Skip to main content

Kunst & Cultuur


Geschreven: 13 juli 2009
Aangepast: 04 mei 2021
Auteur: Pim de Bie
Categorie: Kunst & Cultuur

 

* Würzburg (Dld) 9 juni 1884 - † Bussum 11 mei 1978

 

Johannes Pieter Jacobus Helmich Clinge Doorenbos, roepnaam Hens, maar iedereen noemde hem Clinge, hield wel van een grap. Toen hij in De Telegraaf moest lezen dat hij op 15 februari 1978 was overleden reageerde hij, geheel in zijn stijl, met het volgende rijm:

Toen ik onlangs overleed,
Tóch ben ik gezond gebleven
En lééf voor zover ik weet.
'k Ben van achttien vier en tachtig,
Dus betrekkelijk niet oud.
Elke middag tegen zessen
Vraag ik: staat de Bokma koud?

Dramatisch genoeg overleed hij slechts enkele maanden later werkelijk.


Geschreven: 12 juli 2009
Aangepast: 06 mei 2013
Auteur: René ten Dam
Categorie: Kunst & Cultuur

 

* Middelharnis 5 september 1842 - † Amsterdam 28 april 1925

 

lbouwmeesterLouis Bouwmeester geldt als één van de grootste Nederlandse acteurs. Vooral als Shakespeare-vertolker maakte hij naam. In 1882 ontving hij van Willem III de gouden medaille voor Kunsten en Wetenschappen. In 1902 verliet hij het Nederlandsch Tooneel, om zelf als Directeur op te treden van het Haarlemsch Tooneelgezelschap. In 1903 trad hij enige malen op te Parijs en te Londen, waar zijn spel zeer geroemd werd. Bij zijn uitvaart stonden duizenden mensen langs de weg. 'De Telegraaf' herdacht hem met een meeslepend gedicht waarvan de laatste regels luiden:

Nooit zal Nederland u vergeten
Uw genie en Uwen geest
't Verst na-geslacht zal weten,
wie Bouwmeester is geweest.

 

(2001)

 

 


Geschreven: 12 juli 2009
Aangepast: 06 november 2018
Auteur: Pim de Bie
Categorie: Kunst & Cultuur

 

* Groningen 10 juni 1921 - † Amsterdam 9 maart 1988

 

schaank1Reeds op 14-jarige leeftijd nam Tietje Schaank danslessen bij Frans Muriloff. Ze begon haar carrière als revuedanseres en trad ook op in operettes. Na in 1940 toneellessen bij Paul Steenbergen te hebben gevolgd kwam ze een jaar later als volontair bij het Residentie Toneel. Tot 1946 was ze actrice bij dit gezelschap. Daarnaast trad ze op in het cabaretgezelschap van Paul Meijer.
Ze was nog maar net 15 jaar toen ze een relatie kreeg met de veel oudere revue-artist Willy Derby (1886-1944). Na een aantal jaren met hem te hebben samengewoond ging ze haar eigen weg. Na de oorlog werkte ze enige tijd in München waar ze in bioscoop- en tv films speelde, gastrollen had bij o.a. het Haags Toneel, in tv-drama's speelde en in 1950/51 inToon Hermans' theatershow Alle gekheid op een stokje stond.
Inmiddels was ze in 1942 gehuwd met de acteur Leo de Hartogh. Ze kregen een dochter, Linda, die later de achternaam Van Dyck aannam. Na een jaar werd het huwelijk ontbonden, waarna ze in 1955 de regisseur Montgomery Ford trouwde. Ook dit huwelijk duurde nog geen jaar. In hetzelfde jaar 1955 had ze de acteur Ko van Dijk leren kennen, waarmee ze op 25 juli 1956 in Engeland trouwde. Dit huwelijk werd in 1963, na 8 jaar dus, ontbonden.
In de jaren 1947 tot 1980 maakte ze deel uit van vele cabaret- en toneelgezelschappen zoals het Cabaret Martie Verdenius en het Theatergezelschap Johan Kaart. Op tv verscheen ze o.a. in Pension Hommeles (1958/59), Het meisje met de blauwe hoed (1972/73), Swiebertje (1971/74) en Pommetje Horlepiep (1976/80). Ook in verschillende Nederlandse films had ze een rol, zoals in Kermis in de regen met Kees Brusse (1962) en Een stille liefde uit 1977.
Op tv ontpopte ze zich als een bekwaam karakterspeelster wat bijvoorbeeld bleek in 1962 toen zij samen met haar man Ko van Dijk een scene speelde uit Gaslicht. Ze had echter geen grote ambities; ze noemde zichzelf niet zo'n carrièremens.

rouwadvertentieEen ernstig auto-ongeluk overkwam haar in 1968 toen zij op weg naar haar ouders in Groningen door gladheid in Heerenveen slipte. Ze was 4 jaar niet in staat haar werk te doen.

In de tachtiger jaren werd botkanker bij haar geconstateerd. Na een langdurig ziekbed overleed ze in het Amsterdams Medisch Centrum (AMC).

schaank3Op maandag 14 maart 1988 om 16 uur, een prachtige lentedag, werd ze onder grote belangstelling begraven op de begraafplaats Westerveld in Driehuis, graf MM 152 E 00

Aan het graf werd gesproken door Nico Scheepmaker, journalist/publicist, en de actrice Henny Orri waarna de witte kist met zilveren handgrepen in het graf werd neergelaten. Linda van Dyck sprak een dankwoord.

schaank4Het epitaaf op de grafsteen luidt: Dichterbij kun je niet komen. (2008)

 

Bronnen

  • Theater Instituut Nederland, Amsterdam

 

Grafcoördinaten

  • N 52.26.729 E 4.37.699

Geschreven: 12 juli 2004
Aangepast: 22 maart 2020
Auteur: Pim de Bie
Categorie: Kunst & Cultuur

 

* Den Haag 5 april 1886 - † Den Haag 9 april 1944

 

Grafmonument Willy DerbyWillem Frederik Christiaan Dieben, artiestennaam Willy Derby, was de middelste van vijf kinderen in het gezin van vader Franciscus Albertus Jacobus Dieben (metselaar) en moeder Frederika Wilhelmina Ninaber. Op de lagere school blonk hij niet uit, dat wil zeggen zijn leerprestaties waren zeer matig, maar met zingen was hij des te beter. 

Na zijn militaire dienst begon hij in 1908 in Antwerpen als zingende ober. In London zette hij dit voort waarna hij als hutbediende werkte op een boot naar Amerika en daarnaast ter vermaak van de passagiers optrad. Na optredens in een havenkroeg in New York werkte hij enige tijd bij de Holland-Harwich Lijn, wederom in de hem vertrouwde combinatie van ober-zanger-entertainer. Weer aan land oberde hij waar men hem nodig had en aarzelde niet iedere gelegenheid aan te grijpen om zijn liedjes ten gehore te brengen. In 1915 trouwde hij met Adelaïde Marie de Kuyper (1881-1957). Hun huwelijk bleef kinderloos. Zijn vrouw drong er bij hem op aan de artiestenwereld in te gaan. Zijn eerste optredens in Rotterdam hadden veel succes. Het gevolg was dat hij veel gevraagd werd om bij variëté-voorstellingen en revues op het podium te verschijnen. Zijn carrière raakte in een stroomversnelling, hij veroverde Den Haag en stond reeds in hetzelfde jaar 1915 op de Pier van Scheveningen. Zonder zijn vrouw was het nooit zover gekomen; ze ondersteunde en stimuleerde hem, verzorgde zijn toneelkostuums, hielp bij het instuderen van acts en liedjes en was ook nog zijn manager en impresario. Helaas liet haar gezondheid te wensen over, vaak moest ze het bed houden.

In 1916 kreeg Willem een contract voor optredens met zijn jongste broer Lou, die later de toneelnaam Lou Bandy aannam. Bandy van de omgedraaide, verengelste lettergrepen van Dieben. De Bandy Brothers waren geen succes wat vooral veroorzaakt werd door de vele ruzies tussen de broers. Na deze mislukking ging hij zich Will Bandy noemen en veranderde dit in 1918 in Willy Derby. Derby besloot weer solo op te treden. Hij was inmiddels zo bekend dat zijn naam op het affiche van een variëtévoorstelling een uitverkocht huis betekende. Zijn optreden bestond uit een conference en het zingen van liedjes van velerlei aard. Van meezingers tot liedjes met dramatische teksten. In 1919 werden een aantal van deze liedjes op de plaat vastgelegd. Het succes was zo groot dat er nog vele opnamen volgden. Vooral Hallo Bandung en Scheiden doet lijden waren zeer populair. Hij opende zijn eigen platenwinkels en er werden in de loop der jaren ruim 10 miljoen platen van hem verkocht. Hij bleef evenwel een aimabel mens, sterallures waren hem vreemd. Zijn afkomst heeft hij nooit verloochend.
Detail grafmonumentIn 1933 trof hem een hartinfarct; hij kreeg het advies het wat kalmer aan te doen. 

Derby raakte betrokken bij een romantische affaire met de 15-jarige revue-artiste Teddy Schaank (1921-1988). In 1936 gingen ze samenwonen. De relatie heeft acht jaar geduurd wat echter niet verhinderde dat zijn vrouw Adelaïde hem zakelijk bleef bijstaan. Derby op zijn beurt, zorgde financieel voor haar, zocht haar regelmatig op en is nooit van haar gescheiden.
In de oorlog schroomde Derby niet tijdens zijn optredens de Duitse bezetter in bedekte vorm te provoceren. Dat moest een keer verkeerd aflopen. En dat gebeurde 1941 toen hij wegens een anti-Duitse houding in de Scheveningse gevangenis (het Oranjehotel) werd opgesloten. Dat herhaalde zich op 13 februari 1943. De Duitsers onthielden hem de medicijnen die hij voor zijn hartkwaal nodig had. Zijn vriendin wist wat medicijnen naar binnen te smokkelen en redde daarmee waarschijnlijk zijn leven. Hij kwam op 30 maart 1943 weer vrij maar mocht gedurende een half jaar niet optreden. In korte tijd werd hij een oude, zieke man. Zijn vriendin verbrak in 1944 de verslechterde relatie. Enkele weken later overleed Willy Derby aan een hartaanval.

GedenksteenHij is begraven op de begraafplaats Oud Eik en Duinen (graf A-2426) in Den Haag. Zijn grafschrift luidt Scheiden doet lijden. De zuster van zijn vrouw, H.M.E. Christiaanse-de Kuyper werd in 1949 in dit graf bijgezet terwijl zijn vrouw Adelaïde hier in 1957 ter ruste werd gelegd.

Het ouderlijke huis waarin de familie Dieben in de Van Limburg Stirumstraat in Den Haag woonde, is afgebroken en vervangen door een flatgebouw. Aan de gevel van dit gebouw, bij nr. 185, is een herinneringssteen aangebracht. (2004)

 

Literatuur

  • C. Dokter: Flick-Flack, anecdotes en verhalen uit het Nedelandsche variëté-leven (1947)

 


Geschreven: 12 juli 2005
Aangepast: 14 juni 2020
Auteur: Pim de Bie
Categorie: Kunst & Cultuur

 

* 's Gravenhage 19 april 1890 - † Zandvoort 24 juni 1959

Zanger-varieté artiest Lou Bandy serveert leden van de koffieclub in Hotel Lion d'Or.

Lodewijk Ferdinand Dieben werd in een Haagse volksbuurt geboren. Zijn vader Franciscus Albertus Jacobus Dieben was een metselaar die later bode op het raadhuis werd. Moeder Frederika Wilhelmina Ninaber leed aan depressiviteit. Het gezin bestond uit 5 kinderen, Frans en Willy, Riek en Truus, Lou was de benjamin. Op de lagere school kreeg hij les van de later bekende pedagoog Jan Ligthart. De lessen waren niet aan hem besteed. Alleen zang en voordracht hadden zijn belangstelling. Lou verliet de school op 12-jarige leeftijd en werd piccolo in het Haagse Paulez-hotel. Na een aantal baantjes monsterde hij als steward aan bij de Holland-Amerikalijn. Naast zijn verlangen om artiest te worden kwam ook toen reeds zijn drang tot het veroveren van meisjesharten naar voren. In Londen probeerde hij nog met een draaiorgeltje de kost te verdienen; vanaf 1908 vervulde hij zijn dienstplicht. In verband met de mobilisatie werd hij in 1914 weer opgeroepen maar in 1915 wegens ongeschiktheid ontslagen.

In dat jaar begon hij op te treden als liedjeszanger en conferencier. Hij nam de artiestennaam Bandy aan, het omgedraaide en verengelste van Dieben. In Rotterdam trad hij in 1918 samen met zijn broer Willy op als "The Bandy Brothers" maar al snel gingen zij wegens constante ruzies uit elkaar. Lou hield de naam Bandy aan, zijn broer noemde zich voortaan Willy Derby en groeide uit tot een gevierde artiest. Lou 's carrière kwam moeilijk van de grond. Maar toen hij de danseres en pianiste Mathilde Eugenie Else Küch (1890-1944) ontmoette, ging het bergopwaarts. Eugenie was de dochter van een Duitse officier en weduwe van een in de Eerste Wereldoorlog gesneuvelde Duitser waarvan zij een dochter had. Eugenie had een goede invloed op hem, zij leerde hem omgangsvormen en beschaafd Nederlands. Door haar toedoen kon hij in betere theaters optreden. Op 21 juni 1921 trouwden zij in Voorburg. Uit hun huwelijk werd in 1928 dochter Loesje geboren.

Bandy was van 1931 tot 1939 verbonden aan de Nationale Revue waarvan René Sleeswijk en Bob Peters de directie voerden. Lou was in acht revues de centrale figuur. Hij zong en hield tussen de liedjes door zijn conferences, doorspekt met grappen. Bij zijn improvisaties verviel hij helaas regelmatig in grof taalgebruik en ongemanierdheid. Wel zag hij tijdens zijn optredens er altijd verzorgd uit. Een strooien hoed behoorde tot zijn standaard uitrusting. Zijn ster rees tot ongekende hoogte. Nationale bekendheid en rijkdom werden zijn deel. Zoek de zon op (1936) en Schep vreugde in het leven (1937) waren zeer bekende liedjes in de gelijknamige revues. Hoewel huwelijkstrouw voor hem een onbekend begrip was, kon Eugenie veel van hem hebben. Ze bleef hem steunen en vergaf hem zijn slippertjes. Hij stond bekend als een moeilijk mens, niet in de laatste plaats voor zichzelf. Veel van zijn collega's hadden niet veel met hem op. Toen Sleeswijk van de Nationale Revue hem dreigde te ontslaan, kocht hij samen met Bob Peters een aandelen-meerderheid in de revue en confronteerde Sleeswijk daarmee. "Ik ontslagen? Jij ontslagen, want ik ben de eigenaar van de Nationale Revue.

blauwe_hoedOok trad hij op in een drietal Nederlandse speelfilms. In de eerste, Het meisje met de blauwe hoed uit 1934, speelde hij zelfs een dubbelrol. Fien de la Mar en Cees Laseur speelden een rol in zijn tweede film Het leven is niet zo kwaad. In 1940 kocht hij een villa in Doorn. Hij vertoefde daar graag en richtte de woning zeer smaakvol in met o.a. een collectie schilderijen van Nederlandse meesters. Begin 1941 nam Bandy zitting in een adviesraad voor de vakgroep Kleinkunst die moest adviseren over een door de Duitsers ingesteld instituut, de Kultuurkamer. Artiesten, kunstenaars etc. moesten hier lid van zijn om in de oorlog te mogen optreden. Het werd Bandy nogal kwalijk genomen. Waarschijnlijk had hij in zijn onnozelheid voor dit soort zaken zitting in de adviesraad genomen, want tijdens zijn optredens liet hij zijn anti-Duitse gevoelens blijken door het zingen van vaderlands lievende liedjes waarvoor hij in 1943 gearresteerd werd en in Haaren (NB) werd gedetineerd. Hij was hier geestelijk niet tegen bestand en deed door het eten van stukjes blik een poging zijn leven te beëindigen. Naar aanleiding hiervan werd hij korte tijd in een psychiatrische inrichting opgenomen. Na zijn ontslag hieruit mocht hij niet meer optreden. Een onderdanige brief aan het Duitse gezag resulteerde er in dat dit verbod werd opgeheven. Maar door zijn anti-Duitse houding werd hem echter weldra het optreden in het openbaar opnieuw verboden. Eugenie was inmiddels ernstig ziek geworden. Begin februari 1944 overleed zij en werd op de Oude Algemene Begraafplaats in Doorn (graf S 36) begraven. Ook zijn broer Willy Derby overleed in 1944. Bij diens begrafenis veroorloofde Bandy zich in zijn afscheidstoespraak enkele vulgariteiten die de aanwezigen shockeerden.

In juni 1945 trad Bandy weer voor het eerst op. De voorstelling in het Concertgebouw in Amsterdam liep echter op een rel uit omdat de Binnenlandse Strijdkrachten probeerden hem te arresteren wegens vermeende collaboratie met de vijand. "Als ik iets misdaan heb, stenig mij dan!", riep Bandy de zaal in. Hij vond bijval bij het publiek waarop de B.S. vertrok en het optreden kon doorgaan. Zijn glorie was getaand, revues waren niet zo populair meer en zo kwam het dat hij in 1947 voor het laatst aan een revue meewerkte, samen met Heintje Davids. Hierna brak een periode aan waarin hij tot ver in de vijftiger jaren veelvuldig te beluisteren was in AVRO's radioprogramma De Bonte Dinsdagavondtrein.

Aan zijn voorliefde voor jonge vrouwen kon hij geen weerstand bieden. Ondanks zijn zuinigheid met geld besteedde hij grote bedragen aan het winnen van de gunsten van een lange stoet van vriendinnen. Hij trouwde in 1948 met de 35 jaar jongere Sinia Franken (1925-1975). Het huwelijk hield enkele maanden stand. In 1950 nam hij de vijftienjarige Carla van den Hurk (1935-1976) in zijn woning op om haar voor het toneel op te leiden. Hun huwelijk werd in 1953 voltrokken. In Haarlem kocht het paar hotel Lion d'Or dat in 1958 weer verkocht werd. Nog korte tijd woonden zij samen in een Zandvoortse flat waarna de echtscheiding nog in hetzelfde jaar werd uitgesproken. Bandy kon dit moeilijk verwerken en werd wegens geestelijke problemen enige tijd in de Valeriuskliniek in Amsterdam opgenomen. bandy1Op 24 juni 1959 maakte hij in Zandvoort door vergassing een eind aan zijn leven. Hij werd op zaterdag 27 juni 1959 begraven op de Oude Algemene Begraafplaats in Doorn (graf S 37), naast zijn eerste vrouw Eugenie wiens graf ongemarkeerd en zonder grafsteen is. Ieder die ook maar iets met het theater te maken had was aanwezig, Heintje Davids op de eerste rij. De tekst op zijn grafsteen refereert waarschijnlijk aan zijn begin februari 1944 overleden vrouw Eugenie.

In 1950, nog voor Bandy's dood, schreef zijn biograaf H.P. van den Aardweg: "Later, over eeuwen, wanneer Lou Bandy allang tot historie vergaan is en het erkentelijke nageslacht bedevaarten naar zijn praalgraf onderneemt..." Hoe schril is de tegenstelling met de werkelijkheid. Een eenvoudig graf op een niet meer in gebruik zijnde begraafplaats waar alleen de serene rust van de dood heerst. bandy-derbyMisschien heel af en toe een oudere bezoeker die staande bij het graf mijmert over dagen van weleer. De tijd waarin Lou Bandy in zijn vak een van de grootsten was. Nu rest nog slechts het ruisen van de bomen op een verlaten dodenakker, als een eeuwig applaus...

Ter herinnering aan Lou Bandy en zijn oudere broer Willy Derby is op de plaats waar hun geboortehuis in de Van Limburg Stirumstraat in Den Haag heeft gestaan aan de muur van het huidige flatgebouw een herdenkingssteen aangebracht.

 

Literatuur

  • H.P. van den Aardweg, Schenk mij uw glimlach. Het leven van Lou Bandy (1950)
  • Han Peekel, Lou Bandy. Van wandluis tot landhuis (1977)

 


Geschreven: 11 juli 2009
Aangepast: 06 november 2018
Auteur: Pim de Bie
Categorie: Kunst & Cultuur

 

* Haarlem 4 december 1897 - † Haarlem 7 december 1979

 

andriessen_portretMarie Silvester Andriessen stamde uit een kunstzinnig Haarlems gezin. Vader Nicolaas Hendrik Andriessen was naast organist ook muziekleraar en koordirigent. Moeder Gezina Johanna Francina Vester schilderde. Uit hun op 13 oktober 1921 gesloten huwelijk kwamen 6 kinderen voort, waarvan er 4 voor een carrière in de serieuze muziek kozen.
Mari toonde al vroeg zijn aanleg voor de beeldende kunst. Beeldhouwer (en later professor) Jan Bronner maakte zich sterk voor de toelating van zijn leerling tot de Haarlemse School voor Kunstnijverheid. Mari studeerde daar van 1912 tot 1916 en vervolgde zijn opleiding op de Rijksacademie voor Beeldende Kunst in Amsterdam (1917-1923). Hij voltooide zijn studie op de Akademie der Bildende Kunst in München waarna hij zich definitief in Haarlem vestigde. Op 13 oktober 1921 huwde hij met Antonia Geertruida Hendrika (Nettie) Koot (15 november 1897 - 30 mei 1990). Zij kregen 2 zoons.

Door zijn vriend en collega-beeldhouwer Frits van Hall kwam hij in een literaire kring terecht waarvan o.a. Godfried Bomans, Lodewijk van Deyssel, C.J. Kelk, Adriaan Roland Holst en Jan Slauerhof deel uitmaakten. Ook met zijn collega's Hildo Krop en John Raedeker onderhield hij door zijn lidmaatschap van de Nederlandse Kring van Beeldhouwers (1925) vriendschappelijke banden.
In de begintijd van zijn carrière kreeg hij door zijn katholieke afkomst opdrachten van kerken en woningbouwverenigingen voor het maken van beelden met bijbelse onderwerpen en gevelstenen. Veel leverde dit evenwel niet op; de familie leefde in armoede. Zijn bekendheid groeide waardoor er ook van buiten de rooms katholieke kring opdrachten kwamen. Rond 1930 kon hij zijn gezin van de opbrengsten van zijn kunst onderhouden.

In de oorlogsjaren 1940-1945 weigerde Andriessen een afstammingsverklaring te tekenen waardoor hij verstoken bleef van officiële opdrachten. Zijn vriend Van Hall kwam in een Duits concentratiekamp om; Andriessen koos voor het ondergrondse verzet.
andriessen3Na de oorlog ontstond grote vraag naar herdenkingsmonumenten. Andriessen werd de meest gevraagde kunstenaar voor oorlogs- en verzetsmonumenten. Zijn scheppingen staan over heel Nederland verspreid met als hoogtepunt "De Dokwerker"op het Jonas Daniël Meijerplein in Amsterdam (1952, brons) dat herinnert aan de stakingen tegen de andriessen4deportatie van joden in februari 1942. Zijn roem breidde zich uit. Opdrachten voor grote monumenten ter ere van gedenkwaardige landgenoten volgden. Ir. C. Lely op de Afsluitdijk (1953, brons), Albert Plesman in Den Haag (1958, brons). Ondanks vernieuwingen in de beeldhouwkunst bleef Andriessen werken in de stijl waarin hij het beste was: heldere beeldopbouw en herkenbaarheid van zijn onderwerpen.
Andriessen werd in 1956 geëerd met de prijs van de Stichting Kunstenaarsverzet 1940-1945. Sinds 1967 ontving hij van het Rijk een jaarlijks eregeld.

Kanker maakte op 82-jarige leeftijd een einde aan zijn leven. Zijn graf bevindt zich op de r.k. begraafplaats Sint Adelbert in Bloemendaal (graf K 277). (2002-2008)

 

Literatuur

  • Louk Tilanus: De beeldhouwer Mari Andriessen (1984)
  • J.B.J. Teeuwisse: Andriessen, Marie Silvester (1897-1979) - Biografisch Woordenboek van Nederland, deel 4 (1994)

 

Grafcoördinaten

  • N 52.54.762 E 4.37.359

 

 


Geschreven: 16 juli 2008
Aangepast: 29 september 2020
Auteur: Pim de Bie
Categorie: Kunst & Cultuur

 

* Amsterdam 5 april 1866 - † Laren 12 oktober 1915

 

Grafmonument Hart NibbrigHet gezin Nibbrig bestond uit vader Pieter Jacobus (1837-1902), moeder Elizabeth Agneta Hart (1839-1918) en 5 kinderen waarvan Ferdinand het tweede kind was. Daarnaast zijn drie kinderen, de oudsten, op jonge leeftijd gestorven. Omdat de Hart-tak van de familie dreigde uit te sterven werd bij KB van 31 januari 1884 toestemming verleend de familienaam te veranderen in Hart Nibbrig. Reeds op jonge leeftijd werd het tekentalent van Ferdinand opgemerkt. Op 7-jarige leeftijd kreeg hij tekenlessen van de schilder J.A. Rust. Van 1881 tot 1883 was hij leerling van de Kunstnijverheids-tekenschool Quellinus gevolgd door een studie aan de Rijksacademie van Beeldende Kunsten(1883-1888), beide in Amsterdam. Hierna vertrok hij naar Parijs (1890) om zijn studie af te ronden aan de Académie Julien. Hij ontmoette o.a. Van Gogh en Seurat en vooral door de invloed van Seurat wendde hij zich af van het Amsterdamse impressionisme om zich te bekwamen in het pointillisme en realisme. Na een jaar keerde hij terug naar Nederland en vestigde zich in april 1894 definitief in Laren waar hij de villa Olmenhove liet bouwen. Naast een bekwaam schilder toonde hij zich ook een hartstochtelijk wielrenner. In 1885 won hij de eerste grote wegwedstrijd in Nederland, van Amsterdam naar Arnhem. Op 25 maart 1895 trouwde hij met Johanna Bartruida Moltzer (1869-1957). Ze kregen 3 zoons en een dochter.

Hart Nibbrig introduceerde het Luminisme in Nederland wat wordt gekenmerkt door de heldere kleuren en het vele licht. Periodiek schilderde hij in Algerije, Duitsland en op panoramaVlieland en gedurende de zomers van 1910 tot 1915 verbleef hij veel in het Zeeuwse Zoutelande. Hier vervaardigde hij een aantal landschappen waarin hij zijn techniek van het schilderen van grote helderheid en het fijne pointillisme toont.

Hij zag echter het statische en de beperkingen van het pointillisme en probeerde een synthese te bereiken met het toevoegen van realistische elementen. Hiertoe zette hij korte penseelstreken op het doek zoals hij dat bij Van Gogh had gezien. Dat resulteerde in een aantal sterke schilderijen van Gooische boeren.

Helaas was het hem niet gegeven zijn ideeën verder uit te werken. Veel te vroeg, reeds op 52-jarige leeftijd, stierf Hart Nibbrig na een langdurige ziekte. Hij is vooral Grafmonument Hart Nibbrig overzichtbekend geworden door zijn gepointilleerde landschappen en realistische portretten. Zijn collega Otto van Tussenbroek schetste hem vlak na zijn overlijden als "Hij wist wat hij wilde en wat hij wilde wist hij doorgaans te bereiken". Tijdgenoten omschreven hem als wilskrachtig, een harde werker met een blij gemoed en een oprecht streven. Op 16 oktober 1915 vond de crematie plaats in het crematorium Westerveld in Driehuis, waarna de as in het urnengraf G 3 B van de begraafplaats werd ondergebracht. De as van zijn, waarschijnlijk op 10 juni 1957 in Duitsland, gecremeerde echtgenote bevindt zich eveneens in dit urnengraf.

Door een schenking en een legaat van zijn zoon P.J. Hart Nibbrig bezit het Singer Museum in Laren een grote collectie van zijn werk dat in een naar hem vernoemde zaal getoond wordt.

 

Literatuur

  • D. Colen, D. Willemstein: Ferdinand Hart Nibbrig 1866-1915 (1996)

 

Grafcoördinaten

  • N 52.26.806 E 4.37.892

 


Geschreven: 13 juli 2008
Aangepast: 06 november 2018
Auteur: Pim de Bie
Categorie: Kunst & Cultuur

 

* Groningen 22 december 1898 - † Amsterdam 26 november 1927

 

kuiper5Rond acht uur 's avonds op de 26e november 1927 stond Tjakko Kuiper op het Rembrandtsplein in Amsterdam te wachten op Jean-Louis Pisuisse en diens echtgenote Jenny Gilliams. De laatsten hadden gedineerd in Hotel Schiller en begaven zich via het plantsoen waar het standbeeld van Rembrandt staat naar het theater Mille Colonnes waar zij een voorstelling zouden geven. Tijdens het diner had Tjakko een briefje bij Jenny laten bezorgen waarin hij om een onderhoud verzocht. Het briefje kwam terug met de aantekening "geen antwoord". Rond kwart over acht beging Tjakko een wanhoopsdaad, een crime passionel. Op het wandelpad achter het Rembrandt-standbeeld trok hij een Parabellum-pistool van zwaar kaliber, 9.5 mm. Pisuisse zag aankomen dat Kuiper zou gaan schieten en draaide zich voor Jenny waarop hij in zijn zij werd geraakt. De kogel ging door zijn lichaam en trof Jenny in haar linker arm. Pisuisse viel waarop Kuiper hem in het hart en in de buik schoot, dodelijke schoten. Daarop schoot hij Jenny in de borst. Het 5e en laatste schot bestemde hij voor zichzelf. De kogel trof hem in de borst. 

Wie was Tjakko Kuiper en hoe had het zo ver kunnen komen?

Tjakko Warmolt Lubbertus was de zoon van L. Kuiper en G(rietje) Eefting. Hij begon zijn loopbaan als kappersbediende in Dordrecht. Omdat hij over een goede zangstem beschikte nam hij zangles bij Hendrik Giltay en kreeg later les van Cornelie van Zanten. Voor de Nederlandse en Engelse radio gaf hij recitals en werkte samen met de in die tijd beroemde zangeres Jo Vincent. Er was reeds een datum en plaats vastgesteld waarop het huwelijk met zijn Engelse verloofde Leslie Cockshott zou worden gesloten, 11 oktober 1927 in Den Haag. In het cabaret van Jean-Louis Pisuisse was een plaats vrijgekomen omdat Pisuisse de romantische liedjes die hij samen met zijn veel jongere vrouw Jenny Gilliams zong niet meer bij zijn leeftijd vond passen. Tjakko Kuiper werd in zijn plaats als lyrisch tenor aangenomen. Hij debuteerde in aanwezigheid van zijn familie op 1 augustus 1927. In de weken die volgden ontstond door het gezamenlijk optreden met Jenny een verhouding die uitmondde in een hevige verliefdheid. De spanning tussen de drie betrokkenen liep hoog op. Zo hoog dat Pisuisse Tjakko begin oktober 1927 ontsloeg. Tjakko verbrak zijn verloving met Leslie Cockshott en wilde met Jenny in België een nieuw leven beginnen. Zijn familie was hevig ontstelt en verbrak alle banden. Uiteindelijk besloot Jenny toch voor haar man Jean-Louis te kiezen. Tjakko kon de afwijzing niet verwerken. Hij achtervolgde Pisuisse's gezelschap waar dit ook optrad en schreef talloze brieven aan Jenny. Totdat de fatale avond van de 27e november 1927 aanbrak, waarop de drie allen hun leven verloren.
kuiper1

Vrijwel meteen na de schietpartij werden Pisuisse, Gilliams en Kuiper naar de politiepost in de Halvemaansteeg gebracht. De opgeroepen dienstdoende arts van de GGD, dr. D.P.R. Keizer, stelde vast dat Tjakko was overleden. Jean-Louis leefde nog en was evenals Jenny zwaar gewond. Kort na dr. Keizer's aankomst overleed Pisuisse; Jenny werd naar het Binnen Gasthuis overgebracht waar ze onmiddellijk werd geopereerd. Zij stierf rond 21.30 uur.

In de kleding van Tjakko Kuiper werd een zestal brieven gevonden; ze zijn niet geopend. Zijn lichaam werd overgebracht naar het Binnen Gasthuis om van hieruit op woensdag 30 november 1927 om 12 uur te worden overgebracht naar de Nieuwe Oosterbegraafplaats in Amsterdam om ter aarde te worden besteld. Op 20 juni 1928 werden de stoffelijke resten geëxhumeerd en herbegraven op de begraafplaats aan de H.J. Kniggestraat hoek Kerklaan in Stadskanaal.

kuiper6In maart 1953 werd zijn moeder Grietje Eefting naast hem begraven.

De graven zijn door de tand des tijds behoorlijk aangetast. De tekst op de stèle op het graf van Tjakko is op enkele punten nog nauwelijks of niet meer leesbaar. De stèle op zijn moeders graf helt achterover en rust tegen de stèle van het achterliggende graf. Goed waarneembaar is dat de begraafplaats al jaren niet meer gebruikt en onderhouden wordt. Van vele graven zijn de afdekplaten en andere grafattributen gebroken, ingezakt of verspreid geraakt.

De tekst op het graf van Tjakko's moeder luidt:

Grietje Eefting
* 5-3-1856 †19-3-1953
echtgenote van
L. Kuiper

Op Tjakko's graf is vermeld:

Hier rust onze
TJAKKO
geb. 22 dec. 1899
overl. 26 nov 1927
zoon van
L. Kuiper en G. Eeefting

De datum op de steen is echter niet correct. De juiste datum, volgens de geboorteakte, van Tjakko Kuiper is 22 december 1898.

 

Literatuur

  • Willy Corsari: Liedjes en herinneringen (1972)
  • Anke Hamel: Mijn liefste lief. Brieven van Jean-Louis Pisuisse aan Fie Carelsen (1989)

 Bronnen

  • Archief Theater Instituut Nederland, Amsterdam
  • Regionaal Historisch Centrum Groninger Archieven - Alle Groningers

 


Geschreven: 13 juli 2006
Aangepast: 11 juni 2023
Auteur: Renske Burgering
Categorie: Kunst & Cultuur

 

* Halberstadt (D.) 22 december 1846 - † Kopenhagen (Den.) 29 juni 1911

 

Oscar Carré stamde uit een Duits circusgeslacht. Zijn opa Joseph Carré werkte al met vijf paarden in een tent. Zijn ouders waren de kunstrijder Carl Theodoor Wilhelm en de hogeschoolrijdster Cornelia Adriana de Gast (Kätchen). Op hun reizen door Europa stichtten Wilhelm en Kätchen in Belgrado een eigen circus. Dit circus werd een vaste bezoeker van de Amsterdamse kermis op het Amstelveld. Na de opheffing van de kermis kreeg Wilhelm toestemming om een houten circusgebouw te plaatsen in de plantage. In 1868 nam Oscar de leiding van het circus van zijn vader over.

In 1863 trad Oscar Carré voor het eerst op in Amsterdam. Hij speelde viool en jongleerde op de rug van een paard. Carré is beroemd geworden als paardendresseur, met zijn twaalf prachtige Trakehnerhengsten. Daarnaast was hij ook erg populair bij de Europese vorstenhuizen. In 1870 trad hij op voor koning Willem III. Deze was zo enthousiast dat hij het circus het predikaat Koninklijk Nederlands Circus Oscar Carré gaf. Het houten gebouw dat in de plantage als vast circus dienst deed verhuisde vervolgens van het Amstelveld naar het Frederiksplein en tenslotte naar de Amstel waar het nu nog staat. Dit was het eerste stenen circusgebouw. Op 3 december 1887 werd het in gebruik genomen. Het theatergebouw was primair de basis van het wintercircus van Oscar Carré. Er werd alleen van november tot en met mei gespeeld. In de lente ging het circus namelijk op reis. Het ging Carré voor de wind. Samen met zijn vrouw Amalia Salamonsky maakte hij succesvol circus. Op 22 mei 1891 botste de circustrein echter in Duitsland op een personentrein. Zijn vrouw kwam daarbij klem te zitten en overleed aan de gevolgen. Dit was het begin van een reeks tegenslagen. Het verhaal ging dat toen hij in 1897 zijn laatste voorstelling had gegeven, hij in Scheveningen de nabijgelegen duinen was ingegaan. Daar zou hij eigenhandig alle twaalf zijn paarden met een revolver neer hebben geschoten. Carré is drie keer getrouwd geweest. Zijn laatste vrouw Maud Rocher was dertig jaar jonger dan hij. In totaal heeft hij zes kinderen gekregen, waarvan vier jongens en twee meisjes. Kätchen, zijn dochter, is de beroemde hogeschoolrijdster, die als 'la dame blanche' furore maakte.

Overlijden

Oscar Carré is in juni 1911 in Kopenhagen, waar het circus voorstellingen gaf, overleden. Zijn uitvaart vond een jaar later plaats, in de herfst van 1912. Van het Weesperpoortstation trok een lange rouwstoet langs het gebouw Carré, waar een rouwversiering was aangebracht en het circusorkest treurmuziek liet horen. Vervolgens trok de rouwstoet naar begraafplaats Zorgvlied. Tijdens deze laatste tocht van Oscar Carré stonden duizenden langs de route door Amsterdam om hem de laatste eer te betonen.

Oscar Carré werd net als zijn eerste twee vrouwen in de familiegraftombe op Zorgvlied begraven. Hij had deze laten bouwen voor zijn eerste vrouw Amalia Salamonsky. Het mausoleum valt vrijwel meteen na het passeren van de voormalige directeurswoning. Het twee verdiepingen tellende mausoleum werd ontworpen door J.P.F. van Rossum en W.J. Vuyk, die ook de ontwerpers waren van het Koninklijk Theater Carré. Een trap met sierlijk hekwerk geeft toegang tot het mausoleum. Het mausoleum is opgetrokken uit leisteen en heeft de vorm van een tempel uit de klassieke oudheid. Het ontwerp van dit graf valt op deze manier heel fraai in de tuinarchitectuur van Zocher. Dit gedeelte van Zorgvlied is door Zocher namelijk in de engelse landschapstuinstijl uitgevoerd, een stijl waarbij klassieke tempels gebruikt werden om in het romantische tijdsbeeld te vallen. Het verlangen naar het verleden stond hier centraal.

Grafmonument Oscar Carré (foto René ten Dam)Grafmonument Oscar Carré (foto René ten Dam)

Op grafmonumenten voor de familie Carré is veel grafsymboliek te vinden. Zo zitten in de lengtezijde aan iedere kant twee vensters met daarin glas in lood ramen. Het doorzichtige glas kan gezien worden als symbool van zondeloosheid en van reinheid. Daarnaast bevinden zich rondom het gebouwtje een aantal geornamenteerde pilasters. Op het hoogste punt van de pilasters zit een ster, wat een verwijzing is naar Christus, naar een nieuw leven en naar de hemel. Boven de pilasters aan de voorzijde van het mausoleum zitten engelkopjes met vleugelparen. Deze verwijzen naar de gevleugelde godin van de overwinning uit de oudheid, Victoria (de Griekse Nike). In de christelijke traditie werden ze de boodschapper van God, waarbij de vleugels staan voor de goddelijke opdracht. 

Wat in het oog springt is de urn met een doek erover gedrapeerd op het dak van het mausoleum. Dit is een symbool uit de klassieke oudheid van de dood en de rouw. De urn is hier half bedekt door een rouwsluier. Een sluier of draperie betekent zich afwenden van de buitenwereld. Een sluier, gedrapeerd om een asurn, symboliseert het afdekken of bedekken van het leven. Onder de urn zit een fries, waarbinnen een palmtak en een krans zijn afgebeeld.

Urn met gedrapeerde rouwsluier (foto: René ten Dam)Urn met gedrapeerde rouwsluier (foto: René ten Dam)

Het grafmonument van Oscar Carré is uitgevoerd in een neoclassicistische stijl. Eind negentiende eeuw werd deze stijl bij grafmonumenten vooral ook gebruikt om het aanzien van de dode uit te dragen. De klassieke kunsten stonden namelijk voor beschaving, geleerdheid, deftigheid en verheven ernst. Met de vele grafsymbolen werd vergankelijkheid en eeuwigheid uitgedragen. Je kunt daarom zeggen dat het familiegraf van Oscar Carré niet zozeer dient als afscherming van zijn geest voor het rijk der levenden, maar een herinnering is aan zijn leven. 

 

Bronnen en literatuur

  • Personaliamap Oscar Carré Theater Instituut Nederland.
  • Sluis, Fred van. Oscar Carré Stichter van een Nederlandse Circustraditie in: Telegraaf, 59e jaargang, datum onbekend.
  • Trakehners steigeren op de pijp van Oscar Carré. Nieuwsblad van het Noorden, 04-11-1970.

 

Internet

  • Historie Koninklijk Theater Carré (geraadpleegd april 2006)
  • Nederlands Centrum voor Volkscultuur - Waar staat het graf van circusdirecteur Oscar Carré? (geraadpleegd april 2006)

 


Geschreven: 21 juli 2005
Aangepast: 24 juli 2022
Auteur: Leon Bok
Categorie: Kunst & Cultuur

 

* Assen 13 mei 1901 - † Groningen 6 augustus 1966

 

Assen kent een aantal fraaie begraafplaatsen, met name de Noorder- en de Zuiderbegraafplaats zijn een bezoek meer dan waard. Op de Zuiderbegraafplaats ligt een aantal personen begraven die grote bekendheid genoten. Naast een aantal grote monumenten zijn er ook tal van kleinere grafmonumenten te vinden die onmiddellijk duidelijk maken wat de begravene bij leven bezig hield. Dat geldt bijvoorbeeld bijvoorbeeld voor het graf met daarop een viool! Hier ligt het graf van Louis Somer, componist en violist. Somer is misschien door velen vergeten, maar door zijn muziek blijft hij altijd bestaan. Zijn nabestaanden hebben zelfs een website aan hem gewijd en hopen dat zijn muziek vaker gespeeld zal worden.