard gebleven, maar uit gebed en hoop heeft zij kracht geput.

VEEL GEWERKT EN VEEL GEBEDEN
VEEL GEHOOPT EN OOK GELEDEN
TOT IN 'T EIND HET STILLE GRAF
HAAR DE EEUW'GE RUSTE GAF.

Jeltje Wiebrens Poppenga overleed op 3 juni 1891. Ze werd 74 jaar.

Geeltje Hulshoff is door de wijze, waarop zij haar lijden onderging voor de "achterblijvers" een voorbeeld geweest om na te volgen. Zij overleed op 15 april 1895 en was toen 40 jaar oud.

Geeltje_en_FokjeVOL GEDULD IN 'T LANGE LIJDEN,
TOT AAN 'T EIND DER LEVENSBAAN,
BIEDT ZIJ ONS DIE ACHTERBLIJVEN,
EEN TE VOLGEN VOORBEELD AAN.

Fokje Klazes Bosma, echtgenote van Simon Binnes Hulshoff, overleed op 21 oktober 1867. Ze werd 45 jaar. Uit het grafdicht maken we op, dat ze langdurig ziek is geweest, maar daarvan is hersteld. Heel plotseling is toch het einde gekomen.

NA LANG GEVAAR HERSTELD,
TROF PLOTS'LING HAAR DE DOOD.
TOT SMART VAN MAN EN KROOST,
ZONK ZIJ IN 'S AARDRIJKS SCHOOT.
WIJDT LIEFDE HAAR DEEZ' ZERK,
TOT EEN GEDACHTENIS,
ONS IS ZIJ TOT EEN BEELD,
HOE BROOS DIT LEVEN IS.

Hulshoff zelf overleed op 10 december 1885. Hij is 67 jaar oud geworden. Werken was zijn lust en leven, zoals we kunnen opmaken uit het grafdicht. Wanneer in het grafdicht sprake is van geloof, zullen we dat dan ook naar alle waarschijnlijkheid meer in die zin moeten duiden.

Simon_BinnesLEVEN IS WERKEN, EN WERKEN IS
LEVEN; DIT WAS, DIE HIER RUST, ZIJN
GELOOF EN STREVEN. BRAK PLOTS'LING
DE DOOD ZIJNEN LEVENSDRAAD AF,
HIJ LEEFT IN ZIJN KIND'REN, AL
RUST HIJ IN 'T GRAF.

Margaretha Gillot, die geboren was op 22 januari 1775, overleed op 2 januari 1852. Haar echtgenoot Wybren Tjerks Poppenga overleed op 23 april 1854. Hij was bijna 71 jaar oud. Het is één stèle, die de graven van het echtpaar Poppenga-Gillot markeert. Bij de naam van Margaretha Gillot staat op de stèle vermeld: "welke hiernaast noordwaarts ligt begraven". De vraag rijst: wat heeft er op haar graf gestaan in de tijd tussen haar overlijden en dat van haar echtgenoot? De kinderen hebben op de steen een grafdicht op beide ouders laten aanbrengen.

Poppenga_GillotRUST, DIERBAAR OUDERS! ZACHT,
IN 'S AARDRIJKS KOELEN SCHOOT.
UW KIND'REN, WEL IS WAAR,
BETREUREN UWEN DOOD.
MAAR OP DE LIEFD'EN TROOST
VAN JEZUS ONZEN HEER
IS ONZE HOOP GEVEST,-
WIJ ZIEN U EENMAAL WEÊR.

Op 3 mei 1846 overleed Reinder Klazes Bosma. Hij was 21 jaar oud

HIER RUST EEN JONGELING VAN 'S LE-
VENS ZORGEN UIT;
Reinder_KlazesIN VOLLE JEUGD EN KRACHT WIERD HIJ
REEDS 'T GRAF TEN BUIT.
WIE DIE HEM HEEFT GEKEND, WIJDT HEM
GEEN STILLE TRAAN!
ZIJN HULSEL LIET HIJ HIER; ZIJN GEEST
ZWEEFT HOOGER AAN.

Twee jaar later, op 25 juli 1848, overleed zijn broer Albert Klazes Bosma. Albert was 16 jaar.

DE STENGEL BRAK, DE BLOEM VIEL AF,
EN RUST HIER IN HET STILLE GRAF;
O, GOD! WIE KENT U IN UW DAÂN,
Albert_KlazesDAT HIJ ZOO VROEG MOEST HENENGAAN.

Bijna 68 jaar oud was hun vader Klaas Reinders Bosma, toen hij overleed op 19 april 1851. In het grafdicht heeft zijn echtgenote Antje Alberts Postmus het verdriet laten verwoorden, dat hem en haar trof in het overlijden van beide zoons. Mogelijk heeft het lijden, waarvan in het grafdicht sprake is, ook betrekking op iets, dat hij persoonlijk onderging en dat leidde tot zijn overlijden. Vreugde moeten ze gelukkig ook hebben gesmaakt, zoals we kunnen opmaken uit het grafdicht. Geloofsvertrouwen was Antje Alberts Postmus in elk geval tot grote troost, toen zij, na het verlies van de zoons, ook haar man moest verliezen. We lezen het in het grafdicht.

DE AARDE GEEFT ONS VREUGDE EN LIJDEN.
'K LAAT HEM DIT GRAFDICHT WIJDEN,
DIE BEIDEN RUIM HIER HEEFT GESMAAKT.
Klaas_ReindersZACHT RUSTE HIJ IN 'S AARDRIJKS SCHOOT!
VOER GOD HEM OVER GRAF EN DOOD!
WAT TROOST VOOR MIJ: DE HEILAND WAAKT!

Acht jaar later, op 29 maart 1859, overlijdt Antje Alberts Postmus. Ze is dan ruim 60 jaar oud. De toon van het aan haar gewijde grafdicht is vrij somber, zeker wat betreft de eindregel. Het is ook immers niet gering geweest wat haar in het leven toeviel. Zij was nog in staat in al het verdriet, dat haar overkwam, troost te putten uit haar geloof, zoals we lezen in het grafdicht, dat ze wijdde aan haar echtgenoot. Voor haar nabestaanden gaapte slechts "het graf van zonde en dood".

Moeder Antje heeft het overlijden van haar dochter Sijtske niet meer hoeven meemaken. Sijtske Klazes Meerstra-Bosma overleed op 5 december 1861. Ze werd 32 jaar oud. Het grafdicht verhaalt van het dramatisch gebeuren, dat het gezin Meerstra trof. Sijtske's moedervreugde is kort van duur geweest.

moeder_en_dochterSCHONK ZIJ NA BANGEN STRIJD,
AAN 'T HULP'LOOS WICHT HET LEVEN,
KORT WAS DE MOEDERVREUGD,
ZIJ MOEST DEN DOODSNIK GEVEN;
O, GOD! WIE KENT UW DAÂN,
WIE PEILT UW DUISTRE WIL,
'T GELOVIG HART BERUST,
EN ZWIJGT EERBIEDIG STIL.

Slechts vier jaar duurde het huwelijk van Geeltje Binnes Hulshoff en Jetze Tjerks Witteveen. Op 23 augustus 1845 overleed Geeltje, bijna 29 jaar oud. De stèle is enigszins scheefgezakt, waardoor de laatste regel niet helemaal goed leesbaar is. In het grafdicht wordt melding gemaakt van man en broers. Kinderen worden niet genoemd, zodat we mogen vaststellen, dat het korte huwelijk kinderloos is gebleven. Was haar lijden van somatische of van psychische aard of misschien van beide? Aan hulp heeft het niet ontbroken, maar het mocht niet baten. Over Geeltje kwam een geweldige doodsangst.

Geeltje_HulshoffMAN EN BROERS MOEST IK
VERLATEN,
ALLE HULP KON MIJ NIET
BATEN;
IK VREESDE LANG EN ZAG
GEVAAR;
DEWIJL MIJN TOESTAND DROE-
VIG WAAR,
MIJN ANGSTEN WERDEN
SCHRIKLIJK GROOT,
DAAR 'K ZAG HET NAD'REN VAN
DEN DOOD,
NA LANGE KWIJNING MAT
IK AF,
EN DAALDE ( ………..) IN
HET GRAF.

Ook de stèle van Jetze Tjerks Witteveen staat scheef. Het grafdicht is echter goed leesbaar, omdat deze hoger is aangebracht. Jetze, van beroep landbouwer, overleed op 15 december 1850. Zijn dood volgde niet op een ziekte. In zijn slaap is hij blijkbaar overleden. Hij werd maar 37 jaar oud.

Witteveen_jLEI 'T HOOFD TER NACHT-
RUST NEDER,
GEZOND, GERUST ALS GIJ;
MAAR 'K ZAG GEEN MOR-
GEN WEDER.
O, STERVLING, DENK AAN MIJ:
WAAK DAN: HET LEVEN VLIEDT.
GIJ WEET UW DOODSUUR NIET.

In de laatste versregels wordt de lezer nog een boodschap meegegeven.

De fraai bewerkte stèle, zoals we die vaker tegenkomen op Friese kerkhoven en begraafplaatsen, is voorzien van twee met elkaar verbonden ankers, waarin het kruis kan worden herkend, de symbolen van hoop en geloof. Het is de stèle op het graf van Margaretha Seinstra-Barsema. Zij overleed op 3 september 1905 en werd slechts 42 jaar oud. Aan haar overlijden is een lang en smartelijk lijden voorafgegaan.

Margaretha_BarsemaEEN TROUWE ECHTGENOOT
EN BESTE MOEDER,
DE STEUN VAN 'T HUISGEZIN
GING NA EEN LANG
EN SMARTLIJK LIJDEN,
DE DOODSVALLEIJE IN.
UIT LIEFDE EN GEVOELDE PLICHT
IS DEZE STEEN HIER OPGERICHT.

Uit het grafdicht valt niet op te maken of het een kort of langdurig ziekbed is geweest, maar Elizabeth Postma wist wel, dát zij ging sterven. In vertrouwen op haar Heer, ook wat betreft haar man en kinderen, is ze heengegaan.

Elizabeth_PostmaVERTROUWEND STIL BERUSTEND ZACHT,
WERD 'T STERFUUR DOOR HAAR AFGEWACHT.
ZIJ LIET HAAR ECHTGENOOT EN KROOST,
AAN 'S HEEREN ZORG EN STIERF GETROOST.

Elizabeth Schuilenga-Postma overleed op 14 oktober 1903. Ze was toen 54 jaar oud.

Haring Goslings Land was 62 jaar oud, toen hij op 2 mei 1900 overleed. Een noeste werker, die totaal onverwacht overleed. Op de stèle lezen we het grafdicht:

TOT HEIL VAN GADE
EN KROOST TE WERKEN,
WAS DIE HIER RUST
ZIJN LUST,
Land_HoeksmaTOT ONVERWACHT DE
DOOD HEM WENKTE,
EN VOERDE IN D'
EEUW'GE RUST.
ZIJN VOORBEELD GEEFT
AAN GADE EN KROOST,
IN 'T NA TE VOLGEN
KRACHT EN TROOST.

Zo al zijn lust tot werken als een Calvinistische deugd mag worden aangeduid, in het grafdicht wordt niet gesproken van kracht en troost, die men ontleende aan geloofsvertrouwen. Die kracht en troost werd geput uit het voorbeeld, dat hij gaf en navolging verdiende. Op 22 juli 1909 overleed Hiske Wiemers Hoeksma, weduwe van Haring Goslings Land. Ze werd 68 jaar.
De dankbare kinderen hebben haar een grafdicht gewijd. De zinsconstructies van het grafdicht doen vermoeden, dat de steenhouwer in de breedte ruimte te kort heeft gehad.

VOL IJVER VOOR HAAR
PLICHTEN, DOOR MOE=
DERZORG GELEIDT;
VERRIJST BIJ HARE
RUSTPLAATS, ALS BLIJK
VAN DANKBAARHEID
VAN 'T KROOST, UIT
PLICHT GEDREVEN
BIJ WIEN HAAR GEEST
BLIJFT LEVEN.

Heel bijzonder en opvallend is de wijze waarop het grafdicht is aangebracht op de stèle van de landbouwer Lieuwe van Bruggen. Was er geen ruimte genoeg voor de zinnen of was er sprake van een zekere speelsheid met de tekst? Van Bruggen overleed op 6 september 1894. Hij was toen 74 jaar oud.

Van_BruggenALS WIJ DE DOODSVALLEI
BETREEN,
LAAT ONS ELK AARDSCHE VRIEND
ALLEEN.
MAAR HIJ, DE BESTE VRIEND
IN NOOD,
VERZELT ONS OVER GRAF
EN DOOD.

Wie zou die vriend anders kunnen zijn dan Jezus? Bij het lezen van dit grafdicht zullen sommigen direct denken aan een lied uit de bundel van Johannes de Heer: Welk een Vriend is onze Jezus, waarbij zeker het derde couplet verwantschap toont met dit grafdicht:

Zijn wij zwak, belast, beladen,
en ter neêr gedrukt door zorg,
dierb're Heiland! Onze Toevlucht!
Gij zijt onze Hulp en Borg,
als soms vrienden ons verlaten,
gaan wij biddend tot de Heer;
In Zijn armen zijn wij veilig,
Hij verlaat ons nimmermeer.

Mogelijk was dit lied in die dagen al bekend en werd het in sommige kringen gezongen.

Tegen de oostmuur van de kerk vallen de stèles op van het echtpaar Schürer-Rinzema. Op 15 maart 1855 overleed Elizabeth Teunis Rinzema. Zij werd 61 jaar. Ze was, zoals op de steen werd vermeld, "de Onvergetelijke Gade van B.J. Schürer, onderw. te Surh.veen, en zeer zorgdr. Moeder van een achttal kinderen en vijf behuwde kinders".

Schurer-RinzemaRUST ZACHT, O DIERBRE VROUW
IN 'S AARDRIJKS KOELEN SCHOOT,
UW WEÊRHELFT SCHREIT EEN TRAAN,
UW KROOST WEENT OM UW DOOD;
ZIJ ZIEN MET BITTRE SMART
OP 'T KILLE GRAF TER NEDER;
DOCH HOPEND OP GODS WOORD
ZIEN WIJ U EENMAAL WEDER.

Schürer zelf overleed op 9 januari 1888, bijna 96 jaar oud. Van 1812 tot 1864 was hij Hoofd van de Openbare Lagere school, een functie, die in die tijd nog nauw verbonden was met de plaatselijke Hervormde kerk. Schürer was een zeer gewaardeerd hoofdonderwijzer, zoals bleek uit de koninklijke onderscheiding, die hem in 1863 werd toegekend ter gelegenheid van zijn 50-jarig ambtsjubileum. Een paar jaar eerder ontving hij een zilveren medaille van het departement Surhuisterveen "Tot Nut van 't Algemeen". De waardering werd als volgt onder woorden gebracht: "De grijze onderwijzer is deze medaille ten volle waardig; met denzelfden ijver als voor vijftig jaar werkt hij nog aan het heil der jeugd, met niet minderen lust dan in zijne jongelingsjaren werkt hij nog aan zijne eigene vorming, waartoe zijn krachtig gestel hem ook in staat stelt en waardoor hij het zeldzaam voorregt heeft gesmaakt, van nimmer wegens ziekte in het tijdsverloop van eene halve eeuw geen school te hebben kunnen houden".
Op zijn stèle lezen we:

D'ONTWIKKELING DER JEUGD, WIE
DAAR ZIJN KRAACHT AAN WIJDT;
WIJDT AAN EEN EDEL WERK ZIJN VLIJT.
DE GEEST, DIE HIER ZIJN NUT EENS
STICHTE,
LEEFT VOORT BIJ ´T NAGESLACHT
DAT HIJ VERLICHTE;
EN GING VOL VREE EN HOOP NAAR
ZIJNEN OORSPRONG WEDER,
HET STOF RUST BIJ ZIJN VROUW EN
JONGSTE ZOON TERNEDER.

Het kerkhof van Surhuisterveen nodigt uit tot een meditatieve wandeling langs de graven. (2009)

 

Literatuur

  • H. de Walle, Friezen uit vroeger eeuwen; 2007
  • S.J. van der Molen, Feanster Flucht 1576-1976; 1976
  • Marten Mulder, Grafpoëzie van het Friese land; 2008

Grafpoëzie te Surhuisterveen (Fr.)

(door Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.)

In 1685 werd door Pyter de Schepper, zoon van de grietman Ysaäc de Schepper, de eerste steen gelegd voor de te bouwen Hervormde kerk van Surhuisterveen. Het was niet de eerste kerk in het dorp.
De eerste bewoners, die zich tussen 1565 en 1570 vestigden in het veen ten zuiden van Surhuizum, waren, naar men aanneemt, Mennisten (Doopsgezinden). Zij zullen al spoedig hun kerk, bij Doopsgezinden Vermaning geheten, hebben gebouwd. Het bewijs, dat er omstreeks 1620 een Vermaning moet hebben gestaan, ontlenen we aan een grafsteen "op het oude kerkhof", dat zich echter niet in Surhuisterveen, maar in Surhuizum bevond. De zerk, die helaas verloren ging, droeg het opschrift:

.... NO 1643 DEN 13 NOVEMBER IS DEN / ...WEERDIGEN GODTSALIGEN GABBE / PAULUS BEDIENAER DES GODTLYCKEN / .... VAN DE WATERLANDSE GEMEENTE / ....RUISTERVEEN GESTURVEN OUT ONTRENT / 72 ...REN ENDE LEIT ALHIER BEGRAVEN

Een zerk, die wel bewaard bleef, draagt het opschrift:

ANNO 1644 DE 8 APRILIS IS DE EERBARE / DEUGDRIJKE MAERTYE IANS DOCHTER / OP SERRUSTERVEEN GESTURVEN OUT SINDE / ONTRENT 72 IAREN HUISVROUWE VAN / GABBE PAULUS EN LEIT HIER BEGRAVEN

Uit de teksten op de zerken kunnen we opmaken, dat er in de eerste helft van de 17e eeuw al een Doopsgezinde gemeente bestond in Surhuisterveen met een eigen predikant. De gemeente behoorde blijkbaar tot die richting, die zich de Waterlandse noemde. Wanneer bronnen melding maken van de bouw van een tweede Vermaning in 1685, moet er dus al een eerste Vermaning zijn geweest, die of te klein of te oud geworden was. In de acta van de classis Dokkum van 1661, een kerkelijke vergadering van de hervormde kerk, wordt melding gemaakt van dit bedehuis. In die kerkelijke vergadering werd een stuk behandeld, dat onder andere informatie vroeg inzake " 't vergrooten van de vermaenhuijsen der mennonieten ofte over de menighvuldicheijt der menniste Leeraeren".

Hervormde kerk

Rond de Hervormde kerk, waarvan, zoals vermeld, Pyter de Schepper in 1685 de eerste steen legde en die gereed kwam in 1687, onstond in diezelfde tijd het kerkhof.
Een grafdicht op een helaas verdwenen grafsteen levert het bewijs:

AO 1685 DEN 21 DECEMBER IS IN DEN HEERE GERUST
DEN EERBARE JONGE DOCHTER BARBER ARNS
EN LEIT ALHIER BEGRAVEN

DEN JONGSTE VAN HAAR VADER
VAN EEN EERLICKEN STAM
DEN EERSTE VAN ALLEGADER
DIE OP DIT KERCKHOFF KWAM

Werd voor die tijd begraven op het kerkhof, "het oude kerkhof" van Surhuizum, vanaf eind december 1685 kon in het eigen dorp worden begraven. Niet alleen wie hervormd was, ook wie behoorde tot een andere denominatie werd er begraven. Ds. A. Broos, predikant van de Doopsgezinde gemeente was nog maar 30 jaar oud, toen hij op 15 april 1864 overleed. Hij vond er zijn laatste rustplaats, evenals Ds. J. Reinink, die van 1868-1894 predikant was van de Gereformeerde kerk en overleed op 16 december 1894.
Op de grafsteen van laatstgenoemde werd als grafschrift een tekst uit het bijbelboek Daniël aangebracht: De leraars nu zullen blinken, als de glans des uitspansels, en die er velen rechtvaardigen, gelijk de sterren, altoos en eeuwiglijk. (Daniël 12: 3).

Voor hun voorzanger en diaken Berend Douwes Wijnalda, die op 2 mei 1895 overleed op 38-jarige leeftijd, richtte de Doopsgezinde gemeente ter nagedachtenis op zijn graf een gedenksteen op. Een opmerkelijk gedenkteken is dat van de genees-, heel- en vroedmeester S.O. van Kammen, die in 1837 overleed en zijn echtgenote M.E. Dewalt, vroedvrouw te Surhuisterveen, die vier jaar eerder was overleden. Ongetwijfeld zijn de echtelieden van betekenis geweest op het gebied van de gezondheidszorg. Het gedenkteken maakt in het bijzonder melding van de betekenis, die van Kammen heeft gehad als "verbeteraar" van de plaats en het stichten van de jaarmarkt in 1822.

Grafmonument Van Kammen

Tal van stèles op het kerkhof zijn voorzien van een grafdicht en we kunnen ervan uitgaan, dat wie hiertoe de opdracht gaven een zekere welstand genoten. Een uitgebreide tekst op een steen was immers behoorlijk kostbaar.

Ontroerend is het grafdicht, dat we aantreffen op de stèle van Simon Meines Luimstra. Geboren op 25 april 1854, overleed hij op 15 januari 1903, nog maar 48 jaar oud. Zijn echtgenote Jantje Wouda, met wie hij op 8 mei 1880 in het huwelijk was getreden, liet een grafdicht aanbrengen, dat ontroert door het beeld dat wordt opgeroepen.

Luimstra

GIJ DIERBRE DIE NAAR 'T BETER LAND
MIJ ZIJT VOORAF GEGAAN,
'K NEEM IN DEN GEEST U BIJ DE HAND,
UWE OOGEN ZIEN MIJ AAN.
OP 'T OUDE PLEKJE ZIE 'K U WEER,
GEZETEN AAN MIJN ZIJ,
MET DE OUDE LIEFDE VAN WELEER
VERKWIKT EN TROOST GIJ MIJ.

Grafpoëzie is rijkelijk aanwezig op de stèles van de families Bosma, Hulshoff en Poppenga. Wanneer we de grafdichten van het echtpaar Poppenga-Bosma naar hun inhoud beschouwen, mogen we vaststellen, dat geloof voor het echtpaar een werkelijkheid was, die handen en voeten werd gegeven in het dagelijks leven. Laat het grafdicht op Marijke Klazes Bosma, die op 11 maart 1884 overleed, bijna 78 jaar oud, ons haar zien als een vrouw in wier leven vrede en liefde centraal stond, bij Tjerk Wiebrens Poppenga valt alle nadruk op zijn Godsvertrouwen. Een vraag, die opkomt bij het lezen van het grafdicht, gewijd aan laatstgenoemde, is of het leed, waarvan sprake is, eerst met of na de dood van zijn echtgenote in zijn leven kwam. In het grafdicht aan haar gewijd, komen we het immers niet tegen.
Tjerk Wiebrens Poppenga overleed op 1 december 1887. Hij was toen ruim 87 jaar oud.

Poppenga

WAAR VREDE EN LIEFDE WOONT
IN HART EN LEVEN,
DIEN WORDT DE EERENAAM VAN
KIND VAN GOD GEGEVEN,
DIE VEEL HEEFT LIEFGEHAD, DIE
STERFT NIET BIJ DEN DOOD,
MAAR LEEFT IN 'T NAGESLACHT
DIE ZIJ EEN VOORBEELD BOOD.

GAF D' AARD U LEED, OOK VREUGDE DEED
U OP UW GOD VERTROUWEN.
EN LIEFDE ALLEEN, LIET DEZEN STEEN
BIJ UWE RUSTPLAATS BOUWEN.

Op 7 januari 1888 overleed Jan Binnes Hulshoff. Hij werd ruim 72 jaar. De gemeente Achtkarspelen had hij 30 jaar gediend als wethouder. Ongetwijfeld is de inzet voor de gemeenschap bepalend geweest bij het opstellen van het grafdicht.

Hulshoff

RUST ZACHT, GIJ HEBT UW TAAK VOLBRACHT.
UW WERK IS HIER GEDAAN;
EN TIJDGENOOT EN NAGESLACHT
PLUKT VRUCHTEN VAN UW DAÊN;
G'HEBT NIET VERGEEFS GELEEFD: O NEEN
UW WERK SPREEKT SCHOONER DAN DEEZ STEEN.

Het grafdicht op de stèle van Jeltje Wiebrens Poppenga, echtgenote van Jan Binnes Hulshoff, schetst in enkele regels een vrouw, die actief in het leven heeft gestaan. Het wethouderschap van haar echtgenoot zal een en ander mee hebben gebracht. Lijden is haar tijdens haar leven niet bespaard gebleven, maar uit gebed en hoop heeft zij kracht geput.

VEEL GEWERKT EN VEEL GEBEDEN
VEEL GEHOOPT EN OOK GELEDEN
TOT IN 'T EIND HET STILLE GRAF
HAAR DE EEUW'GE RUSTE GAF.

Jeltje Wiebrens Poppenga overleed op 3 juni 1891. Ze werd 74 jaar.

Geeltje Hulshoff is door de wijze, waarop zij haar lijden onderging voor de "achterblijvers" een voorbeeld geweest om na te volgen. Zij overleed op 15 april 1895 en was toen 40 jaar oud.

Geeltje Hulshoff en Fokje Klazes Bosma

VOL GEDULD IN 'T LANGE LIJDEN,
TOT AAN 'T EIND DER LEVENSBAAN,
BIEDT ZIJ ONS DIE ACHTERBLIJVEN,
EEN TE VOLGEN VOORBEELD AAN.

Fokje Klazes Bosma, echtgenote van Simon Binnes Hulshoff, overleed op 21 oktober 1867. Ze werd 45 jaar. Uit het grafdicht maken we op, dat ze langdurig ziek is geweest, maar daarvan is hersteld. Heel plotseling is toch het einde gekomen.

NA LANG GEVAAR HERSTELD,
TROF PLOTS'LING HAAR DE DOOD.
TOT SMART VAN MAN EN KROOST,
ZONK ZIJ IN 'S AARDRIJKS SCHOOT.
WIJDT LIEFDE HAAR DEEZ' ZERK,
TOT EEN GEDACHTENIS,
ONS IS ZIJ TOT EEN BEELD,
HOE BROOS DIT LEVEN IS.

Hulshoff zelf overleed op 10 december 1885. Hij is 67 jaar oud geworden. Werken was zijn lust en leven, zoals we kunnen opmaken uit het grafdicht. Wanneer in het grafdicht sprake is van geloof, zullen we dat dan ook naar alle waarschijnlijkheid meer in die zin moeten duiden.

Simon Binnes Hulshoff

LEVEN IS WERKEN, EN WERKEN IS
LEVEN; DIT WAS, DIE HIER RUST, ZIJN
GELOOF EN STREVEN. BRAK PLOTS'LING
DE DOOD ZIJNEN LEVENSDRAAD AF,
HIJ LEEFT IN ZIJN KIND'REN, AL
RUST HIJ IN 'T GRAF.

Margaretha Gillot, die geboren was op 22 januari 1775, overleed op 2 januari 1852. Haar echtgenoot Wybren Tjerks Poppenga overleed op 23 april 1854. Hij was bijna 71 jaar oud. Het is één stèle, die de graven van het echtpaar Poppenga-Gillot markeert. Bij de naam van Margaretha Gillot staat op de stèle vermeld: "welke hiernaast noordwaarts ligt begraven". De vraag rijst: wat heeft er op haar graf gestaan in de tijd tussen haar overlijden en dat van haar echtgenoot? De kinderen hebben op de steen een grafdicht op beide ouders laten aanbrengen.

Gillot

RUST, DIERBAAR OUDERS! ZACHT,
IN 'S AARDRIJKS KOELEN SCHOOT.
UW KIND'REN, WEL IS WAAR,
BETREUREN UWEN DOOD.
MAAR OP DE LIEFD'EN TROOST
VAN JEZUS ONZEN HEER
IS ONZE HOOP GEVEST,-
WIJ ZIEN U EENMAAL WEÊR.

Op 3 mei 1846 overleed Reinder Klazes Bosma. Hij was 21 jaar oud.

Reinder Klazes Bosma

HIER RUST EEN JONGELING VAN 'S LE-
VENS ZORGEN UIT;
IN VOLLE JEUGD EN KRACHT WIERD HIJ
REEDS 'T GRAF TEN BUIT.
WIE DIE HEM HEEFT GEKEND, WIJDT HEM
GEEN STILLE TRAAN!
ZIJN HULSEL LIET HIJ HIER; ZIJN GEEST
ZWEEFT HOOGER AAN.

Twee jaar later, op 25 juli 1848, overleed zijn broer Albert Klazes Bosma. Albert was 16 jaar.

Albert Klazes Bosma

DE STENGEL BRAK, DE BLOEM VIEL AF,
EN RUST HIER IN HET STILLE GRAF;
O, GOD! WIE KENT U IN UW DAÂN,
DAT HIJ ZOO VROEG MOEST HENENGAAN.

Bijna 68 jaar oud was hun vader Klaas Reinders Bosma, toen hij overleed op 19 april 1851. In het grafdicht heeft zijn echtgenote Antje Alberts Postmus het verdriet laten verwoorden, dat hem en haar trof in het overlijden van beide zoons. Mogelijk heeft het lijden, waarvan in het grafdicht sprake is, ook betrekking op iets, dat hij persoonlijk onderging en dat leidde tot zijn overlijden. Vreugde moeten ze gelukkig ook hebben gesmaakt, zoals we kunnen opmaken uit het grafdicht. Geloofsvertrouwen was Antje Alberts Postmus in elk geval tot grote troost, toen zij, na het verlies van de zoons, ook haar man moest verliezen. We lezen het in het grafdicht.

Klaas Reinders Bosma

DE AARDE GEEFT ONS VREUGDE EN LIJDEN.
'K LAAT HEM DIT GRAFDICHT WIJDEN,
DIE BEIDEN RUIM HIER HEEFT GESMAAKT.
ZACHT RUSTE HIJ IN 'S AARDRIJKS SCHOOT!
VOER GOD HEM OVER GRAF EN DOOD!
WAT TROOST VOOR MIJ: DE HEILAND WAAKT!

Acht jaar later, op 29 maart 1859, overlijdt Antje Alberts Postmus. Ze is dan ruim 60 jaar oud. De toon van het aan haar gewijde grafdicht is vrij somber, zeker wat betreft de eindregel. Het is ook immers niet gering geweest wat haar in het leven toeviel. Zij was nog in staat in al het verdriet, dat haar overkwam, troost te putten uit haar geloof, zoals we lezen in het grafdicht, dat ze wijdde aan haar echtgenoot. Voor haar nabestaanden gaapte slechts "het graf van zonde en dood".

Antje Alberts Postmus en Sijtske Klazes Meerstra-Bosma

VEEL GESMAAKT EN VEEL GELEDEN,
VEEL GEWAAKT EN VEEL GEBEDEN,
VEEL GESCHREID IN SMART EN NOOD,
'T EIND IS 'T GRAF VAN ZONDE EN DOOD.

Moeder Antje heeft het overlijden van haar dochter Sijtske niet meer hoeven meemaken. Sijtske Klazes Meerstra-Bosma overleed op 5 december 1861. Ze werd 32 jaar oud. Het grafdicht verhaalt van het dramatisch gebeuren, dat het gezin Meerstra trof. Sijtske's moedervreugde is kort van duur geweest.

SCHONK ZIJ NA BANGEN STRIJD,
AAN 'T HULP'LOOS WICHT HET LEVEN,
KORT WAS DE MOEDERVREUGD,
ZIJ MOEST DEN DOODSNIK GEVEN;
O, GOD! WIE KENT UW DAÂN,
WIE PEILT UW DUISTRE WIL,
'T GELOVIG HART BERUST,
EN ZWIJGT EERBIEDIG STIL.

Slechts vier jaar duurde het huwelijk van Geeltje Binnes Hulshoff en Jetze Tjerks Witteveen. Op 23 augustus 1845 overleed Geeltje, bijna 29 jaar oud. De stèle is enigszins scheefgezakt, waardoor de laatste regel niet helemaal goed leesbaar is. In het grafdicht wordt melding gemaakt van man en broers. Kinderen worden niet genoemd, zodat we mogen vaststellen, dat het korte huwelijk kinderloos is gebleven. Was haar lijden van somatische of van psychische aard of misschien van beide? Aan hulp heeft het niet ontbroken, maar het mocht niet baten. Over Geeltje kwam een geweldige doodsangst.

Geeltje Binnes Hulshoff

MAN EN BROERS MOEST IK
VERLATEN,
ALLE HULP KON MIJ NIET
BATEN;
IK VREESDE LANG EN ZAG
GEVAAR;
DEWIJL MIJN TOESTAND DROE-
VIG WAAR,
MIJN ANGSTEN WERDEN
SCHRIKLIJK GROOT,
DAAR 'K ZAG HET NAD'REN VAN
DEN DOOD,
NA LANGE KWIJNING MAT
IK AF,
EN DAALDE ( ………..) IN
HET GRAF.

Ook de stèle van Jetze Tjerks Witteveen staat scheef. Het grafdicht is echter goed leesbaar, omdat deze hoger is aangebracht. Jetze, van beroep landbouwer, overleed op 15 december 1850. Zijn dood volgde niet op een ziekte. In zijn slaap is hij blijkbaar overleden. Hij werd maar 37 jaar oud.

Jetze Tjerks Witteveen

LEI 'T HOOFD TER NACHT-
RUST NEDER,
GEZOND, GERUST ALS GIJ;
MAAR 'K ZAG GEEN MOR-
GEN WEDER.
O, STERVLING, DENK AAN MIJ:
WAAK DAN: HET LEVEN VLIEDT.
GIJ WEET UW DOODSUUR NIET.

In de laatste versregels wordt de lezer nog een boodschap meegegeven.

De fraai bewerkte stèle, zoals we die vaker tegenkomen op Friese kerkhoven en begraafplaatsen, is voorzien van twee met elkaar verbonden ankers, waarin het kruis kan worden herkend, de symbolen van hoop en geloof. Het is de stèle op het graf van Margaretha Seinstra-Barsema. Zij overleed op 3 september 1905 en werd slechts 42 jaar oud. Aan haar overlijden is een lang en smartelijk lijden voorafgegaan.

Margaretha Seinstra-Barsema

EEN TROUWE ECHTGENOOT
EN BESTE MOEDER,
DE STEUN VAN 'T HUISGEZIN
GING NA EEN LANG
EN SMARTLIJK LIJDEN,
DE DOODSVALLEIJE IN.
UIT LIEFDE EN GEVOELDE PLICHT
IS DEZE STEEN HIER OPGERICHT.

Uit het grafdicht valt niet op te maken of het een kort of langdurig ziekbed is geweest, maar Elizabeth Postma wist wel, dát zij ging sterven. In vertrouwen op haar Heer, ook wat betreft haar man en kinderen, is ze heengegaan.

Elizabeth Schuilenga-Postma

VERTROUWEND STIL BERUSTEND ZACHT,
WERD 'T STERFUUR DOOR HAAR AFGEWACHT.
ZIJ LIET HAAR ECHTGENOOT EN KROOST,
AAN 'S HEEREN ZORG EN STIERF GETROOST.

Elizabeth Schuilenga-Postma overleed op 14 oktober 1903. Ze was toen 54 jaar oud.

Haring Goslings Land was 62 jaar oud, toen hij op 2 mei 1900 overleed. Een noeste werker, die totaal onverwacht overleed. Op de stèle lezen we het grafdicht:

TOT HEIL VAN GADE
EN KROOST TE WERKEN,
WAS DIE HIER RUST
ZIJN LUST,
TOT ONVERWACHT DE
DOOD HEM WENKTE,
EN VOERDE IN D'
EEUW'GE RUST.
ZIJN VOORBEELD GEEFT
AAN GADE EN KROOST,
IN 'T NA TE VOLGEN
KRACHT EN TROOST.

Zo al zijn lust tot werken als een Calvinistische deugd mag worden aangeduid, in het grafdicht wordt niet gesproken van kracht en troost, die men ontleende aan geloofsvertrouwen. Die kracht en troost werd geput uit het voorbeeld, dat hij gaf en navolging verdiende. Op 22 juli 1909 overleed Hiske Wiemers Hoeksma, weduwe van Haring Goslings Land. Ze werd 68 jaar.
De dankbare kinderen hebben haar een grafdicht gewijd. De zinsconstructies van het grafdicht doen vermoeden, dat de steenhouwer in de breedte ruimte te kort heeft gehad.

Hiske Wiemers Hoeksma

VOL IJVER VOOR HAAR
PLICHTEN, DOOR MOE=
DERZORG GELEIDT;
VERRIJST BIJ HARE
RUSTPLAATS, ALS BLIJK
VAN DANKBAARHEID
VAN 'T KROOST, UIT
PLICHT GEDREVEN
BIJ WIEN HAAR GEEST
BLIJFT LEVEN.

Heel bijzonder en opvallend is de wijze waarop het grafdicht is aangebracht op de stèle van de landbouwer Lieuwe van Bruggen. Was er geen ruimte genoeg voor de zinnen of was er sprake van een zekere speelsheid met de tekst? Van Bruggen overleed op 6 september 1894. Hij was toen 74 jaar oud.

Lieuwe van Bruggen

ALS WIJ DE DOODSVALLEI
BETREEN,
LAAT ONS ELK AARDSCHE VRIEND
ALLEEN.
MAAR HIJ, DE BESTE VRIEND
IN NOOD,
VERZELT ONS OVER GRAF
EN DOOD.

Wie zou die vriend anders kunnen zijn dan Jezus? Bij het lezen van dit grafdicht zullen sommigen direct denken aan een lied uit de bundel van Johannes de Heer: Welk een Vriend is onze Jezus, waarbij zeker het derde couplet verwantschap toont met dit grafdicht:

Zijn wij zwak, belast, beladen,
en ter neêr gedrukt door zorg,
dierb're Heiland! Onze Toevlucht!
Gij zijt onze Hulp en Borg,
als soms vrienden ons verlaten,
gaan wij biddend tot de Heer;
In Zijn armen zijn wij veilig,
Hij verlaat ons nimmermeer.

Mogelijk was dit lied in die dagen al bekend en werd het in sommige kringen gezongen.

Tegen de oostmuur van de kerk vallen de stèles op van het echtpaar Schürer-Rinzema. Op 15 maart 1855 overleed Elizabeth Teunis Rinzema. Zij werd 61 jaar. Ze was, zoals op de steen werd vermeld, "de Onvergetelijke Gade van B.J. Schürer, onderw. te Surh.veen, en zeer zorgdr. Moeder van een achttal kinderen en vijf behuwde kinders".

Stèles op van het echtpaar Schürer-Rinzema

RUST ZACHT, O DIERBRE VROUW
IN 'S AARDRIJKS KOELEN SCHOOT,
UW WEÊRHELFT SCHREIT EEN TRAAN,
UW KROOST WEENT OM UW DOOD;
ZIJ ZIEN MET BITTRE SMART
OP 'T KILLE GRAF TER NEDER;
DOCH HOPEND OP GODS WOORD
ZIEN WIJ U EENMAAL WEDER.

Schürer zelf overleed op 9 januari 1888, bijna 96 jaar oud. Van 1812 tot 1864 was hij Hoofd van de Openbare Lagere school, een functie, die in die tijd nog nauw verbonden was met de plaatselijke Hervormde kerk. Schürer was een zeer gewaardeerd hoofdonderwijzer, zoals bleek uit de koninklijke onderscheiding, die hem in 1863 werd toegekend ter gelegenheid van zijn 50-jarig ambtsjubileum. Een paar jaar eerder ontving hij een zilveren medaille van het departement Surhuisterveen "Tot Nut van 't Algemeen". De waardering werd als volgt onder woorden gebracht: "De grijze onderwijzer is deze medaille ten volle waardig; met denzelfden ijver als voor vijftig jaar werkt hij nog aan het heil der jeugd, met niet minderen lust dan in zijne jongelingsjaren werkt hij nog aan zijne eigene vorming, waartoe zijn krachtig gestel hem ook in staat stelt en waardoor hij het zeldzaam voorregt heeft gesmaakt, van nimmer wegens ziekte in het tijdsverloop van eene halve eeuw geen school te hebben kunnen houden".
Op zijn stèle lezen we:

D'ONTWIKKELING DER JEUGD, WIE
DAAR ZIJN KRAACHT AAN WIJDT;
WIJDT AAN EEN EDEL WERK ZIJN VLIJT.
DE GEEST, DIE HIER ZIJN NUT EENS
STICHTE,
LEEFT VOORT BIJ ´T NAGESLACHT
DAT HIJ VERLICHTE;
EN GING VOL VREE EN HOOP NAAR
ZIJNEN OORSPRONG WEDER,
HET STOF RUST BIJ ZIJN VROUW EN
JONGSTE ZOON TERNEDER.

Het kerkhof van Surhuisterveen nodigt uit tot een meditatieve wandeling langs de graven.

Literatuur

  • H. de Walle, Friezen uit vroeger eeuwen; 2007
  • S.J. van der Molen, Feanster Flucht 1576-1976; 1976
  • Marten Mulder, Grafpoëzie van het Friese land; 2008

Google Maps


Grotere kaart weergeven


© tekst en foto's Marten Mulder 2009
Aangepast: 02 juni 2018

Nieuw op de website