Skip to main content

Letteren


Geschreven: 17 juli 2003
Aangepast: 17 december 2019
Auteur: Marten Mulder
Categorie: Letteren

 

* Vierhuizen, 19 maart 1883 - † Ten Boer, 21 april 1956

 

arendsIn 1749 werd in Ezinge (Gr) Trijntje Alberts geboren. Door haar huwelijk met een Duits militair verhuisde zij na de geboorte van een dochter naar Duitsland, maar ze keerde terug naar Nederland na het overlijden van haar man. Inmiddels is ze dan ook moeder geworden van een zoon. Ze vestigde zich in Ezinge, waar ze als naaister bij de familie Arends in haar levensonderhoud en dat van haar kinderen voorzag. Tijdens haar werkzaamheden vertelde ze de kinderen allerlei sprookjes en verhalen. Een van de kinderen heeft die verhalen in een schrift geschreven, dat uiteindelijk belandde bij mevrouw Eilina Johanna Huizenga-Onnekes, die het in 1928 als boek liet uitgeven onder de titel: Groninger volksvertellingen I. Het boek van Trijntje Soldaats. Een belangwekkend boek, omdat het een belangrijke bron was van volksverhalen uit de 18e eeuw. Daarnaast was het gedrukt op de persen van H.N. Werkman en had Johan Dijkstra het voorzien van houtsnedes. Beiden, zoals bekend, leden van De Ploeg. Trijntje "Soldaats" overleed in 1814 en is begraven bij de kerk van Ezinge, waar haar graf niet meer te vinden is. Het kind, dat de verhalen in 1804 in kinderlijk Nederlands in een schrift schreef, was Gerrit Arend Arends (1793- 1876). Hij is nog burgemeester geweest van de gemeente Ezinge. Zijn graf vinden we op de Algemene Begraafplaats te Ezinge aan de Allersmaweg.

Onnekes3{seog:disable}Op de Algemene Begraafplaats van Ten Boer (Gr) ligt Eilina Johanna Huizenga-Onnekes begraven. Op de grafsteen staat onder haar naam: folkloriste. Eilina Johanna Onnekes werd op 19 maart 1883 geboren te Vierhuizen als dochter van de predikant van Zoutkamp en Vierhuizen. Twee dorpen, waarvan Vierhuizen het oudst is.

Al in 1525 komen we de naam Veerhusen tegen. Vanaf 1571 spreekt men van Vierhuizen. Bij het dorp lagen een tweetal borgen, die in de loop van de tijd gesloopt zijn: Bewsum en Panser. Het oudste gebouw, dat er nog staat, is de Hervormde kerk uit 1664. Rond deze kerk bevinden zich nog een aantal oude zerken. Een heel bijzondere zerk is dat van Klaas Jans. Een zerk met een verhaal. Het verhaal van een schaatstocht met dramatische afloop. Ongetwijfeld heeft Line, zoals ze werd genoemd, dit verhaal horen vertellen en zelf gelezen op de zerk.

Vierhuizen1TER GEDACHTENISSE VAN DE EERSAME KLAAS JANS, IN ZYN
LEVEN HUISMAN OP MIDHUISEN ONDER VIERHUISEN, OVERLEDEN
OP DEN 1 FEBRUAR 1787 IN DEN OUDERDOM VAN 28 JAAREN, 5 MAANDEN
EN 2 DAGEN, NALAATENDE ZYN WEDU. LUIKTJEN LUES DYKHUIS EN
EEN ZOONTJE.

TOEN IK NOG WAS, ZEID MEN VAN MY / GEEN STERKER MENSCH ZIET MEN ALS GY / 'T WAS WAARLYK SOO, MAAR MERKT, DAT GOD / MY DEED ONTMOETEN TOT MYN LOT / DAAR 'K MORGENS VAN MYN VROUW EN KIND / HOE STERK GELIEFD EN TEER BEMIND / MYN AFSCHEID NAM, OP SCHAATSEN REED / NA GRUNO 'S STAD, DAAR NU NIEUW LEED / MY NU WEER TROF, DOORDIEN EEN BREUK / MY JAAREN LANK VEEL SMART EN KREUK / HEEFT ANGEBRACHT, VERMEESTERD MY / IN DEEZE STAND, WAAROM IK VRY / BY EEN BREUKMEESTER MY BEGAF / MAAR JUIST DIE MAN HAD OP DE PAS / VOOR MY GEEN BAAT, ZOODAT IK DOE / MY DUS BERIED OM NAAR HUIS TOE/ OP SCHAATSEN WEER TE RYDEN WOU / IN ZULK EEN STAND IS WAARE ROUW / DIE HYR OP VIEL, IK KWAM ZOO THUIS / DOORNAT GESWEET VAN PYN EN KRUIS / BY MYN GELIEFDE VROUW EN KROOST / DIREKT NA 'T BED, 'K WAS AFGESLOOFT / TERSTOND GEHAALD TWEE ARS OM RAAD / VLYT ANGEWEND, MAAR 'T WAS TE LAAD / WANT ZIET, GEEN KRUID VOOR MY ZY KENDEN / MOEST IK DEN DERDEN DAG TEN ENDEN / MYN LEEFTYD ZYN, DUS BEN IK NET / DE TYNDE DAG IN 'T GRAF GEZET / VANWAAR IK WEER VERYSEN ZAL / VAAR WEL GELIEFDE, LOOFT GOD AL.

Vierhuizen was een kleine gemeenschap, dat hoofdzakelijk bestond uit arbeiders, die werkten op de boerderijen in de omgeving. Zoutkamp, ontstaan rond 1575 als een versterking aan de monding van het Reitdiep, zag zich langzaam maar zeker ontwikkelen tot een vissersdorp. Wel werden er na 1795 gedurende de Franse overheersing nog Franse soldaten gelegerd om de Engelsen te kunnen afslaan; in 1882 werd de vesting definitief opgeheven en nam de bevolking toe. Er kwam in 1827 een eigen school en er verrees in 1836 een eigen kerk.

In 1897 verhuisde Line met het gezin naar Godlinze, waar haar vader als predikant beroepen was. Na enige jaren leerling geweest te zijn van de normaalschool te Bierum, werd ze aan de zorg toevertrouwd van een paar ongetrouwde dames in Groningen, die de laatste hand moesten leggen aan haar opvoeding. Niet ongebruikelijk voor meisjes uit de "betere" kringen. In 1909 trouwde ze met Jan Hendrik Huizenga en ze vestigden zich op een boerderij in Ten Boer om na 1950 in het dorp zelf te gaan wonen. Een actieve vrouw, die behalve boerin en huisvrouw ook zeer betrokken was bij het dorpsleven. Ze had een grote belangstelling voor geschiedenis en folklore. Dit zal ze hebben meegekregen van haar familie, zowel van vaders- als van moederszijde. Oom Johannes Onnekes was een van de eerste Groninger folkloristen.

Het schriftje met de sprookjes verteld door Trijntje Soldaats en de vraag, na een lezing die ze gehouden had over Gösta Berling van Selma Lagerlöf, of er ook zulke sagen in Groningen bestonden, deed haar erop uittrekken en mensen opzoeken, die haar op dat punt stof konden leveren. Het leverde zoveel op, dat na de uitgave van Groninger volksvertellingen I, het boek van Trijntje Soldaats, in 1929 volgde: Groninger vertellingen II, het boek van Minne Koning. Ook hier weer illustraties van Johan Dijkstra. In 1930 volgde Groninger Volksverhalen. Haar werk vond een gunstig onthaal. Treffend was de ongekunstelde, aanschouwelijke en kernachtige taal van de overgeleverde verhalen, die ze optekende uit de mond van vaak eenvoudige mensen, die ze opzocht om aan materiaal te komen. Ze schreef in diverse kranten en tijdschriften en hield vele lezingen met name over folklore en geschiedenis van Groningen. Daarnaast was zij lid van vele verenigingen, vaak bestuurslid, onder andere van de Maatschappij van Nederlandse Letterkunde. Mevrouw Eilina Johanna Huizenga-Onnekes overleed op 21 april 1956 in Ten Boer. In het Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde 1956-1957 werd zij uitvoerig herdacht. 

Literatuur

  • Groningen Gids voor cultuur en landschap; Bedum (1994)
  • Nieuwe Groninger Encyclopedie; Groningen (1999)
  • K. ter Laan, Folklore in de Groninger letteren; Groninger Genootschap (1961)
  • A.J. Scholte, Jaarboek Maatschappij der Ned.Letterkunde 1956-1957
  • A. Pathuis, Groninger gedenkwaardigheden; Van Gorcum (1977)

Internet

 


Geschreven: 16 juli 2003
Aangepast: 09 juni 2022
Auteur: Leon Bok
Categorie: Letteren

 

* Leeuwarden 19 februari 1904 - † Leeuwarden 22 juni 1964

 

De Rooms-katholieke begraafplaats in Leeuwarden ligt op een wat verweesde plek, tussen nieuwbouwwijken, aan de uitvalsweg naar Harlingen en verder de Afsluitdijk. Rondlopend op deze dodenakker vallen vooral de grafmonumenten op van geslaagde middenstanders, waaronder families als Brennikmeijer en Schweigmann. Op een wat eenvoudiger monument, maar wel van wit marmer, valt de naam "Havank" op. Hier ligt Hans van der Kallen, bij velen beter bekend onder zijn pseudoniem Havank, schrijver van detectiveromans.

Graf Hans van der Kallen (foto: Dirk Swierstra 2003)Grafmonument voor Hans van der Kallen (foto: Dirk Swierstra 2003)

 


Geschreven: 15 juli 2003
Aangepast: 17 december 2019
Auteur: Marten Mulder
Categorie: Letteren

 

* Bandoeng (Ind.) 24 augustus 1899 - † Glimmen 21 juni 1981

 

Het grafmonument van Johan Fabricius met daarachter de graven van de bekende familie Niemeyer{seog:disable}Johan was zoon van de schrijver Jan Fabricius (1871-1964), die naast zijn journalistiek werk toneelstukken schreef, waarin de tegenstelling Oost en West nogal eens aan de orde kwamen. Geboren in Bandoeng in het voormalig Nederlands-Indië bracht Johan z'n jeugd door in Nederlands-Indië, in Nederland en in Parijs. In de Tweede Wereldoorlog werkte hij voor de BBC in Londen om in 1945 als BBC-correspondent te vertrekken naar Indonesië. In 1963 vestigde hij zich in Glimmen (Gr) en bleef daar wonen tot zijn dood in 1981. We kennen hem als schilder, illustrator (in 1918 oorlogstekenaar aan het front in Oostenrijk) en schrijver van vooral historische verhalen. Fabricius was een rasverteller. Wie kent niet zijn boek De scheepsjongens van Bontekoe, dat in 2002 nog een 25e druk beleefde? En zijn boeken Komedianten trekken voorbij en Het meisje met de blauwe hoed? Een omvangrijk oeuvre aan romans, kinderboeken en toneelstukken verscheen van zijn hand. Daarnaast boeken over zijn reizen naar Indonesië, Japan en China. Fabricius overleed op 21 juni 1981 en heeft zijn laatste rustplaats gevonden op de Hervormde begraafplaats van Noordlaren aan de Pollseweg.

Grafmonument

De begraafplaats, omgeven door een robuuste beukenhaag en geboomte, bereikt men via een soort "voorhof", bedoeld om de voertuigen uit de rouwstoet makkelijk te kunnen laten keren. Binnenkomend zien we dan een eenvoudig baarhuisje op één van de hoeken van de begraafplaats. Wie het middenpad afloopt, aan het eind daarvan rechtsaf slaat en doorloopt tot de hoek, komt bij het graf van Johan Fabricius. Een meerpaal met daarop... FabriciusHelaas, het prachtige zeilschip, dat herinneringen opriep aan Bontekoe en z'n scheepsjongens, is door een onverlaat meegenomen. De diefstal is nooit opgelost. Klimop, dat zich langs de paal omhoog slingert, lijkt de schade van die diefstal enigszins te willen toedekken.

 

Literatuur en bronnen

  • De Kleine Oosthoek; A. Oosthoek's Uitgeversmaatschappij Utrecht (1964)
  • Nieuwe Groninger Encyclopedie; REGIO-Projekt Uitgevers Groningen (1999)
  • P.A.C. Prins-Poorter Begraven in Noordlaren, een kleine historisch kerkhofsociologie (1993)

Internet

 

 


Geschreven: 13 juli 2003
Aangepast: 04 juli 2022
Auteur: Marten Mulder
Categorie: Letteren

 

* Gorinchem, 1586 - † Dokkum, 19 juli 1627

 

Ach! waren alle Menschen wijs,
En wilden daerby wel.
De Aard waer haer een Paradijs,
Nu is se meest een hel.

Camphuysen werd in 1586 te Gorinchem geboren. Zijn vader was daar heelmeester. Van zijn moeder is bekend dat zij onder de doopsgezinden veel achting genoot om haar godvruchtigheid. Helaas verloor hij al jong zijn beide ouders. Een oudere broer nam de zorg voor hem op zich.


Geschreven: 13 juli 2003
Aangepast: 05 december 2021
Auteur: Pim de Bie
Categorie: Letteren

 

* Den Haag 9 november 1901 - † Laren 28 juni 1946

 

Vrijdag, 28 juni 1946 's avond 9 uur, Laren. Eduard Veterman rijdt samen met zijn vrouw Katy van Witsen, komende van de Vredelaan, links afslaand de voorrangsweg Amsterdam-Amersfoort op. Een militaire truck van de Aan- en Afvoertroepen, gaande in de richting Amsterdam, schept Veterman's voertuig. Zowel veterman8Veterman als zijn vrouw worden uit hun auto geslingerd. Katy is op slag dood, Eduard sterft diezelfde avond, even na twaalven, in het Sint Jansziekenhuis in Laren. In feite is hij dus op 29 juni 1946 overleden. Vrijwel onmiddellijk steekt het gerucht de kop op dat hier sprake zou zijn van een liquidatie omdat hij "te veel wist en een last was voor de autoriteiten". Veterman werkte aan een boek Balans der misère waarin hij de wandaden van die "whisky drinkende nietsnutten" die gedurende de Tweede Wereldoorlog in Londen de regering vormden, openbaar zou maken. Het manuscript is echter nooit gevonden, waarmee de zaak langzaam in de vergetelheid raakte...

{seog:disable}Elias Veterman, zoals hij werkelijk heette, werd in de Haagse volkswijk Spuikwartier geboren en was van joodse afkomst. Zijn vader was verhuizer. Hij bezocht de Haagse Academie voor Beeldende Kunsten. Later werd hij de rechterhand van Cor van der Lugt Melsert bij het Hofstadtoneel. Hij schreef dertig toneelstukken, vijftien romans, veel kritieken en ontwierp daarnaast nog toneeldecors. Hij richtte in 1925 zijn eigen toneelgezelschap op, Odeon, waarvoor hij als speelster van de hoofdrollen Fie Carelsen contracteerde. Echter, zes maanden later ging de groep door gebrek aan financiële middelen ter ziele. In 1929 schreef Veterman de roman De man die geen miljoen bezat waarin zijn alter ego Joris Brugop wordt ingeleid in het Evangelie van de Schijn. Je bent wat je pretendeert te zijn. En zo leefde Veterman ook, in een wereld waarin schijn werkelijkheid was en waarin hij zich gedroeg als een dandy.

veterman_handtekIn 1935 startte Veterman het literaire cabaret De Tooverbal dat echter zo een fiasco werd dat het reeds na enkele weken ophield te bestaan. De geëngageerde medewerkers dreigden met een rechtszaak wegens oplichterij. De grond werd Veterman te heet onder de voeten; hij vluchtte naar Menton in Frankrijk. Daar ontmoette hij Katy van Witsen waarmee hij trouwde. In 1937 werd een dochter geboren.

Na zijn terugkomst in Nederland in 1939 vestigde hij zich aan de Eemnesserweg in Blaricum. Toen in 1940 de Duitsers het land binnenvielen was hij werkzaam bij de Hollandse Schouwburg in Den Haag. Hij kreeg er bekendheid als toneelschrijver en regisseur maar zag wel in dat, jood zijnde, zijn faam ook tegen hem kon werken. Hij nam een nieuwe identiteit aan: prof. dr. Eduard Jacques Necker, hoogleraar in de kunstgeschiedenis en afstammeling van Franse adel. Zijn vrouw verschuilde zich achter de naam mevrouw Van Pelt, een naam die Veterman reeds voor de oorlog in enkele van zijn romans gebruikte. Hun dochter werd bij een gezin in Blaricum ondergebracht. Hij maakte valse geboorte-akten, persoonsbewijzen en bonkaarten die niet van echt te onderscheiden waren en leefde geheel conform zijn Evangelie van de Schijn: Je bent wat je speelt. Inmiddels was het echtpaar naar Amsterdam, Keizersgracht 763, verhuisd. Zijn vaardigheid om persoonsbewijzen na te maken was zo groot dat hij samen met zijn vrouw in een kamertje van drukker Van Velzen aan de Ruysdaalkade zo'n 2.000 identiteitskaarten vervaardigde die voor ondergedoken joden en geallieerde vliegers bestemd waren. De Gestapo deed drie keer een inval; in een hok achter het huis wisten zij zich zo te verbergen dat ze niet werden gevonden. Uit die tijd stamt zijn ergernis over het amateurisme van de geheime dienst in Londen; hun nagemaakte persoonsbewijzen hadden zelfs niet de schijn van echtheid. Door verraad kon de Gestapo hem in oktober 1943 op de hoek van de Nieuwmarkt in Amsterdam arresteren. Na vele, zware verhoren werd hij in de Scheveningse gevangenis, in de volksmond het Oranje Hotel genaamd, geïnterneerd. Hij werd ter dood veroordeeld en in afwachting van de uitvoering van het vonnis naar de gevangenis in Lüttringhausen in Duitsland overgebracht. Op 15 april 1945 bevrijdden de Amerikanen de gevangenis, waarmee hij van de dood werd gered. 

Na de bevrijding schreef Veterman het toneelstuk Oranje Hotel dat op 19 november 1945 met succes in première ging: 150 voorstellingen in 6 maanden. Dat hij niet schroomde acteurs die tijdens de bezetting waren blijven spelen te hekelen werd hem niet in dank afgenomen. Men keerde zich tegen hem, binnen het bestaande toneelbestel kon hij zich nauwelijks handhaven. Hij kreeg nog de opdracht de eerste na-oorlogse Nieuwjaarswens in de Bruiloft van Kloris en Roosje te schrijven. Daarin trok hij van leer tegen het oorlogsgebeuren wat de autoriteiten met afschuw vervulde. Hij werd als lastig bestempeld. Nog eenmaal kreeg hij een opdracht, hij schreef Lysistrata, zijn dertigste stuk, waarin "mijn haat, mijn verachting, mijn spot maar vooral mijn medelijden met de mensen, onder hun grimassen en ironie" aan de orde kwamen. In het in 1945 uitgegeven Keizersgracht 763 blikt hij terug op zijn verzetstijd en spreekt zijn afschuw uit over de schijndemocratie van de aristocratie die, zo vond hij, nodig moest worden opgeruimd. Van prins Bernhard persoonlijk kreeg hij de opdracht om de geschiedenis van de Binnenlandse Strijdkrachten te schrijven. Toen hij opmerkte daarin een boekje open te willen doen over belangrijke Nederlandse militairen en bestuurders die tijdens de oorlogsjaren bij onfrisse praktijken betrokken waren geweest, trok prins Bernhard zijn opdracht schielijk terug. Veterman's plannen onwelriekende zaken openbaar te maken bracht bij mensen op hoge posten vrees en aversie; hij was een luis in de pels geworden, een lastig man met een scherpe pen. Hij ging door met het plan de tijdens de oorlogsjaren gepleegde wandaden van militaire- en politieke kopstukken openbaar te maken en begon met het schrijven van Balans der misère. Op 26 juni 1946 schreef Veterman dat er een "vrij gore campagne" tegen hem werd gevoerd. Twee dagen later vond het ongeval plaats waarin zowel hij als zijn vrouw Katy de dood vonden. Ondanks de hardnekkige geruchten over een liquidatie, wijzen de feitelijke omstandigheden daar niet op. Wel doen zich bij de theorie over een liquidatie enkele opvallende zaken voor. De Limburgse pater L.A. Bleys, in de oorlog een belangrijk verzetsstrijder, had zich in een rapport zeer kritisch uitgelaten over een aantal Londense ministers. Op 15 augustus 1945 vond hij de dood doordat bij Gorkum zijn jeep over kop sloeg. Een voorwiel was losgelopen. Slijtage of opzet kon niet worden vastgesteld. Wel was er sprake van dat de jeep in onderhoud was bij een Utrechtse garage waar een aantal voorwaardeljk vrijgelaten NSB'ers werkten, die vertelden dat het bewerkstelligen van een ongeluk een koud kunstje was. Het veterman17F72is toch merkwaardig te noemen dat deze garage ook de auto van Veterman in onderhoud had. Omdat de autoriteiten in beide gevallen nauwelijks onderzoek hebben gedaan is er nooit iets bewezen. Had Veterman een voorgevoel over zijn levenseinde? In zijn roman De man die geen miljoen bezat beschrijft Veterman hoe de hoofdpersoon bij een mysterieus auto-ongeval om het leven komt. Een speling van het lot?

Voorafgaand aan de begrafenis op 2 juli 1946 werden de stoffelijke overschotten van het echtpaar Veterman opgebaard in de aula van de Stadsschouwburg in Amsterdam. Ze werden ter aarde besteld op de begraafplaats Den en Rust in Bilthoven. Onder de klanken van "Wilt heden nu treden" werden de twee kisten grafwaarts gedragen, waarna ze in het dubbelgraf 2-P-33 werden neergelaten.

 

Literatuur

  • J.W. Regenhardt: Het gemaskerde leven van Eduard Veterman (1958)
  • Hans Heesen, Harry Jansen: Eduard Veterman, een lastpost die kon schrijven - Pen in ruste (2001)

 


Geschreven: 12 juli 2003
Aangepast: 17 december 2019
Auteur: Pim de Bie
Categorie: Letteren

 

* Smilde 1 januari 1881 - † Laren 16 november 1932

 

vbruggen60In een streng joods gezin werd Carolina Lea de Haan als derde kind van Izak de Haan, een orthodox godsdienstleraar, en Betje Rubens geboren. Het gezin zou uiteindelijk 16 kinderen tellen. Ze was de zuster van de latere schrijver Jacob Israël de Haan (31 december 1881 - 30 juni 1924) die wegens zijn provocerend pro-Arabisch gedrag tijdens zijn verblijf in Palestina door zionisten werd vermoord. De familie verhuisde in 1885 naar Zaandam waar Carry de mulo bezocht en vanaf 1895 aan de Normaalschool een opleiding tot onderwijzeres volgde. Na haar afstuderen gaf ze, beginnende in oktober 1900, gedurende 3 jaar les in Amsterdam.

Op 6 januari 1904 trouwde Carolina met de journalist/schrijver Kees van Bruggen en vertrok naar Sumatra in Nederlands Indië. Zijn benoeming aldaar tot hoofdredacteur van de Deli Courant leek een goede oplossing om een schandaal uit de weg te gaan dat was ontstaan doordat Kees van Bruggen voor Carry zijn vrouw had verlaten. Carry schreef voor de Deli Courant recensies en columns (Brieven van May). Het eerste artikel dat ze voor deze krant schreef, Aankomst in Indië, viel niet in goede aarde omdat men meende dat het autobiografisch was. Het paar gaf de kleine Europese gemeenschap herhaaldelijk aanleiding tot aanstoot en discussie; ze voelden zich er niet op hun gemak. Hun dochter Mop werd er in 1905 geboren. Uiteindelijk keerden ze in 1907 terug naar Amsterdam waar ze eerst in de Valeriusstraat woonden en later het huis Van Baerlestraat 48 boven betrokken. Hun tweede kind, zoon Kees, kwam in 1908. Het huwelijk was echter niet gelukkig. Met haar novellenbundel In de schaduw, waarin ze op haar kinderjaren terugblikt, debuteerde ze in 1907. Dit werd in 1909 gevolgd door Goenong-Djatti en Een badreisje in de tropen, een omzien naar haar Indische jaren.

Haar eerste boeken publiceerde ze onder Carry van Bruggen-de Haan dat ze later wijzigde in Carry van Bruggen. Ook gebruikte ze het pseudoniem Justine Abbing. Ze had in 1913 kennisgemaakt met de vijftien jaar oudere schrijver Frans Coenen waarmee ze een heftige buitenhuwelijkse relatie kreeg. In 1914 gingen Kees van Bruggen en Carry uit elkaar; met haar twee kinderen betrok ze een boerderij aan de Engweg in Laren. De echtscheiding werd op 24 februari 1917 uitgesproken. 

In 1915 werd Een coquette vrouw geschreven dat over haar huwelijk en scheiding handelt. In het algemeen schreef ze veel autobiografisch werk waarin vooral een beeld van haar jeugd en het joodse milieu geschetst wordt. Geheel anders van genre is haar filosofische Prometheus. Dit werk dat in 1919 uitkwam, gaat uitvoerig in op de ontwikkeling van het individualisme in de literatuur waarin levens- en doodsdrift een belangrijke rol spelen. Het had geen enkel succes. Na een paar jaar werden de boeken tot pakpapier verwerkt. Toch volgde in 1944, lang na haar dood, een herdruk. Het huwelijk met haar overbuurman, de eenentwintig jaar oudere kunsthistoricus dr. Aart Pit werd op 20 juli 1920 gesloten. Dit huwelijk bleek wel gelukkig te zijn. Ze verhuisde naar zijn woning De Veldmuis aan de Engweg 13 maar bleef schrijven onder de naam Carry van Bruggen. De Maatschappij der Nederlandse Letterkunde kende haar in 1922 voor Het huisje aan de sloot de Haagsche Post-prijs toe. In 1925 schreef ze Hedendaags fetischisme waarin ze de grondgedachten van Prometheus verder uitwerkt. Evenals Prometheus werd ook dit boek slecht ontvangen. Heel haar leven is een opeenvolging van succes en afwijzing geweest, zowel faam als afkeer was haar deel. Populair was weer haar van 1921 tot 1926 voor het Algemeen Handelsblad geschreven rubriek Van het Platteland, in de volksmond 'Plattelandjes' genoemd. In misschien wel haar beste roman, Eva, (1927) kijkt ze nogeens terug op haar jeugd en haar mislukte huwelijk. Bovendien verwerkt ze in dit boek de moord op haar broer.

vbruggen77Tijdens een voordracht in Bussum op 3 april 1928 stortte ze in waarna ze gedurende de laatste vier jaar van haar leven regelmatig in psychiatrische inrichtingen verbleef voor behandeling tegen depressiviteit. Alhoewel ze aan het gebruik van een grote hoeveelheid slaapmiddel gewend was raakte ze in november 1932 door een overdosis in coma waarbij ze na enkele dagen ook nog een longontsteking opdeed. Zonder bij kennis te zijn geweest overleed ze een week later, 16 november 1932. Er bestaan twijfels of hier sprake was van zelfmoord; algemeen wordt dit wel aangenomen.

Op 19 november 1932, een herfstige dag, werd Carry van Bruggen op de Algemene begraafplaats in Laren, graf 9 E, begraven. Geen enkel bloemstuk dekte de baar, slechts een zwart kleed was over de kist gedrapeerd wat na de ter aarde bestelling over het graf werd gelegd.

vbruggen3De steen op haar graf verkeert anno 2003 in deplorabele toestand. Over de breedte is de steen gebroken, het geheel wordt door vele haarscheuren, oneffenheden in het oppervlak en ondeskundige reparaties ontsierd.

In een plantsoentje aan de Wilhelmina Druckerstraat in Zaandam is ter herinnering aan Carry van Bruggen een bronzen boekenkastje van Helen Frik geplaatst. Carry's werken zijn daarin prominent aanwezig.

 

Literatuur

  • M. de Haan: Carry van Bruggen, mijn zuster (1959)
  • M.-A. Jacobs: Carry van Bruggen. Haar leven en literaire werk (1962)
  • Ruth Wolf: Van alles het middelpunt. Over leven en werk van Carry van Bruggen (1980)
  • H.J.M.F. Lodewick e.a.: Literatuur Geschiedenis & bloemlezing, deel 2 (1982)
  • W. Otterspeer: Haan, Carolina Lea de (1881-1932) - Biografisch Woordenboek van Nederland, deel 2 (1985)

 

 


Geschreven: 12 juli 2003
Aangepast: 29 april 2020
Auteur: René ten Dam
Categorie: Letteren

 

* 's-Gravenhage 2 maart 1913 - † Bloemendaal 22 december 1971

 

bomans36aGodfried Bomans werd in 1913 geboren in Den Haag, maar groeide op in en om Haarlem, waar zijn vader een advocatenpraktijk had. Vader Bomans was van 1913 tot 1929 lid van de Tweede Kamer voor de toenmalige Rooms-Katholieke Staatspartij. Hoewel hij een succesvolle politieke carrière had, ambieerde hij blijkbaar ook een literaire carrière. De onder pseudoniem gepubliceerde Donald-cyclus was geen succes. Misschien mede hierdoor zal vader Bomans tot zijn spijt hebben gezien dat de jonge Godfried zich meer interesseerde voor artistieke zaken als toneel, muziek en literatuur dan voor een maatschappelijke en poltieke carriere. Toch begon Godfried in 1933 aan een studie rechten in Amsterdam, maar hij heeft zijn literair debuut dan al gemaakt. Twee jaar later besloot hij, na een bezoek aan een klooster in de Apennijnen, om in dat klooster te treden. Echter nog voor vertrek werd hij ziek en hij besloot alsnog om zijn studie voort te zetten. Omdat hij geen maatschappelijke functie ambieerde, besteedde Bomans na zijn candidaats steeds meer tijd aan het schrijven en het verenigingsleven.

Carrière

Na een zoveelste conflict met zijn vader vertrok Bomans in 1939 naar Nijmegen, waar hij in de eerste maanden Erik of het klein insectenboek schreef. Nadat het in 1941 was verschenen, werd het boek binnen een jaar tien keer herdrukt. Datzelfde jaar stierf zijn vader aan een hartaanval. Op Tweede Kerstdag verloofde Bomans zich met Gertrud Verscheure. Na zijn weigering om de loyaliteitsverklaring aan de bezetter te ondertekenen verhuisde Bomans weer terug naar Haarlem. Omdat er nog nauwelijks een mogelijkheid was om te publiceren, begon Bomans onder meer met het vertalen van het werk van Dickens. Na de bevrijding was er weer volop werk voor Bomans en werd hij werd kunstredacteur bij De Volkskant en redacteur bij Elseviers Weekblad. In de Volkskrant verschenen toen de eerste afleveringen van Pa Pinkelman. In 1947 verschenen zijn Sprookjes.

Bomans werd na de oorlog een populair spreker, en verleende zijn medewerking aan radio-, en later tv-programma's. In 1956 werd hij president van de Haarlemse tak van de 'Dickens Fellowship'. Langzamerhand verdween wel zijn droom om 'het grote boek' te schrijven: een Dickens-biografie. Bomans' talent leek het meest tot zijn recht te komen in korte stukken, hetzij essays over historische figuren, dan wel humoristische stukken. Gaandeweg kregen ook zijn publieke optredens haast de overhand boven zijn schrijfsels. Zo bracht hij veel van zijn korte stukjes ook voor de radiomicrofoon ten gehore, zodat het soms de indruk wekte een herhalingoefening te zijn. In de beperking van het korte stukje toonde Bomans echter zijn grootste talent: helder, doorzichtig proza met, onder de oppervlakte, een diep ernstige aard. Met zijn talrijke tv-optredens leek Bomans uit te groeien tot de vaderlandse huiskamermoralist.

Katholiek

In de jaren zestig verdiepte de gelovige katholiek Bomans zich in zijn eigen levensbeschouwing. Hij zag een kale en kille toekomst voor zich door de ontmythologisering en secularisatie die in de zestiger jaren z'n intrede had gedaan. In 1969 voerde hij gesprekken met Michel van der Plas 'over hun roomse jeugd en hoe het hun later verging'. In opdracht van de NCRV maakte hij een reis om de wereld en reizen naar Rome en het Heilig Land.

Milde ironie zagen kijkers ook bij Bomans in triplo in 1970, een gefilmde ontmoeting van Bomans met zijn broer Arnold en zijn zuster Wally, beide kloosterlingen. In 1971 verbleef Bomans een week op Rottumerplaat, waarvan hij dagelijks verslag deed voor de radio. Hij was toen fysiek al niet sterk meer. Dat jaar volgde ook nog een uitputtend verblijf in Vlaanderen, met een reeks interviews uitgezonden door de BRT. In december van dat jaar reisde Bomans naar Brussel voor de presentatie in boekvorm van Een Hollander ontdekt Vlaanderen. Ziek keerde hij terug naar Nederland. Op 21 december voelde hij zich dusdanig hersteld dat hij zich waagde aan een wedstijd voor de schaakclub in Bloemendaal. Slecht staande bood de rusteloze Bomans tevergeefs remise aan. Zich niet goed voelend, keerde hij weer naar huis, waar hij ineenstortte op de bank. Na een hartaanval en doodsstrijd van een uur overleed Godfried Bomans op 22 december om kwart over twaalf 's nachts.

Begrafenis

bomans27a

Onder grote publieke belangstelling werd Bomans op kerstavond begraven op het Rooms-Katholieke Adelbertuskerkhof in Bloemendaal. Zijn broer Arnold leidde de mis. Enkele dagen later verscheen er een stuk van Jos Lodewijks in het Haarlems dagblad: "... in de schemering van een vroeg vallende kerstavond werd Godfried Bomans naar zjn graf gedragen, dat gedolven was aan de voet van de duinen onder hoge, zwarte bomen. Een flikkerend geel licht viel door de gebrandschilderde ramen van een bejaard kapelletje over de oude graven, die in de duisternis onder verweerde monumenten in de rondte lagen. Op de graven stonden de stenen als breedgeschouderde mannen in het donker, de kruisen als uitgespreide armen, de bomen als herders en hoeders. Ergens in het midden lag een bed van verse dennetakken, daarop rustte de geelhouten kist in een bijna vrolijk bed van veelkleurige bloemen. Een romanticus was gestorven en er was buiten hem en buiten alles om gezorgd voor het passend decor: kerstavond, duisternis, kaarslicht en stilte. De werkelijk mooie en werkelijk belangrijke dingen komen altijd in orde. En er waren duizenden mensen bij, om te getuigen van hun gevoel voor romantiek en mystiek in een oxiderende wereld. Er is eeuwen aan gewerkt om deze begrafenis onvergetelijk te maken. De bomen boven het graf zijn honderd jaar oud, de duinen zijn opgeworpen voor onze jaartelling, de bomen stammen uit tijden die teruggaan naar het paradijs."

Godfried Bomans ligt begraven in graf E 123.

 

Literatuur

  • W.A. Ornée, 'Bomans, Godfried Jan Arnold (1913-1971)', in: Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (Den Haag 1989)
  • Michel van der Plas, 'Godfried Jan Arnold Bomans', in: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te leiden 1971-1972
  • Peter de Natris en Florentine van Eeghen, 'Begraven in Bloemendaal' in: Ons Bloemendaal, 26e jaargang, herfst 2002 

Grafcoördinaten

  • N 52.24.706 E 4.37.358

 

 


Geschreven: 12 juli 2003
Aangepast: 20 april 2020
Auteur: Pim de Bie, René ten Dam, Leon Bok
Categorie: Letteren

 

* Amsterdam 15 april 1875 - † Utrecht 26 december 1966

 

De Utrechtse schrijfster Ina Boudier-Bakker overleed op Tweede Kerstdag 1966 op 91-jarige leeftijd. Ze stierf in het huis aan de Oudegracht waar ze vanaf 1928 met haar man had gewoond en na zijn dood in 1952 met een jongere vriendin.


Geschreven: 11 juli 2003
Aangepast: 02 januari 2022
Auteur: René ten Dam
Categorie: Letteren

 

* Nederlangbroek 20 mei 1905 - † Leusden 17 januari 1962

 

Gerrit Achterberg is één van Nederlands meest besproken dichters. Thematiek in zijn werk is de verzoening tussen leven en dood door middel van het gedicht.

{seog:disable}Gerrit Achterberg werd in 1905 in Neerlangbroek geboren als zoon van een koetsier. Hij groeide op in Neerlangbroek, maar bracht de wintermaanden door in Den Haag. Bij gebrek aan een christelijke school in Neerlangbroek volgde de jonge Gerrit onderwijs in Wijk bij Duurstede en Utrecht. In 1924 haalde hij zijn hulpakte en werd aangesteld als onderwijzer op de hervormde lagere school in Opheusden. Om onder dienst uit te komen ging Achterberg studeren voor zijn hoofdakte, maar deze zou hij nooit behalen. Zijn hart ging namelijk uit naar de poëzie en niet naar het onderwijs. In 1927 zou hij definitief afgekeurd worden voor militaire dienst, wegens 'zielziekte'. In deze periode leerde hij Cathrien van Baak kennen, maar haar vader verbood het Achterberg al snel met zijn dochter om te gaan. Het driftige karakter van Achterberg was de belangrijkste reden. Een daarop volgende relatie werd om dezelfde reden eveneens door de vader van zijn geliefde afgebroken. Door deze gebeurtenissen en door de matige ontvangst van zijn bundel Afvaart, raakte Achterberg steeds meer in zichzelf gekeerd en sociaal geïsoleerd.

In 1932 zou zijn vader Gerrit naar de psychiatrisch-neurologische kliniek van het Academisch Ziekenhuis in Utrecht brengen. De daarop volgende jaren zou hij vaker wegens psychopathie worden opgenomen. Intussen had Achterberg het onderwijs vaarwel gezegd en werkte als ambtenaar bij de Landbouw Crisis Organisatie. In 1937 werd hij als crisisambtenaar overgeplaatst van Den Haag naar Utrecht, waar hij op kamers woonde bij een hospita. Datzelfde jaar nog zou zich een drama afspelen, waar anno 2003 literatuurwetenschappers, Achterberg-adepten en anderen zich nog steeds over buigen. Centraal daarbij staat de vraag of de moord door de persoon Achterberg op zijn hospita en de verwonding van haar dochter al dan niet een rol mogen spelen in de waardering van de dichter Achterberg. Beschuldigingen als 'quasi-literair-kritische vuilspuiterij' worden afgewisseld met 'de werking van de witwasmachine van de Achterbergwetenschap'.

Na een half jaar voorlopige hechtenis werd Achterberg niet schuldig bevonden en buiten vervolging gesteld, maar hij kreeg wel T.B.R. Achterberg werd geplaatst in de inrichting in Rekken, waar hij de bundel Blauwzuur schreef. In 1943 kreeg Achterberg proefverlof. Hij ontmoette Cathrien van Baak weer en dit keer bleven ze elkaar zien. Het paar trouwde in 1946. Achterberg bleef al die jaren angstig voor zijn eigen gemoedstoestand, bang als hij was om weer opgenomen te worden. Zijn verleden moest geheim blijven, zodat niemand hem daar op kon afrekenen. In 1955 werd de terbeschikkingstelling uiteindelijk opgeheven.

ANP-917418Bekroningen als de P.C. Hooftprijs in 1949 en de Constantijn Huygensprijs in 1959 hebben hem mogelijk een gevoel van maatschappelijke rehabilitatie gegeven. Hij was ook een rustiger mens geworden en bereidde een uitgave van zijn verzamelde werk voor dat bij zijn zestigste verjaardag zou moeten verschijnen. Echter in januari 1962 overleed Achterberg aan een hartaanval. Na het manuscript van Vergeetboek bij uitgever Querido te hebben afgeleverd, werd Achterberg bij een bezoek aan Bert Bakker onwel. Thuisgekomen stond hij er op om zelf eerst de auto nog in de garage te zetten. Daar werd Achterberg getroffen door een hartaanval en overleed. Vijf dagen later werd hij begraven op begraafplaats Rusthof in Leusden. Honderden vrienden en bewonderaars namen afscheid van een groot dichter en een gekweld persoon. Bert Bakker sprak bij het graf. In eerste instantie was Achterberg in het verkeerde graf gelegd, maar toen alle aanwezigen waren vertrokken, werd de fout hersteld. Met behulp van Staatsbosbeheer werd in Donderen een zwerfkei gevonden voor op het graf. Harry Mulisch stelde voor om het kwatrijn 'Grafschrift' uit Osmose in bronzen letters op de kei te plaatsen.

Grafmonument Achterberg'Van dood in dood gegaan, totdat hij stierf.
De namen afgelegd, die hij verwierf.
Behoudens deze steen, waarop geschreven:
de dichter van het vers, dat niet bedierf.'

Het graf (no. XXII-506), waar in 1989 ook zijn vrouw Cathrien werd begraven, is omringd door grote rododendrons. Tegenover het graf staat een stenen bankje, waar nog regelmatig bewonderaars in alle rust hun respect tonen.

 

Literatuur

  • M.A.B. Blaauboer, 'Gerrit Achterberg (1905-1962) - onwillig onderwijzer, dichter' in: Utrechtse biografieën - Het Kromme Rijngebied, Utrecht (2002)
  • W. Hazeu, Gerrit Achterberg: een biografie, Amsterdam (1988)
  • W.A. Ornée, 'Achterberg, Gerrit (1905-1962)', in: Biografisch Woordenboek van Nederland 2, Den Haag (1985)
  • Letter & Geest, Trouw zaterdag 7 december 2002

 


Geschreven: 20 juli 2002
Aangepast: 24 juli 2022
Auteur: Pim de Bie
Categorie: Letteren

 

* Amsterdam 23 mei 1888 - † Bergen (NH) 6 augustus 1976

 

Adrianus Roland Holst, roepnaam Jany, was de zoon van Adrianus Roland Holst, verzekeringsagent, en Maria Elisabeth van Tijen. Na de lagere school en de H.B.S vertrok hij in 1906 naar Lausanne waar hij gedurende 8 maanden hoorcolleges geschiedenis en Franse literatuur volgde. Hij werkte korte tijd op het kantoor van zijn vader en ging in 1908 naar Oxford om political economy te studeren. In hetzelfde jaar debuteerde hij in De XXe Eeuw met enkele gedichten. Zijn verblijf in Oxford is voor wat betreft zijn dichterschap van essentiële betekenis geweest. Hij leerde er de Iers-Keltische literatuur kennen en raakte bekend met het werk van William Morris, William B.Yates en Lady Augusta Gregory. Niet alleen boeide deze tak van de literatuur hem bijzonder maar het gaf hem ook het gevoel of hij thuis kwam; het maakte, zoals hij zei, oude herinneringen in hem wakker. Omdat hij het schrijven van gedichten als een roeping voelde kende zijn vader hem een jaargeld toe waarvan hij zonder te werken kon leven. Hij brak zijn studie, die hem toch al niet boeide, in 1910 af en wijdde zich nu geheel aan de literatuur.