Kate, J.J.L. ten

12 maart 2010

 

* Den Haag 23 december 1819 – † Amsterdam 26 december 1889

 

Jan Jacob Lodewijk ten Kate was theoloog, dichter en vertaler. Hij stond vanaf 1860 op de kansel in de Nieuwe kerk te Amsterdam. Velen zullen Ten Kate kennen van de spotrijmpjes die onder andere Frederik van Eden schreef:

Zing op! zing op! Ten Kate

(Gij kunt het toch niet laten)

Onder toeziend oog van medewerkers van de begraafplaats onthult Leon Bok de zerk (foto Peter van Deutekom)Laaf onze ziel aan Harmonie

Al wat gij zingt is Poëzie!

 

Op 22 september 2010 werd met enig ceremonieel zijn grafsteen opnieuw onthuld. In de jaren tachtig van de vorige eeuw verdween de grafsteen van Ten Kate van begraafplaats De Nieuwe Ooster in Amsterdam, maar hij is nu weer terug. 

Eerste jaren

Jan Jacob Lodewijk ten Kate werd geboren op 23 december 1819 in Den Haag, als zoon van Jan Herman ten Kate en Johanna Henriëtte Adriana de Witte van Haemstede. Zijn vader was werkzaam als hoofdcommies bij het ministerie van Marine. Hij groeide op in de Haagse Zeestraat, samen met zijn jongere broers Herman Frederik Carel (1821-1891) en Johan Mari Henri (1831-1910) en zijn zus Louise. De beide jongere broers zouden bekende schilders worden.

Van 1830 tot 1832 ging Ten Kate naar school aan het Haagse instituut van J. van Renesse. Daar gaf hij blijk van een aanleg voor vreemde talen en ook toonde hij interesse in de dichters Bilderdijk, Sir Walter Scott en Ossian. In 1833 begon Ten Kate te werken als klerk in de boekhouding bij de firma Vriesendorp en Gaade, een octrooi en merkenbureau dat toen net opgericht was. Maar de studie was nog niet voorbij, want in de avonduren bleef Ten Kate het instituut van J. van Renesse bezoeken. Daar richtte hij zich vooral op het Duits en het Engels. Ook volgde hij een cursus Italiaans boekhouden. Reeds vroeg openbaarde zich ook zijn dichtersgave. Al op 15-jarige leeftijd publiceerde Ten Kate zijn eerste gedicht “Het Roosje” in het tijdschrift “Boekzaal der geleerde Wereld”. Het werk van de jonge Ten Kate sloeg aan, want naar aanleiding van de publicatie werd hij uitgenodigd lid te worden van het Haagse literaire genootschap ‘Oefening kweekt kennis’. Dit genootschap was net in 1834 opgericht door onder andere S.J. van den Bergh, W.P. van Stockum en N. Bosboom. Ten Kate bleef gedurende zijn hele leven actief binnen het genootschap.

Ondertussen was Ten Kate in 1835 boekhouder geworden bij Vriesendorp en Gaade en leek hij een toekomst tegemoet te gaan op kantoor. Zijn liefde voor poëzie bleef echter sterk aanwezig. Zo hield Ten Kate in 1835 zijn eerste voordracht voor ‘Oefening kweekt kennis’. Een jaar later verscheen zijn eerste bundel “Gedichten” bij uitgeverij Van Stockum. Zijn aanleg voor de talen kwam hem ook goed van pas voor vertalingen. Zo vertaalde Ten Kate in 1836 “Parisina” van Lord Byron. De vertaling werd alleen voor vrienden gedrukt. 

Omslag

Toen Ten Kate 17 jaar oud was, bleek dat hij de wereld anders zag dan alleen kantoor en dichten. Hij vertrok in 1837 bij het kantoor en ging naar Hemmen (Gelderland) om zich in de pastorie van dominee/predikant en filantroop Ottho Gerhard Heldring (1804-1876) door zelfstudie voor te bereiden op toelating tot de Utrechtse hogeschool. Hij had Heldring leren kennen op het genootschap en greep zijn aanbod om bij hem te studeren voor het dominees-ambt met beide handen aan. Ten Kate slaagde binnen een jaar voor zijn toelatingsexamen bij de hoogleraren Van Goudoever en Schröder. Hierna begon hij in januari 1838 met een studie theologie aan de Utrechtse Universiteit. Gedurende zijn studiejaren was Ten Kate ondermeer actief als secretaris van de Studentenalmanak en als voorzitter van het ‘Collegium praesidiale’ der studenten en als rector van de ‘Senatus Theologorum’.

In 1839 werd Ten Kate uitgenodigd voor een bijeenkomst van de Amsterdamse dichterlijke kring ‘Natuur en Kunst’, van studenten van het Doopsgezind Seminarie. Hiertoe behoorden onder andere J.G. de Hoop Scheffer en A. Winkler Prins. De ontmoeting met die laatste liep uit op een vruchtbare samenwerking. In 1842 richten ze samen het tijdschrift Braga op. Het was vooral Ten Kate die Braga vulde en toen hij naar Marken vertrok en weinig tijd meer had, ging het blad ter ziele.

In 1843 voltooide Ten Kate zijn studie in Utrecht. Ondertussen was hij ook ondervoorzitter geworden van ‘Oefening kweekt kennis’, tot hij op Marken werd benoemd als predikant. Op 2 mei 1844 legde Ten Kate het proponentsexamen af. Hij was op dat moment 24 jaar oud, oud genoeg om als predikant aan de slag te gaan. Na bevestiging tot predikant door dominee Heldring ging hij vanaf januari 1845 als hervormd predikant op Marken aan de slag. Hij werd daar benoemd op 4 mei. Slechts enkele dagen later, op 7 mei trad hij in het huwelijk met Johanna Sophia Waldorp. Zij was de dochter van de beroemde zeeschilder Antonie Waldorp.

Vanaf 13 juni 1847 werkte Ten Kate als predikant in Almkerk (Noord-Brabant), een zeer orthodoxe gemeente. In Almkerk werd het eerste kind van Ten Kate geboren, dochter Henriëtte. In 1849 volgde nog een dochter, Anna.

Op 7 april 1850 werd Ten Kate bevestigd als predikant in Middelburg. Op 12 juni werd hier ook het derde kind van het gezin Ten Kate geboren: zoon Jan Jacob Lodewijk junior (de latere kunstschilder). Op 6 oktober 1851 volgde dochter Louise, de latere dichteres Louise Eickhoff-Ten Kate. Terwijl zich het gezin Ten Kate gestaag uitbreidde, vond hijzelf voldoende tijd voor het schrijven van gedichten, vertalingen en reizen. Zo maakten Ten Kate en zijn vrouw in 1856 een rondreis door Italië.

Predikant te Amsterdam

In april 1860 werd Ten Kate als predikant voor de hervormde gemeente in Amsterdam bevestigd door dominee Tonco Modderman. Niet lang daarna, nog in datzelfde jaar, werd ook zijn zoon W.L. geboren. Ten Kate gedijde goed in Amsterdam en hij bereikte hier zijn hoogtepunt in zijn dichtkunst. Met het gedicht “De Schepping” schreef Ten Kate in 1866 zijn meest invloedrijke gedicht. Om het bijna twee uur durende gedicht voor te dragen ging hij op tournee in onder andere Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag. De bekendheid die hij hiermee verkreeg was niet gering.

Ondertussen hield Ten Kate zich ook bezig met vertalingen. Zo verscheen in 1868 de eerste volledige uitgave van “Sprookjens en verhalen” van H.C. Andersen, die Ten Kate in dichtmaat navertelde. Tussen 1868 en 1871 voltooide hij ook de uitgave van de vertaling van De Fabelen van La Fontaine.

In 1869 publiceerde Ten Kate het gedicht “De Planeeten”, een vervolg op De Schepping. In de jaren daarna vertaalde Ten Kate ondermeer Paradise Lost van John Milton, Dante’s Inferno en Goethe’s Faust. In 1877 hield Ten Kate zijn laatste voordracht voor ‘Oefening kweekt kennis’. Hij hield evenwel nog niet op met werken. In 1885 volgde de publicatie van zijn gedicht “De Nieuwe Kerk van Amsterdam”, wat een geschiedkundige berijming was op deze kerk.

Ondertussen werd het echtpaar Ten Kate ouder. Zijn vrouw werd ernstig ziek en overleed op 20 mei 1887. Op oudere leeftijd had Ten Kate nog niets aan populariteit ingeboet. Op zijn 70ste verjaardag in 1889 vormden vrienden en bewonderaars een comité om Ten Kate een huldeblijk te brengen. In het comité hadden ondermeer zijn collega predikant-dichters E. Laurillard en J.P. Hasebroek zitting.Het oude monument voordat het verwijderd werd

Slechts enkele dagen na het huldeblijk overleed Ten Kate, op 26 december. Vanuit zijn woning in de Vossiusstraat in Amsterdam werd hij op 30 december 1889 begraven op de (oude) Oosterbegraafplaats. Daar was zijn vrouw twee jaar eerder begraven. Op het graf werd toen een eenvoudige zerk gelegd met daarop de naam van Johanna Sophia Waldorp. Na het overlijden van Ten Kate werd op het hoofdeinde een eenvoudige stèle geplaatst met in de top een hart en een vlam. Op zijn verzoek werd op de stèle enkel zijn naam en de Bijbeltekst van “Johannes 16 vers 22” geplaatst. 

Nalatenschap

Ten Kate had voor zijn overlijden al vijf van zijn kinderen verloren. Van de vier die hem overleefden, werden vooral Louise en Jacob Lodewijk jr. bekend. De eerste als dichter in de Duitse taal en Jacob Lodewijk als schilder.

Bij leven had Ten Kate vele onderscheidingen ontvangen, met name voor zijn briljante vertalingen. Zo was hij ondermeer Ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw, van de Belgische Leopoldsorde, van de orde van de Witten Valk, van Saxen Weimar Eisenach, van de Zweedse Wasa-orde, van de Deense Danebrogs-orde, van de Italiaanse orde van Mauritius en Lazarus, van de Italiaanse Kroonorde en commandeur der Luxemburgse Eikekroon.

Het kort voor zijn dood herziene “Gedichten door den Schrijver”, het verzameld werk van Ten Kate, werd in 1891 uitgegeven. Van zijn vele gezangen werden vele heruitgaven gedrukt die jarenlang in vele gereformeerde kerken in Nederland werden en nog worden gebruikt.

De verdiensten van Ten Kate waren dertig jaar na zijn overlijden aanleiding om een comité op te richten dat als doel had om in de Nieuwe Kerk van Amsterdam een gedenksteen ter nagedachtenis aan hem op te richten. Het comité werd in 1919 in het leven geroepen. De gedenksteen die men voor ogen had werd onthuld op 20 mei 1923. De gedenksteen voor Ten Kate zal men vandaag de dag tevergeefs zoeken, want na een ingrijpende restauratie in de jaren zestig en zeventig van de 20ste eeuw, is de steen verdwenen. Niet verdwenen zijn de straatnamen die in verschillende steden naar deze 19de-eeuwse dichter-dominee werden vernoemd. Zo is in de Amsterdamse Kinkerbuurt een Ten Katestraat en een Ten Kateplein te vinden. Hier wordt de bekende Ten Katemarkt gehouden. Ook in Leiden, Dordrecht, Nijmegen en Haarlem zijn Ten Katestraten te vinden. Veelal liggen ze in de zogenaamde De zerk voor plaatsingdichtersbuurt. 

Zijn één na laatste rustplaats

Het graf waarin Ten Kate en zijn vrouw werden begraven, bleek niet hun laatste rustplaats. Al op 8 juni 1896 werden de lichamen en het grafmonument overgebracht naar de in 1894 geopende Nieuwe Oosterbegraafplaats. Dit had te maken met het feit dat de oude Oosterbegraafplaats juist in 1894 gesloten was (een kleine twintig jaar later werd hier het Tropenmuseum gebouwd). Familie liet toen het graf overbrengen naar de nieuwe begraafplaats, waar het een plek kreeg terzijde van de hoofdlaan achter de aula. Op 1 januari 1985 werd door de Met enige precisie wordt de zerk op zijn plaats gelegdnabestaanden afstand gedaan van het graf. De oorspronkelijke bedekking werd op 30 oktober 1986 verwijderd, terwijl het graf bleef liggen. Kennelijk was de roem van Ten Kate na bijna 100 jaar verbleekt. Bijna twintig jaar heeft het graf zo gelegen, totdat de huidige directeur van De Nieuwe Ooster het plan opvatte om weer een steen op het graf te plaatsen.De zerk voor Ten Kate direct na de onthulling (foto Peter van Deutekom)

In het voorjaar van 2010 werd dat plan daadwerkelijk ten uitvoer gebracht. Gekozen werd voor een toepasselijke zerk en bewust geen replica van het oude monument. De tekst op de zerk is wel dezelfde als die Ten Kate op zijn stèle had gewild. Op 22 september 2010 werd het monument onthuld en heeft Ten Kate weer een herkenbare plaats op De Nieuwe Ooster. (2010)

 

Literatuur

  • Kruizinga, J.H.; J.J.L. ten Kate. Predikant, dichter, schrijver en vertaler; in: Ons Amsterdam, 21ste jaargang, nr. 12, december 1969.
  • Ploeger, L.A.; Verwijding van de horizon der kennis. J.J.L. ten Kate als vertaler, afstudeerscriptie Taal- en Cultuurstudies, Specialisaties Moderne Westerse Letterkunde en Vertalen Universiteit van Utrecht, Juni 2005 

Internet

 

Met dank aan begraafplaats De Nieuwe Ooster te Amsterdam en Lavertu Steenhouwers Amsterdam

 

Aangepast: 20 augustus 2017

Nieuw op de website


Kollum – Protestants kerkhof

16 maart 2024
~Fryslân

Jacobs, Aletta

07 maart 2024
~Maatschappij

Als bloemen bij het graf - Rolde

07 maart 2024
~Als bloemen bij het graf

Lobith - Katholieke kerkhof

12 februari 2024
~Gelderland