Wouda, Dirk Frederik

21 juli 2002

 

* Noordhorn 5 april 1880 - † Leeuwarden 11 juni 1961

 

Dirk Wouda werd op 5 april 1880 in het Groningse dorpje Noordhorn geboren. Zijn naam is voor altijd verbonden aan een bouwwerk in Nederland dat in 1998 op de lijst van werelderfgoed van Unesco geplaatst werd. We hebben het hier over het enige nog werkende stoomgemaal in Europa: het Ir. Woudagemaal bij Lemmer. Dirk Wouda was het derde kind in een gezin van zeven kinderen. Toen hij 10 jaar oud was overleed zijn vader en twee jaar later zijn moeder. De kinderen uit het gezin werden daarna opgenomen door verschillende familieleden. Dirk kwam terecht in Baflo bij zijn grootmoeder.

Hij volgde de HBS in Warffum en vervolgens ging hij naar de RHBS in Groningen. Na het behalen van zijn diploma ging Dirk Wouda naar Delft voor de studie civiel-ingenieur. Hij studeerde vlot af en na zijn studie was een van zijn eerste werken de normalisering van het riviertje de Regge in Overijssel. Hij woonde in die tijd in Almelo. In juni 1908 verhuisde hij naar Leeuwarden waar hij aan de slag ging als ingenieur van Provinciale Waterstaat. In juni van datzelfde jaar werd ook zijn zoon Hilbrand Piet geboren uit zijn huwelijk met Klaziena Rietma (1 februari 1879 - 15 december 1941). In 1912 werd hun tweede zoon geboren, Azing. Deze overleed echter al op één-jarige leeftijd in 1913. Rond die tijd raakte Dirk Wouda betrokken bij de plannen voor een groot stoomgemaal bij Lemmer. 

Ir. D.F. Woudagemaal

Aan het begin van de twintigste eeuw werd het steeds duidelijker dat de natuurlijke afvoercapaciteit van de Friese boezem niet meer toereikend was. De natuurlijke afvloeiing naar de zee was niet meer voldoende voor de steeds betere en snellere ontwatering van de landbouwgronden in Friesland. Bovendien nam de berging van regenwater af, door het omzetten van dit laagland in weidegrond. De boeren hadden behoefte aan een snelle afvoer van overtallig water op de Friese boezem, zodat ze het land beter konden benutten. Een nieuw gemaal even ten westen van Lemmer moest hiervoor een oplossing bieden. In 1913 leverde Wouda het ontwerp, waarbij hij werd geassisteerd door Prof. Ir. J.C. Dijxhoorn (24 februari 1862- 21 mei 1941) in samenwerking met de fabrikant Smulders-Jaffa uit Utrecht. Dijxhoorn was op dat moment hoogleraar aan de latere TH te Delft. Naast het Woudagemaal werkte hij verder aan pompen voor veel andere gemalen, waaronder die bij Medemblik en Alphen.

De bouw van het gemaal onder leiding van Wouda werd gestart in 1915. Door verschillende oorzaken liep de bouw een flinke vertraging op. Dit was niet in laatste plaats te wijten aan de Eerste Wereldoorlog die in 1914 was uitgebroken. Ook natuurgeweld zorgde voor oponthoud. Op 16 juni 1918 sloeg de bliksem in de net voltooide schoorsteenpijp. De bovenste helft van de pijp stortte in en alles wat dat jaar gemetseld was, ging verloren. Aan het monteren van een bliksemafleider was men nog niet toegekomen, zodat er echt sprake was van pech. Terwijl men aan het eigenlijke gemaal verder werkte, werden de resten van de pijp, alsmede het beschadigde betonnen voetstuk weer geheel afgebroken. In 1919 werd de pijp opnieuw opgetrokken, maar door de gevolgen van de Eerste Wereldoorlog wel tegen het dubbele van de oorspronkelijke kosten. In totaal waren de kosten voor het gemaal 2,8 miljoen gulden, bijna een miljoen gulden meer dan begroot. Het gemaal bestaat uit een machinehuis en een ketelhuis haaks daarop. Het machinehuis is gebouwd in een sobere bouwstijl in baksteen, welke ontleend of afgeleid is van de Amsterdamse School. Kenmerkend is de strakke horizontale gevelindeling en het symbolisch beeldhouwwerk. Soberheid voert de boventoon. Het interieur van de machinehal maakt een zeer verzorgde indruk, waarbij vooral de open kap, opgebouwd uit houten en stalen spanten, in het oog springt. Vooral vanaf het water gezien maakt het gemaal een massieve, monumentale indruk.

Het WoudagemaalDetail van het Woudagemaal

Ook de omgeving heeft men aangepakt, want er moest een aanvoerkanaal gegraven worden dat rechtstreeks in verbinding stond met de Friese boezem. Hiertoe legde men het stroomkanaal aan dat uitkwam op de Brekken. Verder verzorgde men de aansluiting op de zeedijk en een strekdam om het uitstromend water te kunnen opvangen. De kolen konden met schepen tot aan het gemaal gebracht worden. Het gemaal heeft een vermogen van 2520 PK en een capaciteit van 4000 kubieke meter water per minuut. Het kan - ter illustratie - in twee etmalen het volledige Sneekermeer (1280 hectare) leegpompen. Per dag kan er ongeveer 6 miljoen kubieke meter water uit de Friese boezem op het IJsselmeer worden geloosd. Oorspronkelijk stonden er in de machinehal zes zogenaamde Pied-boeuf-ketels met Lancashire-onderketels en vlampijpbovenketels. In 1955 werden deze ketels vervangen door vier kolengestookte Werkspoorketels. In 1967 werden deze ketels omgebouwd zodat ze op stookolie konden draaien. Vier tandem-compound stoommachines vormen het hart van het gemaal. Zij draaien al sinds 1920 en bewijzen telkens weer voor welke kwaliteit men destijds heeft gekozen. De stoommachines drijven elk twee centrifugaalpompen aan, waarmee het water wordt uitgeslagen. Op 7 oktober 1920 werd het gemaal officieel in gebruik gesteld door koningin Wilhelmina. Sinds die tijd heeft het gemaal jaar in jaar uit gedraaid, alhoewel niet meer zo vaak als voor 1967, toen was het gemaal gemiddeld 100 dagen per jaar in gebruik. In 1947 kreeg het stoomgemaal de naam Ir. D.F. Woudagemaal, als eerbetoon aan Dirk Wouda, die in dat jaar met pensioen ging. In december 1998 werd het gemaal toegevoegd aan de Werelderfgoedlijst van de UNESCO. Dat is geen wonder omdat het stoomgemaal wellicht een van de grootste ter wereld is en nog in goede en oorspronkelijke staat verkeert. Dat laatste mag ook wel omdat de noodzaak om het gemaal weer onder stoom te kunnen brengen regelmatig terugkeert. Ondanks de bouw in 1967 van het Hooglandgemaal bij Stavoren wordt het stoomgemaal nog regelmatig gebruikt om overtollig boezemwater te lozen. Gemiddeld 15 dagen per jaar wordt het gemaal nu nog onder stoom gebracht. Door gebruik van stookolie is het nadeel van de betrekkelijk lange opstooktijd van 24 uur teruggebracht tot ongeveer 6 uur. 

Verdere leven van Wouda

Na de bouw van het stoomgemaal werkte Wouda verder bij de Provinciale Waterstaat. Hij promoveerde tot hoofdingenieur en hij hield zich bezig met allerlei waterstaatkundige problemen van die tijd in Friesland. Privé moest Wouda in december 1941 het verlies van zijn vrouw Klaziena betreuren. Hij hertrouwde later met Catharina Wilhelmina Johanna Doorenbosch. Hoewel Wouda in 1945 de pensioen-gerechtigde leeftijd van 65 jaar bereikte, bleef hij nog enkele jaren werken. Hieraan waren uiteraard de oorlogsomstandigheden debet. Na zijn feitelijke pensionering in 1947 bleef Dirk Wouda niet stilzitten. Het provinciaal bestuur van Friesland verzocht hem namelijk een verhandeling te schrijven over de hoofdbestanddelen van de afwatering in Friesland in de negentiende en twintigste eeuw. Het resultaat is het lijvige boek "Over de afwatering van Friesland en haar geschiedenis". Maar Wouda had ook tijdens zijn werkbare leven zich niet enkel op zijn werk gericht. Hij heeft met name veel werk geleverd voor het technisch onderwijs in Friesland. Zo werd hij in 1912 gekozen tot secretaris van de Vereniging voor Middelbaar Technisch en Ambachtsonderwijs in Leeuwarden. In 1936 werd hij voorzitter van deze vereniging. Tot 1912 beschikten alleen Haarlem en Dordrecht over een dergelijke onderwijsinrichting. Wouda was ook betrokken bij de bouw van de technische scholen in Leeuwarden.De eerste school in 1915 kreeg de lijfspreuk van Wouda in de gevel: "Wie slagen wil, die slagen kan". Dat Wouda niet alleen op lokaal niveau betrokken was bij het onderwijs blijkt uit het feit dat hij tot zijn 80ste jaar zitting heeft gehad in de landelijke onderwijsraad in Den Haag. Wouda beleefde veel voldoening aan de scholing van jonge mensen, iets wat wellicht te maken heeft gehad met de wijze waarop hijzelf zijn scholing heeft genoten. Wouda was ondanks zijn drukke functie en sociaal-maatschappelijke betrokkenheid een bescheiden en sober mens. Dat bleek uit zijn vrijetijdsbesteding, die bestond uit het genieten van een tochtje in zijn motorbootje door de natuur.

Het grafmonument voor Dirk WoudaHet grafmonument voor Dirk Wouda en zijn gezin.Op 11 juni 1961 overleed Dirk Wouda te Leeuwarden. Zijn stoffelijk overschot werd bijgezet in het graf waar eerder zijn veel te vroeg overleden zoontje Azing en zijn eerste vrouw Klaziena waren begraven. Dit graf bevindt zich op de eerste afdeling van de Oude Stadsbegraafplaats te Leeuwarden. Het graf is gedekt met een eenvoudige staande steen met een plaat ervoor. Gezien het toegepaste materiaal, hooggepolijst zwart graniet is deze steen hier waarschijnlijk pas geplaatst na de dood van Wouda. Het is het enige twintigste eeuwse grafmonument op dit deel van de begraafplaats. De tekst op de steen is sober en vormt wellicht een reflectie op het leven van Wouda, wiens naam voortleeft in een groots monument.

 

Literatuur

  • 'Schoorsteenpijp stoomgemaal in puin door één bliksemstraal'; Jong, Bert de; in: Leeuwarder Courant 14 maart 1998. 

Internet

  • Unesco Werelderfgoed Nederland (geraadpleegd 5 januari 2023)
  • Gegevens omtrent aanwijzing en registratie als rijksmonument op de Kennisbank van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (geraadpleegd 5 januari 2023)
  • Het Woudagemaal (geraadpleegd 5 januari 2023)

 

Header: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort / 14176-57415

 

Aangepast: 05 januari 2023

Nieuw op de website