Skip to main content

Maatschappij


Geschreven: 15 juli 2002
Aangepast: 23 december 2020
Auteur: Marten Mulder
Categorie: Maatschappij

 

* Loenen 6 oktober 1819 - † Groningen 1 mei 1892

 

Scholten4Wie de Zuiderbegraafplaats te Groningen passeert of de gelegenheid te baat heeft genomen deze begraafplaats te bezoeken, diens blik wordt getrokken naar het grafmonument van de familie Scholten. Het torent hoog boven de andere monumenten uit.

'Groningen, Zuiderkerkhof' (collectie René ten Dam)De Zuiderbegraafplaats werd in 1827, gelijktijdig met de Noorderbegraafplaats, in gebruik genomen. Tot omstreeks 1800 werd er begraven in de kerken van Groningen en op enkele kerkhoven rondom de kerken. Ruimtegebrek, stank en overlast tijdens de kerkdiensten leidde er bij de overheid toe de begrafenissen in de kerken te willen gaan verbieden, maar kerkvoogdijen vreesden voor verlies van inkomsten. Tijdens de Franse overheersing onder Napoleon werd het verbod gerealiseerd, maar bij het aantreden van Koning Willem I werd dit verbod weer ongedaan gemaakt. Hij kwam ook tot het inzicht, door kritiek van medici en weerstand uit allerlei lagen van de bevolking, dat begraven in de kerken tot het verleden moest behoren.

In Groningen was bovendien in 1826 een epidemie uitgebroken, die aan 2900 mensen het leven kostte. Het advies van Professor Theodorus van Swinderen in 1826 aan de raad van de stad was buiten de stadspoort aan de noord- en de zuidkant twee begraafplaatsen aan te leggen. Aldus geschiedde en zo konden in 1827 beide begraafplaatsen Scholten3in gebruik worden genomen. Het waren begraafplaatsen met kaarsrechte hoofdlanen en haaks daarop rechte zijpaden. Ze moesten sober en doelmatig zijn. Dat paste uitstekend bij het karakter van de Groningers, die niet hielden van overdaad. Sommigen evenwel gaven blijk van enige buitensporigheid, zoals duidelijk wordt uit het grafmonument van Scholten. In 1882 besloot W.A. Scholten, dat er een graf moest komen in overeenstemming met zijn positie. Het werd een monument, dat 27 grafplaatsen besloeg. Scholten wilde het groter, maar de 45 (sommige bronnen spreken van 55) plaatsen die hij in gedachte had, werden hem niet toegestaan. 

Enkele bijzonderheden van het monument

ingang2Boven de ingang aan de voorzijde, voorzien van de initialen FS - Familie Scholten-, treffen we een vrouwenfiguur aan met omgekeerde toorts, die haar hand als het ware beschermend heeft gelegd over de schouder van Scholten's buste.

beschermvrouwe2Omgekeerde toortsen sieren de vier hoeken van het monument, evenals vier urnen bedekt door een rouwsluier. Symbolen van vergankelijkheid. De bekroning van het monument wordt gevormd door een vijfhoekige ster. Verwijzing naar het nieuwe leven, naar de hemel, naar Christus, maar hier misschien ook in de betekenis van de ster, die verrees in deze succesvolle industrieel.

De drie andere zijden symboliseren in hun afbeeldingen de facetten van landbouw, industrie, handel en scheepvaart, waar Scholten en zijn "dynastie" zich mee bezighielden. De landen, waarin werd geopereerd, staan vermeld, alsmede de ridderorden, waarmee W.A. Scholten werd gedecoreerd: ridder in de orde van de Nederlandsche Leeuw, ridder van het Legioen van Eer van Frankrijk en ridder in de orde van St. Stanislaus van Rusland. De onderscheidingen, die J.E. Scholten ten deel vielen staan eveneens vermeld: ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw, commandeur in de orden van: Oranje- Nassau, Leopoldsorde van België, orde van St. Mauritius en Lazarus van Italië en industriede orde van landbouwverdienste van Portugal. Ontwerper van het grafmonument was de beeldhouwer P.A. de Leeuw uit Arhem.

Veel monumentale bouwwerken in en om Groningen herinneren nog steeds aan de fabrikantenfamilie Scholten. landbouwDe tuinkoepel in barokstijl, ontworpen door de architect J. Maris, dat zich bevindt tussen viaduct Hereweg en spoorbaan, de Villa Gelria (Koop Tjuchem) aan de Hereweg, het restaurant de Paalkoepel aan het Paterswoldsemeer en de sluis, die het Paterswoldsemeer verbindt met het Noord-Willemskanaal zijn er voorbeelden van. Het Scholtenhuis aan de Grote Markt is er niet meer. Het werd bij de bevrijding verwoest, maar leeft voort in de herinnering van velen, die de oorlog bewust hebben meegemaakt. In WOII was dit het centrum van de Duitse Sicherheitsdienst. Herbouw van het Scholtenhuis in het kader van een eventuele renovatie van de Grote Markt wordt regelmatig genoemd, maar stuit even vaak op verzet, omdat het te zeer herinnert aan wat hier geleden werd door mensen, die door de bezetter waren opgepakt.  

Willem Albert Scholten (1819-1892)

Als stichter van zo'n 24 fabrieken, in binnen- en buitenland, op het gebied van aardappelmeel, aardappel-moutwijn, strokarton, suiker en turfstrooisel, kunnen we Willem Albert Scholten wel 's werelds eerste landbouw-industrieel noemen. Hij was mede-directeur en groot-aandeelhouder van de Nederlandsch-Amerikaansche Stoomvaart-Maatschappij: de latere Holland-Amerika Lijn. Een van de te bouwen schepen liet hij naar zichzelf vernoemen: de W.A. Scholten, een stoom-zeilschip met 3 masten. Een schip, dat 2400 ton lading kon vervoeren, 50 cabines had en ruimte voor 600 passagiers. WAScholtenIn Z.O. Drenthe kocht hij grote veengebieden (turfstrooisel) aan. Een van de dorpen in dit gebied, Klazienaveen, liet hij noemen naar zijn vrouw: Klaaszien Sluis, dochter van een welgestelde Groninger graanhandelaar. Zij bracht geld en inzicht mee in hun huwelijk.

Een aardige anecdote tekent W.A.Scholten: "Rieke" (Gronings voor rijke) Scholten wilde in Groningen op stand wonen en had zijn oog laten vallen op een paar panden aan de Grote Markt, die nog bewoond werden. Een timmerman werd erop uitgestuurd om de bewoners mee te delen, dat hij wel een koper wist. Bij de freules Van Imhoff wekte deze mededeling verbazing, bij Jonkheer Alberda van Ekenstein riep het verstoordheid op en de eigenares van het derde pand wilde ook niets van verkoop weten. Scholten koos toen domicilie op de hoek van de Gelkingestraat en wachtte zijn tijd af. De een na de ander overleed. Scholten kocht de panden, liet ze afbreken en bouwde het bekende, later beruchte Scholtenhuis.
Voor de gewone man was hij iemand om tegenop te zien, voor de oude elite een buitenstaander, een parvenu.

In de provincie bezat Willem Albert Scholten een groot aantal boerderijen. Bij zijn gouden jubileum als fabrikant, tevens zijn zeventigste verjaardag, schonk hij de stad Groningen een kinderziekenhuis. 

Jan Evert Scholten (1849-1918)

Willem Albert's enige zoon, Jan Evert Scholten, heeft door zijn vele zakelijke, culturele en architectonische initiatieven een groot stempel gedrukt op de stad en de provincie Groningen. Op het beroemde schilderij van Otto Eerelman, "De Paardenkeuring op de Grote Markt op de 28ste augustus", neemt Jan Evert Scholten dan ook een prominente plaats in. Na de dood van zijn vader zette hij het bedrijf voort en breidde het concern uit met de oprichting van een turfkartonfabriek in 1898. In 1896 richtte Jan Evert de Noord-Nederlandsche Beetwortelsuikerfabriek op.

ScholtenJEDe veengronden, door zijn vader aangekocht, werden door hem verder geëxploiteerd. Hij zette zich daarnaast in voor de bevordering van de landbouw en de veeteelt in de provincie Groningen. Politiek zou hij ook van zich laten spreken. Hij was van 1879 tot 1882 lid van de gemeenteraad van de stad, van 1886 tot 1892 lid van de Provinciale Staten en van 1904 tot 1910 lid van de Eerste Kamer. Een andere Scholten, die vermeld moet worden, was Johan Bernhard Scholten (1882-1966). Deze zoon van Jan Evert was ongehuwd en kinderloos en liet een legaat van acht miljoen gulden na om een fonds op te richten, waaruit vele culturele en wetenschappelijke activiteiten konden worden bekostigd. Dit fonds maakte ook de restauratie van het grafmonument mogelijk. Na 1918 kreeg Willem Albert II nog de leiding van het concern, maar na 1939 waren het anderen, die de leiding in handen kregen. Een fusie met Honig uit Koog aan de Zaan in 1965 kon niet voorkomen dat het bedrijf in 1970 failliet ging. De aardappelzetmeelpoot ging over naar de AVEBE.

"Sic transit gloria mundi" (zo vergaat 's werelds roem), maar met het grafmonument op de Zuiderbegraafplaats te Groningen heeft Scholten ervoor gezorgd, dat hij en zijn "dynastie" niet vergeten zouden worden.

 

Literatuur

  • Groningen Gids voor cultuur en landschap; Bedum (1994)
  • Nieuwe Groninger Encyclopedie; Groningen (1999)
  • Grafbloempjes, Edward Houting Uitgeverij Noordboek (2002)
  • Als de Dag van Gisteren, Honderd jaar Groningers (1989/1990)

 

Internet

 

 


Geschreven: 15 juli 2002
Aangepast: 23 december 2020
Auteur: Marten Mulder
Categorie: Maatschappij

 

* Warffum 1841 - † 1921

 

Waar zich nu kantoren en woningen bevinden, de Fongerstede, stond eerder de fietsenfabriek van Fongers. In 1871 vestigde de smidsknecht Albert Fongers een smederij aan de Nieuwe Kerkhof te Groningen. Zijn belangstelling voor een nieuw vervoermiddel, dat voorzichtig zijn intrede deed in Nederland, deed hem in 1880 de fiets ontwikkelen, die basis werd van het Fongerrijwiel. In een gebouwtje naast zijn smederij begon hij in 1884 met de productie daarvan. In 1896 volgde de oprichting van een NV en in 1897 verrees aan de Hereweg te Groningen de rijwielfabriek Fongers. Hier fabriceerde men kwaliteitsfietsen, die het uiteindelijk moesten afleggen tegen vele andere en goedkopere merken. De strijd moest immers worden aangebonden met een veelheid aan buitenlandse concurrenten. In 1961 werd de fabriek uiteindelijk overgenomen door Phoenix uit Leeuwarden. Samen met de Germaan uit Meppel werd dat de combinatie PFG (Phoenix, Fongers, Germaan). Op haar beurt werd deze combinatie overgenomen door Batavus. In 1971 staakte men de produktie in Groningen.

De oprichter Albert Fongers overleed in 1921 en zijn zoon Ties, die hem was opgevolgd stierf in 1944. Op de Zuiderbegraafplaats te Groningen bevindt zich het familiegraf van de familie Fongers. Op deze begraafplaats trekt vooral het grafmonument van de familie Scholten de aandacht, maar wie zijn ogen de kost geeft en zijn blikken laat gaan over al de grafmonumenten van Groningers van naam, ontdekt al snel het familiegraf van Fongers. FongersOmgeven door een wat hogere haag is het alsof men voor dit familiegraf gezocht heeft naar beslotenheid, naar intimiteit. Geen veelheid van namen en jaartallen sieren het monument. Het monument weerspiegelt wat in het derde couplet van het Gronings volkslied wordt bezongen:

Doar woont de dege degelkhaid
De wille, vast as stoal,
Doar vuilt 't haart, wat tonge sprekt,
In richt- en slichte toal.
Ain Pronkjewail in golden raand
Is Grönnen; Stad en Ommelaand.

Die "degelkhaid", degelijkheid vindt men terug in dit grafmonument, dat elke buitensporigheid mist en getuigenis aflegt van de noeste werkers, die hier hun laatste rustplaats vonden.

 

Literatuur

  • Het volk van Loug en Stad; Stichting 'Grunneger Bouk' (2000)
  • Nieuwe Groninger Encyclopedie; Groningen (1999)

 


Geschreven: 13 juli 2002
Aangepast: 23 december 2020
Auteur: Marten Mulder
Categorie: Maatschappij

 

* Slochteren 1849 - † Oudemolen 25 januari 1931

 

CroneGeboren te Slochteren, stond G.F. Crone als 14-jarige kwekeling al voor de klas in dezelfde school waar hij zelf het lager onderwijs had genoten. In 1868 behaalde hij de akte voor onderwijzer, in 1874 gevolgd door de hoofdakte. Te Taarlo (Dr.) werd hij in 1878 onderwijzer aan de lagere school. Deze school werd later herbouwd in Oudemolen (1880). Crone zou hier blijven tot zijn pensionering in 1916. Van betekenis zou Crone worden door zijn vele buiten-schoolse activiteiten. Met name op het gebied van landbouw en veeteelt: voorlichting, cursussen, medewerking aan de oprichting van een landbouw-coõperatie, een provinciale coõperatie van plaatselijke zuivelfabriekjes, medewerking aan de oprichting van een lokaal Veefonds en een Paardenfonds. Daarnaast was hij bestuurslid van de Boerenleenbank van Vries. Actief zette hij zich in voor de totstandkoming van verharde wegen in de omgeving van Oudemolen. Daartoe zocht hij te voet het provinciale bestuur te Assen op. Eveneens te voet reisde hij de dorpen en gehuchten af om mensen (boeren) voor zijn plannen te winnen. De bevolking wist hij te overtuigen van het nut, plaatselijke commissies werden door hem ingesteld, plannen werkte hij uit en niet onbelangrijk: hij zamelde ook het geld in dat nodig was.

Zo kon in 1920 de basaltweg Gasteren-Oudemolen-Zeegse-Vries-Zuidlaren worden geopend en op dezelfde dag de Crone-bank worden onthuld als dank voor zijn activiteiten. Aan hem herinnert nog de Cronehoeve en een straatnaam. Crone-bank2Na zijn overlijden op 25-1-1931 werd onder leiding van de toenmalige commissaris van de Koningin mr. J.T. Linthorst-Homan, een grote vriend van Crone, geld ingezameld voor een grafmonument. De onthulling geschiedde op 4 juni 1931 onder zeer grote belangstelling . De Koningin vereerde hem in 1914 al met een ridderorde en minister Posthuma kwam in 1920 over uit Den Haag om de Crone-bank te onthullen.

K. ter Laan, de eerste sociaal-democratische burgemeester (Zaandam) van ons land, schrijft hoe hij nog onderwijs kreeg van Crone, toen die onderwijzer was te Slochteren voor twee klassen van 100 kinderen in de leeftijd van 5 en 6 jaar: "Hij regeerde zonder stok; beter meester heb ik nooit gehad."

Crone ligt begraven op de Zuiderbegraafplaats te Assen.

 

Literatuur

  • Nieuwe Groninger Encyclopedie; REGIO-Projekt Uitgevers, Groningen (1999)
  • Groningen Gids voor cultuur en landschap; Bedum (1994)
  • Geschiedenis van Slochteren, K. ter Laan; Groningen (1962)
  • krantenartikelen Nieuwsblad van het Noorden/ Dagblad van het Noorden

 

 


Geschreven: 12 juli 2002
Aangepast: 23 december 2020
Auteur: Marten Mulder
Categorie: Maatschappij

 

* Appingedam, 21 juni 1875 - † Appingedam, 22 november 1954

 

Ooit was Appingedam, stadje van de hangende keukens boven het Damsterdiep, het middelpunt van Fivelingo, havenstad van betekenis, centrum van binnen- en buitenlandse handel. Stad ook van kerken en kloosters; namen van straten en bruggen houden de herinnering levend. Delfzijl en met name de stad Groningen overvleugelden langzaam maar zeker deze oude stad. Het oud-christelijke symbool van de pelikaan wier jongen haar tot bloedens toe in de borst pikken, wapen van de stad, lijkt van toepassing op het oude Appingedam en de jongere plaatsen Groningen en Delfzijl. Maar het begin van de 20e eeuw werd een tijd van nieuwe bloei voor de stad: cultureel en industrieel. Industrieën schoten als paddestoelen uit de grond: steenfabrieken, zuivelfabriek, gasfabriek, strokartonfabrieken, vlasfabriek, trailerfabriek, confectiefabriek, en niet op de laatste plaats de Bronsmotorenfabriek, met name in de scheepvaartwereld een begrip.


Geschreven: 12 juli 2002
Aangepast: 23 december 2020
Auteur: Marten Mulder
Categorie: Maatschappij

 

* Wagenborgen 20 januari 1865 - † Appingedam 9 februari 1954

 

Ooit was Appingedam, stadje van de hangende keukens boven het Damsterdiep, het middelpunt van Fivelingo, havenstad van betekenis, centrum van binnen- en buitenlandse handel. Stad ook van kerken en kloosters; namen van straten en bruggen houden de herinnering levend. Delfzijl en met name de stad Groningen overvleugelden langzaam maar zeker deze oude stad. Het oud-christelijke symbool van de pelikaan wier jongen haar tot bloedens toe in de borst pikken, wapen van de stad, lijkt van toepassing op het oude Appingedam en de jongere plaatsen Groningen en Delfzijl. Maar het begin van de 20e eeuw werd een tijd van nieuwe bloei voor de stad: cultureel en industrieel. Industrieën schoten als paddestoelen uit de grond: steenfabrieken, zuivelfabriek, gasfabriek, strokartonfabrieken, vlasfabriek, trailerfabriek, confectiefabriek, en niet op de laatste plaats de Bronsmotorenfabriek, met name in de scheepvaartwereld een begrip. 

Jan Brons

JanBrons

Geboren te Wagenborgen, leerde Jan Brons bij zijn vader timmeren en metselen. Op 17- jarige leeftijd ontwierp Jan Brons de nieuwe kerk en toren van Wagenborgen in Waterstaatsstijl. Naar dat ontwerp werd de kerk ook gebouwd. Maar grotere belangstelling had hij voor het ontwerpen en bouwen van landbouwmachines. Samen met zijn vader, die weliswaar van origine timmerman-aannemer was, dreef hij een dorsmachinefabriek in Wagenborgen.De petroleummotor wekte zijn belangstelling. En al tegen het eind van de 19e eeuw verkocht hij door hem ontworpen vergassermotoren. Daarna volgden experimenten met het dieselsysteem, resulterend in de ontwikkeling van de ruw-oliemotor, waarbij het inspuitingsmechanisme werd vervangen door het verstuiverbakje, en de Bronsmotor was geboren. In 1906 volgde in Appingedam de oprichting van de Bronsmotorenfabriek. Bronsmotoren treffen we o.a. aan in kustvaarders, binnenschepen en gemalen.

In 1908 werd Jan Brons ridder in de orde van Oranje Nassau, in 1947 volgde de bevordering tot officier in diezelfde orde. In 1954 overleed hij en werd begraven op Rusthof in Appingedam.

 

Literatuur

  • 'Uit de geschiedenis van Appingedam', J. Dik; Van Gorcum, Assen (1956)
  • 'Nieuwe Groninger Encyclopedie'; REGIO-Projekt Uitg, Groningen (1999)
  • 'Op het Erf der Vaderen', H. Doornbos en G. de Fijter; Drukkerij de Vries, Delfzijl (1983)

 


Geschreven: 12 juli 2001
Aangepast: 23 december 2020
Auteur: Marten Mulder
Categorie: Maatschappij

 

* Groningen 19 februari 1847 - † Groningen 22 juni 1902

 

prbosP. R. Bos werd opgeleid aan de Rijkskweekschool voor onderwijzers in Groningen. Na het behalen van akten M.O. Nederlands en Aardrijkskunde werd Bos leraar aan de HBS te Warffum, later te Groningen.

Bos was de auteur van aardrijkskundeschoolboeken, uitgegeven bij de Fa. Wolters. Grootste bekendheid echter kreeg hij met als samensteller van de naar hem vernoemde Grote Bosatlas, die voor het eerst verscheen in 1877. Het familiegraf van P.R. Bos ligt op de Noorderbegraafplaats te Groningen.