Op zoek naar informatie over joodse begraafplaatsen is het boek "Pinkas. Geschiedenis van de joodse gemeenschap in Nederland" een onmisbare bron. Naast de uitgebreide geschiedenis van de joden in Nederland, wordt ook per plaats of joodse gemeente een overzicht gegeven van het oprichten van gemeenschappen, synagoges en aanleg van begraafplaatsen.
Over de joodse begraafplaatsen is Pinkas niet in alle gevallen even duidelijk en in sommige gevallen roept de informatie vragen op. Zo ook met betrekking tot Roermond. Daar staat in de beschrijving de tekst:
"De joodse gemeente had twee begraafplaatsen. De oude begraafplaats ligt aan de Weertenweg in het dorp Linne (waar in de eerste helft van de negentiende eeuw enkele joodse gezinnen woonden) en is van 1828 tot '60 in gebruik geweest. Daarna werd de nieuwe begraafplaats aan de Kapellerlaan in gebruik genomen. Het betreft het uit twee stukken bestaande joodse gedeelte van de Algemene Begraafplaats Kitskenda(a)l."
De twee begraafplaatsen op het zogenaamde Oude Kerkhof van Roermond liggen er daadwerkelijk, maar de zoektocht naar een begraafplaats aan de Weertenweg in Linne verloopt wat moeilijker. De Weertenweg ligt langs de steilrand van de Maas en biedt her en der een fantastische plek voor een begraafplaats. Maar er ligt niets…. althans geen zichtbare sporen. Ter plekke in Linne is dus niets tastbaars te vinden, maar hoe zat het nou met die joden in Linne?
Volgens het boek Pinkas woonden er in de negentiende eeuw enkele joodse gezinnen in Linne. Rond 1828 doen ze zelfs een verzoek tot oprichting van een eigen synagoge. Dit werd afgewezen omdat de gemeente te klein was en het nadelig zou zijn voor de joodse gemeente van Roermond. Alvorens nader in te gaan op de aanwezigheid van joden in Linne kijken we eerst naar de geschiedenis van de joden in Roermond en omgeving.
Volgens de overlevering kwamen er in de middeleeuwen al joden naar Roermond. In 1369 wordt een jood vermeld als belastingbetaler en nog in diezelfde eeuw kreeg een jood uit Worms een woonvergunning en het recht om poorter te worden. In de jaren daarna worden nog meer joden genoemd maar vanaf het midden van de 15de eeuw tot een eeuw daarna wordt er weinig vermeldt met betrekking tot joden in Roermond. In 1545 wordt weer gesproken over joden in Roermond, maar in 1556 werd besloten dat alle joden Gelderland moesten verlaten (Roermond behoorde destijds tot het hertogdom Gelre). In 1570 werd het besluit herhaald wat vermoedelijk betekende dat alle joden uit Roermond verdwenen. De joden die in die eeuwen in Roermond woonden, begroeven hun doden op een plek net buiten de stad bij de Rattentoren, buiten de stadsmuur. Aangenomen wordt dat men later een stukje grond in gebruik heeft genomen op de plek waar nu nog het oude joodse begraafplaatsje ligt op het Oude kerkhof.
Al voordat hier in 1785 de algemene begraafplaats in gebruik werd genomen lagen hier joodse graven. De nieuwere joodse begraafplaats die bij de algemene begraafplaats ligt werd rond 1860 gesticht.
Het oudste grafteken op deze begraafplaats dateert uit 1869. Het lijkt dan voor de hand te liggen dat de joden voor die tijd hun doden ter aarde bestelden op het oudere joodse deel. Dit stuk is behoorlijk opgehoogd, wat er op wijst dat er in meerdere lagen begraven is. De zes stenen die hier nog staan dateren uit de jaren 1843-1857.
Dan maar weer terug naar de bronnen: die stellen dat er tussen 1828 en 1860 door de joden ook begraven werd in Linne! Om hier meer duidelijkheid over te krijgen is het noodzakelijk om eens nader te kijken naar die joodse gemeenschap in Linne.
De oudste vermelding van joden in Linne dateert uit de twintiger jaren van de negentiende eeuw. Vermoedelijk vestigden zich een aantal joden in 1822 in het dorpje. In het voorjaar van 1827 maakte de burgemeester van Linne een lijst op van joodse gezinnen. Daaruit komt een beeld naar voren van verschillende gezinnen, maar ook eenlingen met zelfstandige beroepen die niet echt plaatsgebonden zijn. Onderstaand overzicht geeft de personen aan die in 1827 op de lijst voorkwamen en nog enige informatie over hun leven in Linne in de jaren daarna.
Alles bij elkaar telde de joodse gemeenschap van Linne in 1827 volgens opgave van de burgemeester 27 personen, van wie bijna de helft kinderen. Na 1827 veranderde de kleine populatie voortdurend. Net in 1828 vestigde het gezin van Leon Neuman en Henriette Meijers zich in Linne. Neuman werd omstreeks 1780 geboren in Siegburg als Levi Joseph. In het plaatsje Geldern gaf hij op als beroep koopman. Hun dochter Eva werd in Geldern geboren in 1807. Zij trouwde op 6 november 1828 in Linne met Wolf Susman, wonende in Stockem.
Anderen vestigden zich voor de duur van enkele jaren in Linne en trokken dan weer verder. In Linne werden veel kinderen geboren, sommigen haalden het, anderen stierven jong. Tussen 1822 en 1873 werden in Linne maar liefst 38 kinderen geboren (de een na laatste in 1858). Ook werd er gehuwd in Linne. Al met al een behoorlijke gemeenschap.
In 1850 overlijdt Abreham Silverberg, geboren te Stein. Hij was op dat moment 16 jaar oud, een kind van Huijman Silverberg, wonende in Sittard, en Sophia Kronenberg. Eén van de laatst overleden volwassenen van wie aangifte werd gedaan in Linne is Simon Mousus, geboren te Papenburg in Beieren (moet Nedersaksen zijn). Hij overleed op 22 januari 1854 op 94-jarige leeftijd. Hij was gehuwd met Lena Bennedik. In 1888 vertrekken Mozes Hertog, koopman en zijn vrouw Roza Haas naar Roermond. Vermoedelijk is dit niet dezelfde Mozes als degene die in 1827 op de lijst van de burgemeester werd gezet. Twee van hun dochters, Mina in 1876 en Helena in 1885, trouwden in Linne. Mina trouwde met Gombrecht van Dam en Helena met Levie Izak Gans uit Venlo. Mozes Hertog doet nog van zich spreken in dit verhaal.
Veel van de namen uit het register komen vaak op meerdere manieren voor. De ene keer wordt in boeken Salomon Lazarus genoemd, terwijl later Lazarus Salomon wordt genoemd. Dat leidt soms tot verwarring.
Sommige joden in Linne doen al snel van zich spreken. Een van hen is Leon Neuman. Hij koopt in februari 1828 een stuk heidegrond en in augustus van dat jaar een huis met tuin gelegen aan de Grotestraat. In 1831 behoort hij tot de stemgerechtigden der gemeente, wat er op duidt dat hij belasting betaalt en een zekere welstand bezit.
In 1828 doet Neuman een verzoek bij de Hoofdcommissie tot de zaken der Israëlieten in Den Haag om een synagoge te mogen oprichten in Linne. In zijn verzoek geeft hij hoog op over de joodse gemeente in Linne. Die bestaat na de komst van het gezin van Neuman nu uit 33 zielen. De commissie vraagt advies aan de joodse gemeente in Roermond waaronder Linne valt. Die reageert negatief en omschrijft Linne met 662 zielen als een uiterst armzalig dorp waar de 33 joden geen uitzondering in vormen, afgezien dan van Neuman zelf. Het zou in Linne vooral gaan om landlopers. Het bijwonen van de diensten in Roermond moet voor hen geen bezwaar zijn omdat de synagoge op slechts een uur lopen ligt. Daarnaast zou het oprichten van een synagoge voor Roermond betekenen dat men zelf niet talrijk genoeg meer zou zijn. De hele joodse gemeente in Roermond telt in die tijd zo'n 130 personen.
In augustus 1828 besluit de Hoofdcommissie het verzoek van Neuman af te wijzen. Dit weerhoudt Neuman er niet van om in zijn huis een avonddienst te houden. Door de burgemeester van Linne wordt hierop proces-verbaal opgemaakt. Neuman richt zich daarop tot de hoofdsynagoge in Maastricht met de klacht dat de kerkmeester in Roermond hem alleen op kosten jaagt en hem om het minste of geringste laat vervolgen. In 1832 staakte Neuman zijn pogingen en verhuisde hij terug naar Roermond. Hij overleed in 1851 in Roermond, zonder bezittingen na te laten. In juli 1873 doet Mozes Hertog, koopman te Linne, het verzoek bij Gedeputeerde Staten van Limburg om te mogen komen tot de aanleg van een eigen kerkhof. In 1871 was een van zijn zonen begraven op het joodse kerkhof van Roermond, waarschijnlijk het nieuwe! Niet lang daarna was het door de burgemeester van Roermond verboden om overledenen van buiten die gemeente te begraven op de genoemde begraafplaats. Hertog richtte zijn verzoek uit geloofsoverwegingen. Met een eigen begraafplaats zouden "geene onaangenaamheden of krenking van de godsdienstige gevoelens voorvallen". De gemeente Linne verklaarde zich bereid een perceel op de nieuwe begraafplaats (sic) te reserveren voor het begraven van de joden, wanneer de joodse gemeente te Roermond daartoe een verzoek zou indienen. Met het vertrek van het gezin Hertog in 1888 naar Roermond komt er een eind aan de aanwezigheid van joden in Linne. In 1889 wordt Mozes Hertog begraven op de nieuwe joodse begraafplaats van Roermond. Zijn vrouw Rosa overlijdt in 1903 en wordt eveneens in Roermond begraven.
Dat er in Linne joden hebben gewoond is zonder meer duidelijk, maar werden ze er ook begraven? Volgens het Pinkas was dat het geval tussen 1828 en 1860. De noodzaak tot een begraafplaats was er echter al voor 1828, dat is op te maken uit het aantal overleden kinderen voor 1828. De gehele joodse gemeenschap van Roermond bestond rond 1840 uit 132 leden en groeide naar 139 in 1869. Daarna nam het aantal weer af tot 113 in 1899. Tientallen jaren later waren er nog maar 55 joden in Roermond. Op de joodse begraafplaats van Roermond werden tientallen joden begraven. De resterende grafmonumenten zijn allemaal in kaart gebracht, maar geen enkele bevat de naam van een in Linne gestorven persoon! Het is aannemelijk dat de meeste op het oude joodse begraafplaatsje zijn begraven, zonder enig teken op hun graf. Ook is het aannemelijk dat enkele in Linne overleden joden zich lieten begraven op een begraafplaats in de gemeente van herkomst.
Dan de archieven die in het artikel van Francisca van Geyn genoemd worden: in 1873 is er een formeel verzoek tot het doen aanleggen van een begraafplaats in Linne. Er is dan al enkele jaren een nieuwe joodse begraafplaats in Roermond die ruimte genoeg biedt voor de hele gemeenschap. Zou men dan de toezegging van de gemeente Linne, die zich bereidt verklaarde om op het verzoek van de joodse gemeente Roermond joden te begraven in Linne, voor wat al te waar hebben aangenomen. De bereidheid tot medewerking houdt niet per se in dat iets ook daadwerkelijk gebeurt. De heer Willem Cartigny, schrijver van een artikel over de Joodse geschiedenis in Roermond in steen, stelt dat hier sprake is van een hardnekkige repeteerfout in de geschiedschrijving. Doordat de schrijvers van Pinkas wellicht in de bronnen iets gevonden hebben over de vele joden in Linne en het verzoek om daar een begraafplaats te mogen aanleggen, heeft men het in 1985 opgenomen. Daarna is het door verschillende auteurs, onder wie dr. A. Drint in haar "Stilte en lofzang; joodse begraafplaatsen in Limburg" uit 1996, overgenomen. Maar het kan natuurlijk zijn dat de kerkberg in Linne zijn geheimen nog niet prijs heeft gegeven en dat hier ergens in een verdwaalde hoek toch joodse graven liggen.
Met dank aan