Skip to main content

Maatschappij


Geschreven: 19 juli 2006
Aangepast: 23 december 2020
Auteur: R.P.M. Rhoen
Categorie: Maatschappij

 * Makkum 19 februari 1866 - † Zeist 5 november 1925

 Een pionier op het gebied van zorg voor en onderwijs aan verstandelijke gehandicapten. 

vak_poppesZwakzinnigheid (oligofrenie) is een gebrek aan verstandelijk vermogen. Hierin onderscheidt men verschillende graden, te weten (van licht tot zeer ernstig): debiel, hoogimbeciel, laagimbeciel en idioot. Men noemt het tegenwoordig liever een verstandelijke handicap. Kinderen met een verstandelijke handicap gaan meestal naar het speciaal onderwijs. Tot aan het eind van de negentiende eeuw waren er geen scholen voor zwakzinnigen of verstandelijk gehandicapten. De gemeente Rotterdam was in 1896 de eerste gemeente die op een gewone school speciaal onderwijs aan zwakzinnigen aanbood (bijklas). In 1899 opende in Amsterdam de eerste school voor speciaal onderwijs aan zwakzinnige kinderen haar deuren (hulpschool). De kinderen die die scholen bezochten groeiden op in hun eigen gezin. Niet altijd konden de zwakzinnige kinderen thuis gehandhaafd worden of waren er andere redenen om hen in een internaat te plaatsen. 's-Heeren Loo te Ermelo was in 1891 het eerste internaat voor zwakzinnigen in Nederland. Die instelling ging uit van een vereniging. Na 's Heeren Loo werd op 1 september 1900 in Zeist op het Zusterplein 4 een particulier internaat voor zwakzinnige kinderen gesticht. Aan het internaat werd een school verbonden. De oprichter van dit instituut was de onderwijzer Jan Poppes.


Geschreven: 11 juli 2006
Aangepast: 23 december 2020
Auteur: Leon Bok
Categorie: Maatschappij

 

* Bolton le Moors (Eng.) 22 december 1795 - † 13 februari 1841

 

ainsworthDe Engelsman Thomas Ainsworth was van grote betekenis voor de modernisering van textielindustrie in Twente. Die industrie heeft op verschillende manieren haar sporen achtergelaten in Twente en omgeving, soms op onverwachte manier. Zo staat op de kleine begraafplaats van Goor een gigantisch gietijzeren grafmonument ter nagedachtenis aan Ainsworth. Dat het grafmonument vervaardigd werd door een ander groot industrieel bedrijf in Overijssel is dan ook niet vreemd.


Geschreven: 16 juli 2004
Aangepast: 23 december 2020
Auteur: Marten Mulder
Categorie: Maatschappij

 

Blegny, 25 november 1753 - Groningen, 10 januari 1828

 

echtpaar_GuyotHenri Daniël Guyot was telg uit een oud geslacht, dat afkomstig was uit Lotharingen. Hij werd geboren op 25 november 1753 te Trois Fontaines. Na onderwijs te hebben genoten aan de Latijnse school en het Atheneum te Maastricht, vertrok hij op 17-jarige leeftijd naar Franeker om aan de Hogeschool aldaar theologie te gaan studeren. In 1775 werd hij door de Waalse synode toegelaten tot de bediening van het Evangelie en kon hij zich door een gemeente laten beroepen. De Waalse synode behoorde tot de Nederduits-Gereformeerde Kerk (de latere Nederlandse Hervormde Kerk) en vertegenwoordigde de franstalige leden van de kerk. Deze franstaligen kennen we als Hugenoten, die sinds de herroeping van het Edict van Nantes in 1685 hun toevlucht hadden gezocht in de Nederlanden. De herroeping betekende het einde van hun geloofsvrijheid.

Op 9 februari 1777 werd Guyot predikant van de Waalse gemeente te Dordrecht. Vier jaar later, 13 mei 1781, vertrok hij naar Groningen als Waals predikant. Maatschappelijk zeer betrokken, nam hij deel aan activiteiten, die zich richtten op bevordering van vakbekwaamheid van de jeugd. Op een van zijn reizen maakte hij in 1784 in Frankrijk kennis met de abt De l'Epée. Deze abt was in 1760 in aanraking gekomen met twee doofstomme meisjes, die hij besloot op te voeden en onderwijs te geven. In zijn huis in Parijs begon hij een school, waar gebruik werd gemaakt van gebarentaal en een handalfabet. Bij deze abt volgde Guyot gedurende 10 maanden onderricht.

Teruggekeerd in Groningen, begon Guyot de leermethode, die hij zich eigen had gemaakt toe te passen op twee doofstomme kinderen. Vermogende Groningers ondersteunden hem financieel. Toen het aantal leerlingen toenam, werd besloten een vereniging van donateurs op te richten. Op hun eerste vergadering in 1790 viel de beslissing een instituut te stichten voor doofstommen. Guyot werd aangesteld als "Permanent Hoofd Directeur". In 1791 was hij ook nog actief betrokken in de oprichting van een departement van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen te Groningen. Van 1801 tot 1809 was hij schoolopziener met de opdracht te komen tot een nieuwe inrichting van het lagere schoolwezen in het Departement Eems. Intussen volgde er in 1804 een beroep naar de Waalse gemeente te Haarlem. Blijkbaar waren de functies goed te combineren.

Uiteindelijk is vanaf 1809 Guyot zich geheel gaan wijden aan het Doofstommeninstituut, dat inmiddels kon beschikken over een aantal panden aan de Beplante Markt in Groningen, nu Guyotplein geheten. De waardering voor Guyot kwam tot uiting in zijn benoeming in november 1814 tot "Professor honorarius". Daarnaast werd hij begiftigd met vele onderscheidingen, onder andere met een onderscheiding in de orde van de Nederlandse Leeuw.

Guyot overleed in 1828 en ligt begraven op de Zuiderbegraafplaats te Groningen.

 

Literatuur

  • 'Nieuwe Groninger Encyclopedie'; REGIO-Projekt Uitgevers, Groningen (1999)
  • 'Gedenboek der Hoogeschool te Groningen'; Dr W.J.A. Jonckbloedt (1864)

 

 

 


Geschreven: 16 juli 2003
Aangepast: 21 januari 2023
Auteur: Leon Bok
Categorie: Maatschappij

 

* 1773 - † Valkenswaard 10 oktober 1845

 

Valkenswaard is een dorp in de Kempen dat ontstaan is uit een aantal kleine, vroeg-middeleeuwse agrarische nederzettingen. Centraal tussen deze nederzettingen werd vermoedelijk al rond 1100 een begraafplaats aangelegd. In de vijftiende eeuw bouwde men op die begraafplaats een kerk. De kerk met haar omgeving werd in 1565 een zelfstandige parochie en groeide langzaam. Vanaf de late zestiende eeuw stond Valkenswaard bekend als centrum van de valkerij. Het trainen van valken en jagen met deze vogels gaf het dorp bekendheid tot over de landsgrenzen.


Geschreven: 21 juli 2002
Aangepast: 05 januari 2023
Auteur: Leon Bok
Categorie: Maatschappij

 

* Noordhorn 5 april 1880 - † Leeuwarden 11 juni 1961

 

Dirk Wouda werd op 5 april 1880 in het Groningse dorpje Noordhorn geboren. Zijn naam is voor altijd verbonden aan een bouwwerk in Nederland dat in 1998 op de lijst van werelderfgoed van Unesco geplaatst werd. We hebben het hier over het enige nog werkende stoomgemaal in Europa: het Ir. Woudagemaal bij Lemmer. Dirk Wouda was het derde kind in een gezin van zeven kinderen. Toen hij 10 jaar oud was overleed zijn vader en twee jaar later zijn moeder. De kinderen uit het gezin werden daarna opgenomen door verschillende familieleden. Dirk kwam terecht in Baflo bij zijn grootmoeder.


Geschreven: 21 juli 2002
Aangepast: 23 december 2020
Auteur: Marten Mulder
Categorie: Maatschappij

 

* Bovenrijge 23 januari 1752 - † Oude Pekela 9 februari 1821

 

HendrikWesterHendrik Wester werd geboren te Garmerwolde als zoon van een landbouwer. Aanvankelijk was het zijn vader die hem onderwijs gaf, omdat de school nogal ver weg lag. Toen hij tien jaar oud was, ging hij naar school in Ten Boer. In het nabij gelegen Lellens volgde hij een cursus schoonschrijven. Hendrik Wester was een leergierige jongen. Hij las veel.

Omdat het landbouwbedrijf van zijn vader zijn liefde niet had, werd hij op zeventienjarige leeftijd winkelbediende in Groningen. Zijn hart echter ging uit naar studie en overdracht van kennis. Blijkbaar was de periode waarin hij te Ten Boer een onderwijzer had vervangen zo goed bevallen, dat een vaste aanstelling volgde en zo werd hij van 1772 - 1783 onderwijzer te Ten Boer. Van 1783 - 1802 volgde Oude Pekela.


Geschreven: 21 juli 2002
Aangepast: 02 januari 2022
Auteur: Marten Mulder
Categorie: Maatschappij

 

* Stootshorn 18 november 1857 - † Sappemeer 30 januari 1930

 

GVeenhuizen2Geert Veenhuizen werd geboren op 18 november 1857 in de buurtschap Stootshorn bij Noordbroek. Blijkbaar was hij op de lagere school een begaafde leerling, want het hoofd der school zette zich in om hem nog iets meer mee te geven dan de geëigende basiskennis. Op de leeftijd van 13 jaar wordt Geert in de "leer" gedaan bij een plaatselijke boomkweker. In de 10 jaar die volgen, is het de doopsgezinde predikant Ds. Ten Bruggencate, die hem de nodige botanische kennis bij brengt. Dan volgen betrekkingen bij een kweker in Gouda en bij een kweker in Boskoop. Bij deze laatste leert hij de intensieve tuinbouw kennen. Door zijn huwelijk met Jantje van der Wijk, dochter van een bloem- en boomkweker te Sappemeer, kwam hij terecht op diens kwekerij en volgde hij al snel zijn schoonvader op als eigenaar. Veenhuizen wist het bedrijf in korte tijd te moderniseren en ontwikkelde zich tevens als tuinarchitect met als specialisatie het aanleggen van tuinen bij boerderijen. Als lid van een landbouwbelangenorganisatie kwam Geert Veenhuizen in aanraking met de aardappelteelt en werd zijn interesse daarvoor gewekt.


Geschreven: 21 juli 2002
Aangepast: 23 december 2020
Auteur: Marten Mulder
Categorie: Maatschappij

 

* Cloppenburg (Dui.) 23 september 1798 - † Zuiderzee 1833


Grafmonument SinkelDe rol van de Duitsers onder de ondernemers in Leeuwarden is in de 19de eeuw markant te noemen. Grondleggers van de grote confectieateliers waren Duitse "lapkepoepen" of "fijndoekspoepen", zoals ze in de volksmond heetten. In 1826 (1829? [MM]) openden Hermann en Joseph Sinkel, afkomstig uit Duitsland, hun manufacturenzaak aan de Nieuwstad in Leeuwarden. Zij waren de eersten, die tegen vaste prijzen en uit voorraad hun kleren verkochten tegen contante betaling. Het bleef niet bij kleding, ook andere zaken gingen tot het assortiment behoren. De winkel van Sinkel stalde de koopwaar uit in een etalage, wat tot dan toe ongebruikelijk was. Na een grote uitbreiding in 1845 gingen zij door als magazijn: het eerste warenhuis van Leeuwarden. Deze formule sloeg na 1870 zo aan, dat anderen die formule overnamen.
Wie kent niet het (straat)versje:

In de winkel van Sinkel
is alles te koop,
potten en pannen,
mosterd en stroop,
hoeden en petten,
Ook damescorsetten……….

 

De tekst op de zerk voor Sinkel.

Eén van de Sinkels, namelijk Joseph Maurits Anton Sinkel, kon het succes van hun formule niet meemaken. Hij kwam wel heel tragisch aan z'n eind tijdens een reis naar Amsterdam. We lezen het op zijn grafmonument, dat zich bevindt aan de zuidzijde van de laat-gothische Grote of St. Gertrudiskerk te Workum:

'Joseph Maurits Anton Sinkel
geboren 23 september 1798
te Cloppenburg Hertogdom Oldenburg
gehuwd 27 october 1832
met Dorothea Schenkberg
op deszelfs reis van Leeuwarden zijne woonplaats
naar Amsterdam in de avond van de 28ste december
daaraanvolgende ongelukkiglijk
over boord gevallen en verdronken
Zijn lijk wierd den 27ste mei 1833
aan deze kust teruggevonden
en ter dezer plaatse begraven
Treurt ge om het ongeval door hem, uw vriend, geleden
wijdt dan zijn dierbre ziel uw vurige gebeden
Dat hij ruste in vrede'

 

Symbool van schedel met knekels onder de tekst.

Het grafmonument voor Sinkel is valt op door zijn grootte en vorm. In het Engels zouden we zoiets een ‘boxtomb’ noemen. Het is feitelijk een grote doos van Belgisch hardsteen die op het graf geplaatst is, afgedekt met een zware zerk. Daarmee ligt het leesbare gedeelte van het monument meer dan een meter boven de grond. Het tekstvlak neemt op de zerk het grootste deel in en is enigszins verdiept, zodat de steenhouwer een verheven letter kon maken. Onder de tekst is een gezwart vlak opgenomen met centraal een lensvormige cartouche. In die cartouche is een schedel met gekruiste beenderen opgenomen, een ferme verwijzing naar de dood. Dat Sinkel van katholieke huize was blijkt niet uit de steen. Workum kende verder alleen een joodse begraafplaats, dus daarom werd hij op het algemene kerkhof begraven.

Het grafmonument zal in de negentiende eeuw veel opzien hebben gebaard door zijn grootte. Toen moet het ook nog redelijk alleen hebben gestaan. Pas aan het eind van de 19de eeuw en later in de 20ste eeuw zijn de grafmonumenten eromheen geplaatst. Hoewel het een stevig en solide gebouwd monument betreft, slaat ook hier de tand des tijds toe. De zware hardstenen opbouw is geplaatst op een bakstenen fundering. Die fundering is door verzakkingen, ontstaan door het delven van graven in de omgeving, verzwakt waardoor de opbouw nu ook dreigt te gaan verschuiven. Het zou jammer zijn wanneer over enkele jaren blijkt dat het monument niet meer te herstellen is, omdat het monument ons herinnert aan de winkel van Sinkel en de groei van Nederlandse warenhuizen waarvoor Duitse families de grondslag legden.

 

Literatuur

  • Monumenten in Nederland Fryslân, Rijksdienst voor de monumentenzorg; Zwolle (2002)
  • Leeuwarden 750-2000 Hoofdstad van Friesland, red. René Kunst; Franeker (1999)

 

 


Geschreven: 15 juli 2002
Aangepast: 23 december 2020
Auteur: Marten Mulder
Categorie: Maatschappij

 

* Loenen 6 oktober 1819 - † Groningen 1 mei 1892

 

Scholten4Wie de Zuiderbegraafplaats te Groningen passeert of de gelegenheid te baat heeft genomen deze begraafplaats te bezoeken, diens blik wordt getrokken naar het grafmonument van de familie Scholten. Het torent hoog boven de andere monumenten uit.

'Groningen, Zuiderkerkhof' (collectie René ten Dam)De Zuiderbegraafplaats werd in 1827, gelijktijdig met de Noorderbegraafplaats, in gebruik genomen. Tot omstreeks 1800 werd er begraven in de kerken van Groningen en op enkele kerkhoven rondom de kerken. Ruimtegebrek, stank en overlast tijdens de kerkdiensten leidde er bij de overheid toe de begrafenissen in de kerken te willen gaan verbieden, maar kerkvoogdijen vreesden voor verlies van inkomsten. Tijdens de Franse overheersing onder Napoleon werd het verbod gerealiseerd, maar bij het aantreden van Koning Willem I werd dit verbod weer ongedaan gemaakt. Hij kwam ook tot het inzicht, door kritiek van medici en weerstand uit allerlei lagen van de bevolking, dat begraven in de kerken tot het verleden moest behoren.

In Groningen was bovendien in 1826 een epidemie uitgebroken, die aan 2900 mensen het leven kostte. Het advies van Professor Theodorus van Swinderen in 1826 aan de raad van de stad was buiten de stadspoort aan de noord- en de zuidkant twee begraafplaatsen aan te leggen. Aldus geschiedde en zo konden in 1827 beide begraafplaatsen Scholten3in gebruik worden genomen. Het waren begraafplaatsen met kaarsrechte hoofdlanen en haaks daarop rechte zijpaden. Ze moesten sober en doelmatig zijn. Dat paste uitstekend bij het karakter van de Groningers, die niet hielden van overdaad. Sommigen evenwel gaven blijk van enige buitensporigheid, zoals duidelijk wordt uit het grafmonument van Scholten. In 1882 besloot W.A. Scholten, dat er een graf moest komen in overeenstemming met zijn positie. Het werd een monument, dat 27 grafplaatsen besloeg. Scholten wilde het groter, maar de 45 (sommige bronnen spreken van 55) plaatsen die hij in gedachte had, werden hem niet toegestaan. 

Enkele bijzonderheden van het monument

ingang2Boven de ingang aan de voorzijde, voorzien van de initialen FS - Familie Scholten-, treffen we een vrouwenfiguur aan met omgekeerde toorts, die haar hand als het ware beschermend heeft gelegd over de schouder van Scholten's buste.

beschermvrouwe2Omgekeerde toortsen sieren de vier hoeken van het monument, evenals vier urnen bedekt door een rouwsluier. Symbolen van vergankelijkheid. De bekroning van het monument wordt gevormd door een vijfhoekige ster. Verwijzing naar het nieuwe leven, naar de hemel, naar Christus, maar hier misschien ook in de betekenis van de ster, die verrees in deze succesvolle industrieel.

De drie andere zijden symboliseren in hun afbeeldingen de facetten van landbouw, industrie, handel en scheepvaart, waar Scholten en zijn "dynastie" zich mee bezighielden. De landen, waarin werd geopereerd, staan vermeld, alsmede de ridderorden, waarmee W.A. Scholten werd gedecoreerd: ridder in de orde van de Nederlandsche Leeuw, ridder van het Legioen van Eer van Frankrijk en ridder in de orde van St. Stanislaus van Rusland. De onderscheidingen, die J.E. Scholten ten deel vielen staan eveneens vermeld: ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw, commandeur in de orden van: Oranje- Nassau, Leopoldsorde van België, orde van St. Mauritius en Lazarus van Italië en industriede orde van landbouwverdienste van Portugal. Ontwerper van het grafmonument was de beeldhouwer P.A. de Leeuw uit Arhem.

Veel monumentale bouwwerken in en om Groningen herinneren nog steeds aan de fabrikantenfamilie Scholten. landbouwDe tuinkoepel in barokstijl, ontworpen door de architect J. Maris, dat zich bevindt tussen viaduct Hereweg en spoorbaan, de Villa Gelria (Koop Tjuchem) aan de Hereweg, het restaurant de Paalkoepel aan het Paterswoldsemeer en de sluis, die het Paterswoldsemeer verbindt met het Noord-Willemskanaal zijn er voorbeelden van. Het Scholtenhuis aan de Grote Markt is er niet meer. Het werd bij de bevrijding verwoest, maar leeft voort in de herinnering van velen, die de oorlog bewust hebben meegemaakt. In WOII was dit het centrum van de Duitse Sicherheitsdienst. Herbouw van het Scholtenhuis in het kader van een eventuele renovatie van de Grote Markt wordt regelmatig genoemd, maar stuit even vaak op verzet, omdat het te zeer herinnert aan wat hier geleden werd door mensen, die door de bezetter waren opgepakt.  

Willem Albert Scholten (1819-1892)

Als stichter van zo'n 24 fabrieken, in binnen- en buitenland, op het gebied van aardappelmeel, aardappel-moutwijn, strokarton, suiker en turfstrooisel, kunnen we Willem Albert Scholten wel 's werelds eerste landbouw-industrieel noemen. Hij was mede-directeur en groot-aandeelhouder van de Nederlandsch-Amerikaansche Stoomvaart-Maatschappij: de latere Holland-Amerika Lijn. Een van de te bouwen schepen liet hij naar zichzelf vernoemen: de W.A. Scholten, een stoom-zeilschip met 3 masten. Een schip, dat 2400 ton lading kon vervoeren, 50 cabines had en ruimte voor 600 passagiers. WAScholtenIn Z.O. Drenthe kocht hij grote veengebieden (turfstrooisel) aan. Een van de dorpen in dit gebied, Klazienaveen, liet hij noemen naar zijn vrouw: Klaaszien Sluis, dochter van een welgestelde Groninger graanhandelaar. Zij bracht geld en inzicht mee in hun huwelijk.

Een aardige anecdote tekent W.A.Scholten: "Rieke" (Gronings voor rijke) Scholten wilde in Groningen op stand wonen en had zijn oog laten vallen op een paar panden aan de Grote Markt, die nog bewoond werden. Een timmerman werd erop uitgestuurd om de bewoners mee te delen, dat hij wel een koper wist. Bij de freules Van Imhoff wekte deze mededeling verbazing, bij Jonkheer Alberda van Ekenstein riep het verstoordheid op en de eigenares van het derde pand wilde ook niets van verkoop weten. Scholten koos toen domicilie op de hoek van de Gelkingestraat en wachtte zijn tijd af. De een na de ander overleed. Scholten kocht de panden, liet ze afbreken en bouwde het bekende, later beruchte Scholtenhuis.
Voor de gewone man was hij iemand om tegenop te zien, voor de oude elite een buitenstaander, een parvenu.

In de provincie bezat Willem Albert Scholten een groot aantal boerderijen. Bij zijn gouden jubileum als fabrikant, tevens zijn zeventigste verjaardag, schonk hij de stad Groningen een kinderziekenhuis. 

Jan Evert Scholten (1849-1918)

Willem Albert's enige zoon, Jan Evert Scholten, heeft door zijn vele zakelijke, culturele en architectonische initiatieven een groot stempel gedrukt op de stad en de provincie Groningen. Op het beroemde schilderij van Otto Eerelman, "De Paardenkeuring op de Grote Markt op de 28ste augustus", neemt Jan Evert Scholten dan ook een prominente plaats in. Na de dood van zijn vader zette hij het bedrijf voort en breidde het concern uit met de oprichting van een turfkartonfabriek in 1898. In 1896 richtte Jan Evert de Noord-Nederlandsche Beetwortelsuikerfabriek op.

ScholtenJEDe veengronden, door zijn vader aangekocht, werden door hem verder geëxploiteerd. Hij zette zich daarnaast in voor de bevordering van de landbouw en de veeteelt in de provincie Groningen. Politiek zou hij ook van zich laten spreken. Hij was van 1879 tot 1882 lid van de gemeenteraad van de stad, van 1886 tot 1892 lid van de Provinciale Staten en van 1904 tot 1910 lid van de Eerste Kamer. Een andere Scholten, die vermeld moet worden, was Johan Bernhard Scholten (1882-1966). Deze zoon van Jan Evert was ongehuwd en kinderloos en liet een legaat van acht miljoen gulden na om een fonds op te richten, waaruit vele culturele en wetenschappelijke activiteiten konden worden bekostigd. Dit fonds maakte ook de restauratie van het grafmonument mogelijk. Na 1918 kreeg Willem Albert II nog de leiding van het concern, maar na 1939 waren het anderen, die de leiding in handen kregen. Een fusie met Honig uit Koog aan de Zaan in 1965 kon niet voorkomen dat het bedrijf in 1970 failliet ging. De aardappelzetmeelpoot ging over naar de AVEBE.

"Sic transit gloria mundi" (zo vergaat 's werelds roem), maar met het grafmonument op de Zuiderbegraafplaats te Groningen heeft Scholten ervoor gezorgd, dat hij en zijn "dynastie" niet vergeten zouden worden.

 

Literatuur

  • Groningen Gids voor cultuur en landschap; Bedum (1994)
  • Nieuwe Groninger Encyclopedie; Groningen (1999)
  • Grafbloempjes, Edward Houting Uitgeverij Noordboek (2002)
  • Als de Dag van Gisteren, Honderd jaar Groningers (1989/1990)

 

Internet

 

 


Geschreven: 15 juli 2002
Aangepast: 23 december 2020
Auteur: Marten Mulder
Categorie: Maatschappij

 

* Warffum 1841 - † 1921

 

Waar zich nu kantoren en woningen bevinden, de Fongerstede, stond eerder de fietsenfabriek van Fongers. In 1871 vestigde de smidsknecht Albert Fongers een smederij aan de Nieuwe Kerkhof te Groningen. Zijn belangstelling voor een nieuw vervoermiddel, dat voorzichtig zijn intrede deed in Nederland, deed hem in 1880 de fiets ontwikkelen, die basis werd van het Fongerrijwiel. In een gebouwtje naast zijn smederij begon hij in 1884 met de productie daarvan. In 1896 volgde de oprichting van een NV en in 1897 verrees aan de Hereweg te Groningen de rijwielfabriek Fongers. Hier fabriceerde men kwaliteitsfietsen, die het uiteindelijk moesten afleggen tegen vele andere en goedkopere merken. De strijd moest immers worden aangebonden met een veelheid aan buitenlandse concurrenten. In 1961 werd de fabriek uiteindelijk overgenomen door Phoenix uit Leeuwarden. Samen met de Germaan uit Meppel werd dat de combinatie PFG (Phoenix, Fongers, Germaan). Op haar beurt werd deze combinatie overgenomen door Batavus. In 1971 staakte men de produktie in Groningen.

De oprichter Albert Fongers overleed in 1921 en zijn zoon Ties, die hem was opgevolgd stierf in 1944. Op de Zuiderbegraafplaats te Groningen bevindt zich het familiegraf van de familie Fongers. Op deze begraafplaats trekt vooral het grafmonument van de familie Scholten de aandacht, maar wie zijn ogen de kost geeft en zijn blikken laat gaan over al de grafmonumenten van Groningers van naam, ontdekt al snel het familiegraf van Fongers. FongersOmgeven door een wat hogere haag is het alsof men voor dit familiegraf gezocht heeft naar beslotenheid, naar intimiteit. Geen veelheid van namen en jaartallen sieren het monument. Het monument weerspiegelt wat in het derde couplet van het Gronings volkslied wordt bezongen:

Doar woont de dege degelkhaid
De wille, vast as stoal,
Doar vuilt 't haart, wat tonge sprekt,
In richt- en slichte toal.
Ain Pronkjewail in golden raand
Is Grönnen; Stad en Ommelaand.

Die "degelkhaid", degelijkheid vindt men terug in dit grafmonument, dat elke buitensporigheid mist en getuigenis aflegt van de noeste werkers, die hier hun laatste rustplaats vonden.

 

Literatuur

  • Het volk van Loug en Stad; Stichting 'Grunneger Bouk' (2000)
  • Nieuwe Groninger Encyclopedie; Groningen (1999)