Bocholtz - De Romeinse sarcofaag

24 juli 2009

 

Sarcofaag blootgelegdIn Nederland hebben de Romeinen gedurende hun verblijf van enkele eeuwen veel sporen achtergelaten. De laatste jaren horen we van opgravingen van Romeinse schepen, wachttorens langs de oude rijn en meer van dat soort zaken. Ook in funerair opzicht hebben de Romeinen hun sporen nagelaten. Over het algemeen werden in de Romeinse tijd lijken gecremeerd. Asresten zijn gevonden in eenvoudige ondiepe kuilen, soms naast de brandstapel. In andere gevallen, wanneer men iets meer moeite had genomen, werden asresten aangetroffen in een urn of glazen fles. Bij belangrijke personen werd echter de as in een fraaie kist of sarcofaag geplaatst. In Simpelveld werden in 1920 een drietal zandstenen askisten gevonden. Twee daarvan waren geschonden door grafrovers, maar de derde, van een vrouw was aan de binnenzijde fraai bewerkt en in de kist werden allerlei eigendommen gevonden waaronder ook de sieraden van de overledene. Bij Romeinse villae zijn soms complete grafkamers gevonden met tal van voorwerpen.

 

Onverwachte vondst

In oktober 2003 hoorde boer Hupperetz uit Bocholtz, niet ver van Simpelveld, tijdens het ploegen van zijn akker steeds op dezelfde plek zijn ploeg krassen. Omdat dit uiteindelijk schade opleverde voor zijn ploeg besloot Huppertz op nader onderzoek uit te gaan om te kijken wat de schade veroorzaakte. Hij verwachtte een concentratie van kalksteen aan te treffen, wat in de omgeving van nature vaker in de bodem voorkomt. Nadat hij een gat had gegraven, kwam hij tot zijn grote verbazing een zandstenen sarcofaag tegen. Een deel van de deksel van de sarcofaag had hij al met zijn ploeg losgetrokken, maar voor het grootste deel bleek de sarcofaag nog intact. Hupperetz kon in eerste instantie zijn eigen nieuwsgierigheid niet bedwingen en hij verwijderde een deel van de grond uit de kist. Daarbij trof hij niets aan. In dergelijke gevallen dient de vinder zijn vondst te melden bij de bevoegde persoon of instantie [zie kadertekst] en dat is ook precies wat Hupperetz deed. Hij meldde zijn vondst bij de provincie Limburg die het nieuws geheim hield en contact opnam met de toenmalige Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) te Amersfoort (nu Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed).

{sidebar id=16 align=left}Toen in oktober de melding bij de ROB binnenkwam volgde direct overleg over de te volgen procedure. De noodzaak tot een opgraving was duidelijk: de boer ploegde het graf al aan en daarnaast was het al gedeeltelijk blootgelegd. Behoud in situ was dus geen optie. Vervolgens rees bij de ROB de vraag wie dan verantwoordelijk was voor de opgraving. Feitelijk was hier geen sprake van een verstoorder op wie de kosten voor de opgraving verhaald zouden kunnen worden, zoals te doen gebruikelijk in dat soort gevallen. De boer was immers gewoon bezig met zijn dagelijkse werkzaamheden. Het betrof hier een toevalsvondst op een terrein waar geen vooronderzoek had plaatsgevonden. En bovendien leek het hier om een belangwekkende vondst te gaan. De vindplaats van de sarcofaag lag Overzicht_opgraving_(foto_ROB)midden in een cirkel met een straal van een kilometer die wordt gevormd door drie Romeinse villae en een Romeins grafveld, hetgeen het zeer aannemelijk maakte dat het hier om een Romeinse sarcofaag ging. Romeinse sarcofagen zijn op zich niet zeldzaam in Nederland, maar grafkisten die goed gedocumenteerd zijn en waarvan de context onderzocht is, zijn wel schaars. De Archeologische Monumenten Commissie (AMC) besloot dan ook tot een waardestellend onderzoek.
Het onderzoek werd gepland in de tweede week van november 2003 en bestond uit twee delen. Tijdens het eerste deel van het onderzoek zouden twee proefsleuven gegraven worden in de directe omgeving van de sarcofaag en tevens zou er een korte studie plaatsvinden naar de erosiegevoeligheid van de akker (waardestellend onderzoek). Het tweede deel van het onderzoek zou het documenteren en veiligstellen van de sarcofaag betreffen.
Het onderzoek werd uitgevoerd door Tessa de Groot en Klaas Greving met assistentie van Wim Jong, Wim Arler en Hans Huisman. Hieronder volgt hun verslag van dit onderzoek.

 

Grafgiften

Kwadranten-web_in_beeld_(foto_ROB)De eerste dag arriveerden we met stralend weer in Bocholtz. De boer had de sarcofaag weer afgedekt, maar in de akker was een kuil te zien waarin het graf zich bevond. Op het maaiveld lag het stuk van de deksel dat door de ploeg was losgetrokken. Gelukkig was in de tussentijd niemand op het idee gekomen dat hier een belangrijke archeologische vondst kon liggen. Begonnen werd met het blootleggen van de bovenkant van de deksel. Ter plekke werd besloten om de sarcofaag met behulp van de beroemde kwadrantenmethode op te graven. Daarbij werd de grond rond de grafkist per kwadrant verwijderd terwijl er een door twee profieldammen gevormd kruis over de kist bleef staan. Op deze manier was het goed mogelijk om de eventuele kuil waarin de kist stond te documenteren.

 

In de loop van de week bleek er echter veel meer aan de hand te zijn dan slechts een grote kuil of grafkelder waarin men een sarcofaag had gezet. Het begon de tweede dag al, toen er een bronzen strigilis [zie kadertekst]{sidebar id=17}in de kuil voor de kist werd aangetroffen. Gebruikelijk is dat de grafgiften mee in de sarcofaag werden begraven. Hier bleek al snel de hele kuil rond de sarcofaag vol met grafgiften te liggen. Een tweede bijzonderheid was dat boven de grafkelder een structuur van kalksteenblokken heeft gestaan. Hoe dit er precies uitgezien heeft, is nog niet duidelijk, maar in ieder geval moet het grafmonument ook boven de grond zichtbaar zijn geweest. Deze combinatie van elementen maakt dat dit een heel bijzonder graf genoemd kan worden. Dit had ook tot gevolg dat de opgraving iets langer duurde dan gepland.

 

Man of vrouw?

Buste-Balsamarium_(foto_ROB)In totaal zijn we acht dagen bezig geweest met het zorgvuldig documenteren van de grafkist, de grafkelder, de kalkstenen structuur en met name de vondsten. De persoon die in de sarcofaag is begraven, moet een aanzienlijke man of vrouw zijn geweest. Waar de normale man met een potje of bordje van aardewerk werd begraven, is deze overledene met een geheel bronzen en glazen servies en bronzen badgerei begraven. Rondom de kist lagen naast de eerder genoemde strigilis, onder meer drie bronzen kruiken, een bronzen bekken, een tweede strigilis, het inmiddels beroemde bronzen buste-balsamarium [zie kadertekst], een bronzen steelpan, bronzen olielampje, een glazen zes-hoekige fles, ontelbare fragmenten van een nog nader te bepalen aantal glazen objecten en een ijzeren klapstoeltje dat tegen de kist aanstond.

Waarschijnlijk hebben we hier te maken met een rijke bewoner van de villa Vlengendaal, die 350 m ten oosten van de sarcofaag heeft gelegen. Of het een {sidebar id=18}man of vrouw is geweest, is nog niet geheel duidelijk. De combinatie van balsamarium en strigili zouden op een man duiden, terwijl het klapstoeltje en enkele aangetroffen bronzen ringetjes en kraaltjes eerder op een vrouwengraf lijken te wijzen.

 

Sarcofaagwacht

Aanvankelijk probeerden we deze vondst zo stil mogelijk te houden om eventuele grafrovers te vermijden. Dat bleek al snel een onbegonnen zaak. De tweede dag stond al een verslaggever van het Limburgs Dagblad aan de rand van de put en had ook de halve bevolking van Bocholtz en Simpelveld een bezoek aan de opgraving gebracht. Dit had snel gevolgen. De vierde nacht werd een aantal grafrovers 'gestoord' door de patrouillerende politie, gelukkig nog voor ze enige schade konden aanrichten. De daders zijn niet gepakt, maar hebben wel hun metaaldetectoren en graafmateriaal achter moeten laten. Het bericht van de poging tot roverij verontwaardigde de vele oprechte belangstellenden en op eigen initiatief heeft een groep van vier mannen een 'sarcofaagwacht' opgericht. Zij kwamen wanneer wij om vijf uur richting hotel gingen, bleven bij de sarcofaag totdat wij om acht uur 's ochtends weer arriveerden, gingen even naar huis om te douchen en stonden vervolgens weer de hele dag naast de put te kijken. Dit is een initiatief dat niet genoeg geprezen kan worden en zeker veel kwaad voorkomen heeft.

De achtste dag kon de sarcofaag eindelijk gelicht worden. Hier is een waar mediaspektakel van gemaakt, waarbij ook de Gedeputeerde van de provincie Limburg en de burgmeester en wethouders van Simpelveld aanwezig waren. Door regen was het inmiddels een modderbad geworden, maar dat weerhield de mensen er niet van om weer in grote getale aanwezig te zijn. Met succes werd een stalen bak onder en rondom de grafkist geschoven, waarna deze met behulp van de graafmachine op een vrachtwagen is geladen. De sarcofaag staat momenteel in het Thermenmuseum in Heerlen, waar 1 en 2 december de inhoud van de kist nader is onderzocht.

Tot zover het verslag over de opgraving. Daarmee was echter het onderzoek nog niet ten einde. Zoals eerder genoemd was ook een waardestellend onderzoek gepland. In twee proefsleuven van vier meter breed en veertig meter lang, welke als een kruis over de locatie van de sarcofaag zijn getrokken, werden geen sporen meer aangetroffen. Ook een survey van de akker zelf leverde verder geen vondstmateriaal en zelfs geen kalksteen op. Dit lijkt erop te duiden dat in de directe omgeving van het graf geen andere graven of sporen aanwezig zijn. Daarnaast werd onderzoek gedaan naar de opbouw van de bodem en de erosiegevoeligheid van de akker waarin de sarcofaag werd gevonden. De eerste conclusies die daaruit getrokken konden worden duidden erop dat de sarcofaag op een prominente, goed zichtbare locatie op de helling lag, maar daardoor ook in de zone met de sterkste erosie. De ingebruikname van het land als akkerland in plaats van weideland (in de jaren '60 van de 20ste-eeuw) zorgde voor een versneld erosieproces. Dit was er waarschijnlijk ook de oorzaak van dat de sarcofaag uiteindelijk werd aangeploegd door boer Hupperetz.

 

Nader onderzoek

In het Thermenmuseum te Heerlen werd op 1 en 2 december 2003 de inhoud van de askist nader onderzocht. Het uitgraven van de askist was live te volgen via een webcam op de website van Dagblad De Limburger. Na het uitgraven van de askist kwamen een aantal kleine voorwerpen te voorschijn. Er werden meerdere kleine bronzen appliques gevonden waarvan een aantal met emaille-inleg. Deze appliques dienden waarschijnlijk als beslag van een riem of kledingstuk. Daarnaast stond een nog helemaal intact flesje in de hoek van de sarcofaag. Ook lagen crematieresten met wat stukjes houtskook op de bodem van de kist verspreid. De voorwerpen zijn afkomstig van inheemse bewoners. Zij kwamen voor bij de Gallo-Romeinse bevolking uit de 2de - en 3de -eeuw na Chr. De op de bodem verspreidde crematieresten duiden erop dat de grafkist in het verleden al eens is leeggeroofd. Crematieresten werden niet achteloos in de kist uitgespreid, maar juist keurig bijeen in een urn of ander voorwerp gedaan. Het is aannemelijk dat er nog bijgiften in de kist hebben gestaan en dat juist deze zijn geroofd. De deksel van de kist is waarschijnlijk in de oudheid al gebroken of men heeft juist in het midden een gat gehakt. Door een arm door het ontstane gat te steken kon men een aantal voorwerpen uit de kist pakken, waaronder de "container" van de crematieresten. Die container is leeggeschud waardoor de resten op de bodem uitgespreid werden. Het flesje heeft men waarschijnlijk niet kunnen bereiken. Een dergelijke methode om een sarcofaag leeg te roven is ook al eerder geconstateerd bij een sarcofaag in Simpelveld. Op basis van het vondstmateriaal en dan met name de appliques lijkt het nu aannemelijk dat in de sarcofaag een man werd begraven.
Na het eerste onderzoek moet nog veel werk verzet worden zoals de conservering en restauratie van de voorwerpen, het degradatieonderzoek van het materiaal, analyse van het organisch materiaal in en onder het serviesgoed en de eventuele crematieresten.
Uiteindelijk moet dit alles leiden tot een mooi synthetiserend verhaal over dit grafmonument, de overledene en de wereld waarin hij leefde. Voor de ROB en degenen die de sarcofaag hebben opgegraven is het zeer belangrijk dat het publiek, dat massaal zijn belangstelling heeft getoond, iets terugkrijgt. Dat zij bijvoorbeeld kunnen in de vorm van een mooie publiekspublicatie, of in een fraaie opstelling van de sarcofaag en bijbehorende grafgiften in een museum. Dat dit museum dan ook zeker in Limburg zal staan lijkt zondermeer duidelijk. (2004)

 

 

Met dank aan Tessa de Groot en andere medewerkers van de toenmalige ROB.

Dit artikel is geplaatst met medewerking en toestemming van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek. Fotomateriaal is beschikbaar gesteld door de Rijksdienst.

 

Literatuur

  • Spruit, Ruud, De dood onder ogen. Een cultuurgeschiedenis van sterven, begraven, cremeren en rouw; (Houten 1986)
  • Dockum, S.G. van & Ginkel, E.J. van, Romeins Nederland. Archeologie & geschiedenis van een grensgebied; (Utrecht 1993)
  • Korte Berichten. Personeelsblad van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, december 2003, nr. 10.

 

Internet

 

 

Aangepast: 10 januari 2022

Nieuw op de website