Huizen - Ongewilde slachtoffers

02 december 2020

 

In Huizen worden dertien oorlogsdoden uit de Tweede Wereldoorlog herdacht met een gedenktegel bij het verzetsmonument in Huizen. Daarop staan nog veel meer namen van hen die nooit meer thuiskwamen. Toch liggen er nog andere slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog op de erachter liggende oude algemene begraafplaats die niet genoemd worden bij het monument.

Die slachtoffers zijn niet afkomstig uit Huizen, maar uit Rhenen en andere plaatsen in Gelderland. Het blijkt te gaan om patiënten uit het Medisch Pedagogisch Instituut Heimerstein in Rhenen. Dit instituut werd kort na de eeuwwisseling opgericht en was tot 1927 gevestigd in Huize De Geer in Driebergen. In de instelling vond de algehele verzorging van jongere en oudere minder begaafden en zenuwzwakken plaats. Heimerstein was een aanzienlijk woonhuis dat in de jaren twintig aangekocht werd van de familie Schimmelpenninck tot Nijenhuis. Hierna werd het landhuis verbouwd. In het instituut was voor de jongere patiënten een school opgenomen waar buitengewoon onderwijs werd gegeven. Daarnaast werd de patiënten werk aangeboden op het 20 hectare grote terrein. Op het terrein was een boerderij met stallen, weiland, moestuinen, kassen en bos. De kosten voor huisvesting, onderwijs en verblijf van patiënten bedroeg begin jaren dertig tussen de 1.500 en 2.000 gulden, wat betekende dat zij uit bemiddelde gezinnen afkomstig waren. Een van de patiënten was een zoon van de bekende hoogleraar Winkler (1855-1941), de eerste Nederlandse hoogleraar psychiatrie en neurologie.

Huis Heimerstein, begin twintigste eeuw (foto Beeldbank RCE).

Al lang voor het uitbreken van de oorlog was duidelijk dat Heimerstein gevaar zou lopen bij een eventuele aanval uit het oosten. Vanaf augustus 1939 was namelijk de staf van de 1e afdeling van het 8e Regiment Artillerie in het pand gevestigd. Toen op 10 mei 1940 Duitse troepen Nederland binnenvielen, werden nog dezelfde ochtend de 51 patiënten per autobus geëvacueerd naar de psychiatrische inrichting Veldwijk in Ermelo. Nog diezelfde avond kwam Heimerstein in de vuurlinie te liggen van aanvallende Duitse troepen. Nadat de slag om de Grebbeberg in de avond van 13 mei tot een einde kwam, bleek het landhuis slechts licht beschadigd te zijn. Na herstel van de schade konden de patiënten terugkeren. Op 4 september 1944 werd Heimerstein noodgedwongen nogmaals geëvacueerd, dit keer door op bevel van de Duitsers. Eerst ging de tocht naar huize Remmerstein dat ten noorden van Rhenen lag. Op 25 september werd Heimerstein in brand gestoken door de Duitsers. Wehrmachtsoldaten namen daarmee wraak voor het feit dat hun net verworven pand door de SS was ingepikt. De toegesnelde brandweer werd het blussen verboden.

Nadat op 17 oktober ook Remmerstein door de Duitsers werd gevorderd, ging de tocht verder naar ‘De Hucht’ aan de Stokweg, de woning van toenmalig burgemeester van Rhenen. Die woning lag ten westen van Rhenen aan zuidzijde van de Utrechtse Heuvelrug. Eind oktober 1944 bleek men ook op de Hucht niet veilig en omdat heel Rhenen moest evacueren werden op 25 oktober alle nog aanwezige patiënten geëvacueerd naar Huizen. Op dat moment waren al verschillende kinderen door hun ouders opgehaald, waardoor er 45 patiënten en hun verzorgers in Huizen hun intrek namen in het Meenthuis.

In Huizen

Uit een dagboek dat destijds door twee verzorgers werd bijgehouden komt een beeld naar voren van het verblijf in het Meenthuis. Het dagboek start met de evacuatie naar Remmerstein. De intrek in het Meenthuis wordt beschreven als hartelijk en ook volgt een beschrijving van het Meenthuis.

Van kamphuis naar NSB-centrum

Het Meenthuis in de jaren dertig (foto BeeldBank Blaricum)Het Meenthuis in de jaren dertig (foto BeeldBank Blaricum)Het Meenthuis was een door de Arbeiders Jeugd Centrale (AJC) gebouwd kamphuis uit het begin van de jaren dertig. Al vanaf 1925 had de AJC op de Warandebergen in Blaricum, aan de zuidkant van de Woensbergweg op de grens met Huizen, een kampeerterrein waarop ook een paar kleine gebouwtjes stonden. Door een conflict met de gemeente Blaricum liet een apart opgerichte stichting, “… tot oprichting en instandhouding van Rusthuizen voor herstellende zieken” aan de andere kant van de weg een tehuis bouwen voor tijdelijk verblijf van personen, die na herstel van een ziekte nog enige tijd rust en verblijf in de buitenlucht behoefden. Na voltooiing van de bouw van dit ‘Meenthuis’ werd het bestuur van de stichting door het AJC overgenomen, de doelstelling verbreed en had het AJC een eigen kamphuis. Talloze jongeren uit de grote steden brachten hier hun vrije tijd door op een van de hoogste punten van Het Gooi. In september 1939 werd het Meenthuis gevorderd voor huisvesting van gemobiliseerde Nederlandse soldaten. Na de capitulatie in mei 1940 werden er eerst Duitse soldaten gelegerd en vanaf augustus, nadat het AJC was opgeheven, werd het in beheer genomen door de NSB en de Jeugdstorm. Er waren feesten en opleidingsweken waar het er wild aan toe moet zijn gegaan. Na juni 1944 werd het Meenthuis niet meer door de NSB en de Jeugdstorm bezocht en stond het gebouw leeg. In oktober 1944 werd het als evacué-huisvestingsplaats toegewezen aan de patiënten van Heimerstein.

In de periode na aankomst gebeurde er weinig, er was eten, er werd gewerkt, maar ook wordt in het dagboek vermeld dat er mede-evacuees waren. De stichter van Heimerstein, de heer André en zijn familie waren ook steeds aanwezig samen met een aantal assistenten. Half december bleek de voedselsituatie nijpend te zijn geworden, maar via via legde men dan weer de hand op 40 mud aardappelen. Op de 13de meldt het dagboek dat Kees Lagerweg (Lageweij), 26 jaar was overleden nadat hij zich enkele dagen niet goed voelde. Op 18 januari, nadat een aantal dagen niet in het dagboek geschreven was, vermeldde de schrijver dat Hansje de Man, 13 jaar, Jean Ferlier, 26 jaar, Jan Noome, 31 jaar, en Kees Winkler, 38 jaar oud, waren overleden. Een aantal patiënten overleed aan wat ‘een geval van status’ werd genoemd. Daarmee wordt waarschijnlijk een langdurige epileptische aanval bedoeld: status epilepticus. Jean Ferlier stierf aan wondroos en longontsteking. Ook wordt dan duidelijk uit het dagboek dat de patiënten en staf vermagerden.

Op 3 februari overleed de oudste patiënt, Huug van Rossem, 53 jaar en ook ‘Hans Straatman’, een vrouwelijke patiënte. Dat zal of een verschrijving zijn geweest of het was haar roepnaam. Bedoeld werd Anna Bartolina Straatman, 50 jaar oud. Twee dagen later stierf Herbert Nieweg, 22 jaar oud. Op 10 februari overleed Marinus van Engelen, 31 jaar oud en op 13 februari Jan Schut, 15 jaar oud. Waaraan deze patiënten overleden, wordt niet vermeld. Wel blijkt in de tweede helft van februari dat het eten een probleem werd. Het eten van de centrale keuken stelde weinig meer voor en ook was er bijna geen elektriciteit meer. Eind februari was er zelfs helemaal geen elektriciteit meer zodat de patiënten meestal vroeg naar bed gaan.

Grafmonument voor De Flines, Snoek en Van Leeuwen die enkele dagen na elkaar overleden.Grafmonument voor De Flines, Snoek en Van Leeuwen die enkele dagen na elkaar overleden.In de ochtend van 27 februari bleek Henk Storm van Leeuwen er slecht aan toe en hij overleed nog die middag. Ook op 1 maart was er een sterfgeval te betreuren, de 29-jarige Arie Snoek. Op 3 maart wordt genoteerd dat de patiënten meestal in bed bleven wegens ‘slapte’. Een van de jongens, Jaap de Flines lag op dat moment op sterven en overleed de volgende dag. Ondanks dat er begin maart qua eten wat verbetering optrad, overleed Lientje Bras in de ochtend van 8 maart. Ze was negen jaar oud. Diezelfde dag, in de avond, overleed Hans Roobol, 20 jaar oud. In het dagboek wordt genoteerd dat ze de maandag erop samen begraven zouden worden. De balans wordt dan ook opgemaakt door de schrijver, 15 patiënten in drie maanden tijd, 30% van het totaal aantal patiënten waarmee men in Huizen aankwam.

Overigens hielden staf en medewerkers zich in het Meenthuis niet alleen bezig met de verzorging van de patiënten. Uit het dagboek komt ook een beeld naar voren dat onderduikers gebruik maakten van het Meenthuis en een van de schrijvers van het dagboek onttrok zich aan de tewerkstelling in Duitsland. De activiteiten in het Meenthuis zijn later bevestigd door oudere inwoners van Huizen. Bij razzia’s zouden hier tijdelijk onderduikers uit Huizen ondergebracht zijn en ook werd het verzet gesteund.

Uiteindelijk stierven gedurende het verblijf van het Instituut in het Meenthuis vijftien patiënten in de periode december 1944 tot maart 1945. Van tien van deze patiënten weten we dat ze begraven zijn op de oude begraafplaats in Huizen. Vijf van hen zijn niet in het grafregister van de begraafplaats terug te vinden. Van een van hen, Jan Frelier, is bekend dat hij in Voorburg werd begraven.

Op een na werden alle overlijdens van de patiënten uit Rhenen gedaan door Hendrik van den Born (1899-1986) die op dat moment naast zijn werk als timmerman ook aanspreker was. Volgens de overlijdensregisters van Huizen en Rhenen waren alle overledenen ongehuwd en zonder beroep.

De grafmonumenten

Eenvoudige steen op het graf van Herbert Johannes Nieweg (5 februari 1945 overleden).Eenvoudige steen op het graf van Herbert Johannes Nieweg (5 februari 1945 overleden).De tien begraven evacuees in Huizen rusten in zes graven, alle op vak 9. Op slechts twee graven staat een grafmonument. Op een daarvan ligt een eenvoudige kleine kei met daarop metalen letters. Er staat een datum bovenaan, 16-4-1922, de initialen H.J.N. en dan een kruisje met daarachter 5-2-1945. Dit is voor Herbert Johannes Nieweg. In het graf zijn later ook nog Anna Mechelina Bras en Johannes Hermanus Roobol bijgezet. Zij overleden beiden op dezelfde dag maar kregen geen vermelding op de steen. Op het andere graf staat een lage hardstenen stèle in een zakelijke stijl met daarop drie namen: J.F.A. de Flines, A. Snoek en H.A. Storm van Leeuwen. Zij stierven tussen 27 februari en 4 maart 1945. Deze twee grafmonumenten vormen de enige tastbare herinnering aan deze slachtoffers.

 

Naam Geb. plaats Datum Overleden Leeftijd
Lageweij, Cornelis Gualtherus Nederlands-Indië& onbekend 12-12-1944 26
Frelier, Jean Gijsbert Oostkapelle 15-10-1920 03-01-1945 24
Man, Hendrik Jacob de Ede 13-05-1931 03-01-1945 13
Noome, Jan Dordrecht 26-03-1905 09-01-1945 33
Winkler, Cornelis Amsterdam  1908 13-01-1945 37
Rossum, Hugo Paul van Beek 16-08-1891 03-02-1945 53
Straatman, Anna Bartolina Haarlem 28-01-1895 03-02-1945 50
Nieweg, Herbert Johannes Bierum 16-04-1922 05-02-1945 22
Engelen, Marius Andreas Marinus van Nederlands-Indië onbekend 10-02-1945 31
Schut, Jan Anne Arnhem onbekend 13-02-1945 15
Storm van Leeuwen, Hendrik Arnoldus Nederlands-Indië 21-09-1918 27-02-1945 26
Snoek, Arie Gorinchem 30-03-1905 01-03-1945 29
Flines, Jacobus François Adam de Den Haag 11-01-1926 04-03-1945 19
Bras, Anna Mechelina Werkendam 12-05-1935 08-03-1945 9
Roobol, Johannes Hermanus Enschede 16-07-1924 08-03-1945 20

 

In het dagboek is op 9 mei 1945 de laatste notitie aangetekend. Waarschijnlijk zijn de overgebleven patiënten niet lang daarna teruggegaan naar Rhenen. Direct na de bevrijding verbleven er een paar weken Canadese soldaten in het Meenthuis. Bekend is in ieder geval dat de patiënten bij terugkeer in Rhenen de eerste jaren verbleven in het koetshuis, totdat in 1952 het nieuwe gebouw gereedkwam.

Andere evacuees

Anonieme graven op afdeling 2, rij L, nummers 21, 22 en 23 voor Adriani, Moens en Versteeg.Anonieme graven op afdeling 2, rij L, nummers 21, 22 en 23 voor Adriani, Moens en Versteeg.Maar de patiënten uit Rhenen waren niet de enige evacuees die overleden in Huizen. Kijkend naar de lijst van destijds overleden personen in de gemeente Huizen komt ook nog naar voren dat zeven andere, waaronder een aantal wat oudere personen, in Huizen zijn overleden. Het betreft mensen uit Renkum, Huissen en Arnhem. Bewoners uit die plaatsen werden in september-oktober, rondom de Slag bij Arnhem genoodzaakt huis en haard te verlaten. Van deze zeven zijn er twee niet terug te vinden in het grafregister van de gemeente Huizen. Zij zijn ongetwijfeld ergens anders begraven. Op hun graven, vier op het algemene vak en één op vak 9, staan geen grafmonumenten. Van deze personen is verder weinig bekend. De 79-jarige Johannes Petrus Moens was arbeider en weduwnaar en kwam uit Arnhem. Van Franciscus Michiel van Beest, 38, jaar, is bekend dat hij rietvlechter was. De anderen, waaronder een vrouw, waren allen ongehuwd. 

 

Naam Geb. plaats Geb. datum Overleden Leeftijd Wonend in
Adriani, Marcus Jan Leeuwarden 28-02-1905 24-12-1944 58 Renkum
Beest, Franciscus Michiel van Deventer 1907 07-03-1945 38 Arnhem
Moens, Johannes Petrus Doesburg 21-03-1865 06-01-1945 79 Arnhem
Derksen, Hendrikus Theodorus Huissen 30-11-1887 08-01-1945 57 Huissen
Versteeg, Pieter Hoevelaken 23-02-1923 31-01-1945 64 Arnhem
Damsté, Roline Antoinette Charlotte Achtkarspelen 13-05-1905 07-02-1945 85 Renkum
Gerbrands, Heinrich Arnhem 03-02-1877 24-03-1945 68 Huissen

 

De omstandigheden waaronder de laatsten zijn gestorven, zijn niet bekend. Wellicht was ook hen de slechte voedselvoorziening in het voorjaar noodlottig geworden.

In totaal zijn in Huizen in de Tweede Wereldoorlog dus 22 personen van buiten de gemeente overleden, allen geëvacueerd naar het relatief veilige dorp. In hoeverre hun graven behouden blijven op de begraafplaats van Huizen, om ook dit verhaal te kunnen vertellen is onzeker. De graven met grafmonumenten zijn in een inventarisatie in 2020 wel meegenomen om behouden te worden.

 

Met dank aan Sandra Scholtz-Bunschoten, Historische Kring Huizen

 

Bronnen

  • Afschrift Dagboek, 4 september 1944 tot 9 mei 1945 / bijgehouden door Willem Nortier en Annie van der Leer ; [uitg. door Carl Nortier], 59 blz., Bibliotheek NIOD, Amsterdam. 
  • Deys, H.P.; 400 – 60 jaar Heimerstein. Korte geschiedenis van Heimerstein en haar bewoners, 1988.

 

Internet

 

Aangepast: 11 februari 2024

Nieuw op de website


Kollum – Protestants kerkhof

16 maart 2024
~Fryslân

Jacobs, Aletta

07 maart 2024
~Maatschappij

Als bloemen bij het graf - Rolde

07 maart 2024
~Als bloemen bij het graf

Lobith - Katholieke kerkhof

12 februari 2024
~Gelderland