Groningen - Liquidatieslachtoffers in het Westerkwartier

30 april 2014

 

Verborgen langs een eikenlaan in het Tiesingabosje, een klein natuurgebied tussen Oosterwolde, Fochteloo en Haule, staat een monument dat herinnert aan de gewelddadige dood van Taeke Schuilenga. Op 4 november 1943 kwam door een kogel een einde aan zijn leven. Een dag later werd Schuilenga door een voorbijganger gevonden in een greppel. Pas na de oorlog werd duidelijk dat de dood van Schuilenga een wraakoefening was voor de mislukte liquidatie op SD-informant Pier Nobach, genaamd de ‘duivel van het Westerkwartier’, uit Doezum. Niet de oude Nobach was het slachtoffer geworden van een verzetsactie, maar zijn zoon Herman. De niet geplande dood van Herman Nobach zou leiden tot een Silbertanne-actie.

Tiesengabosje

Pier Nobach was een 61-jarige boer en overtuigd NSB’er. Zijn vrouw was een Duitse en familie van de Ortskommandant in Groningen. Niet alleen was Nobach informant voor de SD, maar hij heulde openlijk met de Duitse bezetter. SS-Hauptscharführer Robert Lehnhof, SD’er op het beruchte Scholtenhuis, behoorde tot zijn kennissenkring en samen gingen ze soms jagen. Beiden troffen elkaar regelmatig en vaak ook bij Nobach thuis. Door zijn Duitse contacten meende Nobach een machtspositie te hebben en hij liet dat graag aan anderen weten, met name als hij flink aangeschoten was. Toch was hij waakzaam, hij hield bewust ganzen op zijn boerderij om hem te alarmeren bij eventueel onraad en hij koos regelmatig een andere route naar huis. Behalve als hij met de bus naar Groningen ging en weer terug naar Doezum. Een eerste poging hem te liquideren, was door een gezamenlijk actie van de knokploegen van Drachten en Sneek onderweg van Groningen naar huis, maar deze mislukte nadat de aanvallers werden opgehouden door een controle. Daarna werd besloten tot een actie waarbij Nobach thuis zou worden geliquideerd. De bedoeling was om hem tijdens het melken van de koeien dood te schieten, maar in de vroege ochtend van 30 oktober 1943 kwam niet de oude Nobach zijn koeien in het weiland melken, maar zijn tweede zoon Herman. De mannen van het verzet zagen dit bijtijds en hielden zich verborgen langs het land. Hermans aandacht werd echter getrokken door een paar nieuwsgierige koeien en hij schrok van de mannen. Op het moment dat hij alarm wilde slaan, werd hij door twee kogels getroffen en overleed ter plekke.

Silbertanne

Schuilenga

De oude Nobach was in alle staten en er van overtuigd dan het Surhuisterveense verzet onder leiding van Taeke Schuilenga verantwoordelijk was voor de dood van zijn zoon. Hij stond er op dat Schuilenga zou boeten. Taeke Schuilenga was directeur-eigenaar van de plaatselijke beschuitfabriek en een prominent burger van Surhuisterveen. Verschillende leden van de familie waren in de oorlogsjaren al in contact gekomen met de Duitse bezetter vanwege illegale activiteiten, zo ook Taeke Schuilenga zelf die in 1941 was gearresteerd, maar op borgtocht werd vrijgelaten om zijn rol bij de voedselvoorziening. Door Pier Nobach’s connectie met Lehnhof escaleerde de aanslag op Herman en werd in Den Haag door Erich Naumann, hoofd van de Sicherheitspolizei en SD, besloten tot een Silbertanne-actie. Een dergelijke actie was bedoeld als represaillemaatregel voor een aanslag op een Nederlandse collaborateur en werd uitgevoerd door een speciaal commando bestaande uit leden van de Nederlandse SS. Elk Duitsgezind slachtoffer zou gewraakt worden met drie doden. De Silbertanne-acties werden in het geheim uitgevoerd. Door Nederlanders in te zetten zouden de represailles als Nederlandse aangelegenheid beschouwd worden. Zo was de gedachte tenminste. In de praktijk waren ook Duitsers betrokken bij de Silbertanne-acties.

Op maandag 1 november verkenden enkele mannen vergezeld door de Nederlander Minck de situatie in Surhuisterveen en bezochten de winkel van Schuilenga. De volgende dag keerden de Duitsers Lehnhoff en Jozef Kindel met Minck terug om Schuilenga te vermoorden, maar ze werden aangehouden door de Nederlandse verkeerspolitie. Om zich niet te verraden keerden ze om en deden in de nacht van 3 november een nieuwe poging. In plaats van Schuilenga direct dood te schieten, zoals de opdracht luidde, namen de mannen Schuilenga mee naar het Scholtenhuis in Groningen. Dit tot woede van SS-Hauptsturmführer Bellmer, plaatsvervangend chef van de SD in Groningen. Volgens Lehnhoff waren ze onderweg gevolgd en zou stoppen teveel de aandacht hebben getrokken. Er werd contact gezocht met het hoofdkwartier in Den Haag, maar de opdracht bleef. Schuilenga moest dood. Omdat het alweer bijna dag werd, werd besloten dat het de volgende nacht moest gebeuren.

In de nacht van 4 november vertrokken Bellmer, Lehnhoff en Kindel met Schuilenga naar het zuiden. Op een beschutte plek in het Tiesingabosje hielden ze halt. Schuilenga moest de auto uit en Bellmer schoot hem resoluut door het hoofd. Zijn lichaam werd in de dichtstbijzijnde greppel geduwd.

Dinsdag 9 november werd Taeke Schuilenga onder grote belangstelling begraven in Surhuisterveen op de Nieuwe Algemene Begraafplaats (B-6-10). Op de plek van de liquidatie verscheen een monument, ontworpen door steenhouwerij Klaas de Vries. Het monument is een hardstenen ronde zuil, geplaatst op een gemetseld voetstuk.

HJIR FOEL
TROCH LEFFE
MOARDNERS HÂN
FOAR
FRIJDOM, RJOCHT
EN HEITELÂN
T. SCHUILENGA
SURHÚSTERFEAN
4 NOV. 1943

Meer doden

Beukema

Naast Schuilenga vielen er meer doden als represaille op de dood van Herman Nobach. Gerrit Pieter Beukema in Grootegast werd in de nacht van 2 op 3 november doodgeschoten. Beukema was gemeenteambtenaar en lid van het verzet. Hij hield zich voornamelijk bezig met het vervalsen van persoonsbewijzen en de uitgifte daarvan. Minck met de Duitsers Knorr, Gernoth en Grimm belden aan en nadat Beukema zich had geïdentificeerd, namen ze hem mee in de auto, zogenaamd voor verhoor in Assen. Onderweg veinsden de mannen autopech en nadat ze allen waren uitgestapt, werd Beukema door Minck en Gernoth doodgeschoten. De volgende dag werd zijn ontzielde lichaam gevonden in de berm van de Munnekeweg nabij Oldekerk. Maandag 8 november werd Beukema begraven op de Hervormde Begraafplaats in Grootegast (rij 7-1).

In die nacht was ook een Silbertanne-commando op weg naar Meinderd de Vries, directeur van de christelijke ULO in Noordhorn, maar de mannen werden staande gehouden bij Zuidhorn door de politie. De volgende dag deden ze een nieuwe poging en belden aan bij De Vries. De Vries deed zelf open, maar nadat een woordenwisseling ontstond, vluchtte hij via een openstaand raam het huis uit. Er werden schoten gelost, maar deze misten hun doel en het lukte De Vries om te ontsnappen.

Naast het doden van drie mannen had Naumann tevens bevolen dat er 50 gijzelaars gemaakt moesten worden die naar kamp Vught zouden worden gestuurd. Voor de voorbereidingen hadden de verschillende arrestatieteams enkele dagen nodig, maar in de nacht van 12 op 13 november werden in de omgeving van Doezum 38 mannen die op één of andere wijze een rol in het lokale verzet speelden van hun bed gelicht. Twee mannen kwamen daarbij om het leven, Hendrik Kalk en Cornelis Bellinga, beiden zogenaamd op de Bellingavlucht neergeschoten. Kalk was lid van het verzet en verzamelde vooral gegevens in Friesland. Ook verzorgde hij gezinnen van verzetsstrijders. Bij een poging te vluchten werd hij neergeschoten, waarna hij nog dezelfde nacht in het ziekenhuis van Groningen overleed. Kalk ligt begraven op de Nieuwe Gemeentelijke Begraafplaats in Grijpskerk, grafnr. 41. Bellinga stond bekend als een ‘felle anti-Nazi’, verborg Joodse onderduikers en verspreidde illegale bladen als Trouw en De Vliegende Hollander. Toen hij opgepakt dreigde te worden, verstopte Bellinga zich onder het bed. Daar werd hij door Oberscharführer Jendgens doodgeschoten. Bellinga werd begraven op de Algemene Begraafplaats in Niekerk (C-10-10). De andere mannen die bij de razzia werden opgepakt werden allen afgevoerd naar Vught waar ze ruim een jaar verbleven onder erbarmelijke omstandigheden.

De wrede wraakacties van de Duitse bezetters en hun Nederlandse handlangers bevestigden voor het verzet dat het noodzakelijk was collaborateurs uit de weg te ruimen zodat er geen doden door verraad meer zouden volgen. Een maand later zou een volgende actie van het verzet volgen in Bedum met als gevolg wederom een Silbertanne-actie. Het zou niet de laatste represaille-actie worden.

September 1944

Pier Nobach koos er na Dolle Dinsdag in september 1944 voor om te vluchten naar Duitsland. Al zijn bezittingen verhuurde hij aan Anne Haan. Haan was evenals Nobach lid van de NSB en werd om die reden niet met open armen ontvangen door de lokale gemeenschap. Enkele dagen na de koop ontving Haan een briefje, ondertekend met De Organisatie, zich niet in te laten met de zaken van Nobach. Haan meldde het briefje bij de plaatselijke agent die het doorstuurde naar de politie-commandant in Grootegast. Deze en de SD namen het dreigement hoog op en besloten tot een actie.

Krijthe

De Silbertanne-acties waren in september 1944 geëindigd. Directe aanleiding was het Niedermachungsbefehl door Hitler uitgevaardigd in juli van dat jaar, na een aanslag op hemzelf. Hiermee was het voor de Duitse bezetter mogelijk geworden verdachten zonder vorm van proces dood te schieten. Waar eerder de Silbertanne-acties in grote geheimzinnigheid plaatsvonden, vonden represailles nu in alle openheid en zichtbaarheid plaats.

Na aanleiding van het dreigbriefje aan Anne Haan werd een commando samengesteld, met Robert Lehnhof, Helmut Schäper en Kindel, mannen die eerder deel hadden uitgemaakt van een aantal Silbertanne-acties. Het eerste slachtoffer was Albert Krijthe in Doezum. Krijthe was lid van de LO-Grootegast en voorzag onderduikers van bonkaarten. Op 14 september om 10 uur ’s avonds trapten de Duitsers de achterdeur van zijn huis in. Terwijl Krijthe vanuit de achterkamer de gang in liep, werd hij neergeschoten in zijn knie en linkerslaap. Hij was gelijk dood. Krijthe werd begraven op de Gemeentelijke begraafplaats van Grootegast (A-3-23).

RenkemaVervolgens reed het commando naar het huis van Berend Renkema, maar hij was niet thuis. De mannen reden door naar het huis van zijn halfbroer Lubbe. Het gezin Renkema lag al in bed en werd in hun nachtrust gestoord door gebonk tegen ramen en deuren. Renkema kwam beneden en werd wonderwel niet geraakt door de schoten door de achterdeur. Eén van de Duitsers klom vervolgens door het kapotte keukenraam en schoot Lubbe zeven kogels in de buik en benen. Hij overleed ter plekke, terwijl zijn vrouw die naast hem stond ongedeerd bleef. Lubbe Renkema werd begraven op de Hervormde begraafplaats in Kornhorn (E-7).

PeraHet commando reed terug naar het huis van Berend Renkema en stak het in brand. Daarna reed het commando naar het huis van Jan Pera. Deze was weliswaar geen lid van het verzet, maar wel uitgesproken anti-Duits. In december 1941 was Pera wegens een huurgeschil met Pier Nobach over een perceel weiland tot twintig maanden cel veroordeeld. Na vast te hebben gezeten in het Groningse Huis van Bewaring, gevangenissen in Leeuwarden, Utrecht en Scheveningen en Duitse gevangenisinrichtingen keerde Pera begin augustus 1943 ziek terug naar huis. Vanaf dat moment werd het gezin financieel onderhouden door Lubbe Renkema. Die septemberavond schoot Lehnhoff Pera in mond, buik en bekken. Zwaargewond werd Pera achtergelaten. Enkele dagen later, op 17 september, overleed hij in een Gronings ziekenhuis. Pera werd begraven op de Hervormde begraafplaats in Doezum (rij 11-13), niet ver van het graf van Herman Nobach. In de volksmond werd de nacht van 14 september al snel bekend als de ‘Bloednacht van Doezum’.

Nobach

Pier Nobach zelf overleefde de oorlog. Nadat hij nog voor de bevrijding terug was gekeerd uit Duitsland, werd hij door de Binnenlandse Strijdkrachten gearresteerd. De aanklager eiste de doodstraf, maar het vonnis werd levenslang, als verzachtende omstandigheden golden zijn leeftijd en de dood van zijn zoon Herman. Al snel kwam Pier Nobach echter weer op vrije voeten.

Robert Lehnhoff, één van de daders, ontsnapte zijn straf niet. Hij werd ter dood veroordeeld en in 1950 geëxecuteerd. Zijn anonieme graf ligt op de R.K. begraafplaats aan de Hereweg in Groningen. Ernst Knorr hing zich op 7 juli 1945 op in de Scheveningse gevangenis. Friedrich Bellmer werd na de oorlog ter dood veroordeeld, maar zijn straf werd omgezet in levenslang. Eind 1959 kwam hij vervroegd vrij en keerde terug naar Duitsland.  Erich Naumann, de opdrachtgever tot de Silbertanne-actie, werd in 1948 door de geallieerden in Neurenberg schuldig bevonden aan oorlogsmisdaden en ter dood veroordeeld. Op 7 juni 1951 werd hij in de gevangenis van Landsberg opgehangen.

 

Met dank voor de aanvulling door Meinderd W. de Vries.

Literatuur

  • Inger Schaap, Sluipmoordenaars – De Silbertanne-moorden in Nederland 1943-1944 (2010)
  • Pieter Wijbenga, Bezettingstijd in Friesland II (1995)
  • Auke Piersma, Jack Kooistra, Geraldien von Frijtag Drabbe Künel, Klaas Jansma, Gewapend verzet en bloedige wraak – Deel 2: Represailles in Friesland 1940-1945 – Gewetensvol verzet (2013)
  • Monique Brinks, Jack Kooistra, Auke Piersma, Gewapend verzet en bloedige wraak – Deel 3: Represailles in Groningen 1940-1945 – In de schaduw van het Scholtenhuis (2013)
  • Monique Brinks; Het Scholtenhuis 1940-1945 Deel 2: Daders (2013)

Internet

 

Aangepast: 10 maart 2019

Nieuw op de website


Kollum – Protestants kerkhof

16 maart 2024
~Fryslân

Jacobs, Aletta

07 maart 2024
~Maatschappij

Als bloemen bij het graf - Rolde

07 maart 2024
~Als bloemen bij het graf

Lobith - Katholieke kerkhof

12 februari 2024
~Gelderland