Skip to main content

Overijssel


Geschreven: 08 november 2009
Aangepast: 26 december 2020
Auteur: Leon Bok en René ten Dam
Categorie: Overijssel

 

De Ommerschans

Tussen Ommen en Avereest lag van oudsher een woest en drassig gebied met daartussen een wat hogere zandrug. Over deze zandrug liep in het verleden een van de toegangswegen naar het noorden van ons land.


Geschreven: 08 november 2009
Aangepast: 24 januari 2022
Auteur: Leon Bok
Categorie: Overijssel

 

De stad Kuinre

Kuinre rond 1560 (kaart van Jacob vanDeventer). Ongeveer ter hoogte van de molen bovenin, liggen nu de drie begraafplaatsen.Kuinre is een klein plaatsje in de uiterste noord-westhoek van Overijssel. In 1385 kreeg het stadsrechten. Gelegen bij de monding van de riviertjes de Linde en de Tjonger aan de Zuiderzee was het een plek die hoge heren aantrok. De bisschop van Utrecht gaf rond 1165 opdracht om bij Kuinre een burcht aan te leggen. Tevens werd een nieuwe monding van de Linde gegraven waarlangs zich de nederzetting Kuinre ontwikkelde. De burcht trok andere krijgsheren aan, zoals de graaf van Holland. Deze verwoestte in 1196 de burcht van de bisschop. De oprukkende zee deed de rest en de burcht verdween. Maar het stadje bleef en werd de hoofdplaats van het graafschap Kuinre. Tot een echte stedelijke ontwikkeling kwam het echter niet. In 1407 werd het graafschap verkocht aan de bisschop van Utrecht. Deze liet in de jaren daarna een nieuwe burcht bouwen voorzien van een stenen blokhuis dat uiteindelijk rond 1535 weer werd afgebroken. In 1575 ontstond aan de zuidzijde van de stad een schans die bijna een eeuw later door Munsterse troepen werd verwoest. In de eerste helft van de achttiende eeuw verdwenen de resten van de schans, net als de eerste burcht, in de almaar oprukkende Zuiderzee.


Geschreven: 01 november 2009
Aangepast: 26 december 2020
Auteur: René ten Dam
Categorie: Overijssel

 

 

De kerk

Kerk van HeemseUit geschiedkundige bronnen is bekend dat in Heemse in 1240 een kerspel bestond. De oudste fundamenten van de huidige kerk kunnen op omstreeks 1300 worden gedateerd. Uit deze vroege periode rest een romaans doopvont uit omstreeks 1200. Ook bezit de kerk nog een fragment van een sarcofaagdeksel dat sinds de 15e eeuw fungeert als nisafdekking boven een lichtspleet aan de noordzijde van de torenverdieping. het deksel bezit een eenvoudige vlakversiering.

Tijdens werkzaamheden in 1936 ontdekte men een zwaar beschadigde priesterzerk, liggend in het middenpad,met het opschrift "Int jaer ons Heren 1525 ... Gheert Moll pastor in Hee(m)se" en de afbeelding van een miskelk.
In 1610 gaat het gebouw over naar het protestantisme. De vloer is in deze periode geplaveid met plavuizen in de paden, gele straatklinkertjes onder de banken en een aantal zerken die op één na door een latere vloer tot 1975 aan het oog ontrokken zijn geweest. Bij de restauratie en uitbreiding van de kerk in 1936 wordt in de kerk een nieuwe houten vloer op hoger niveau aangelegd; de voorziening laat in het koor het oude bestand aan zerken en tegel- en baksteenvloer ongemoeid. In de podiumvloer voor de kansel wordt een grote hardstenen grafsteen, die mogelijk bij het maken van een verwarmingskanaal het veld heeft moeten ruimen, een zichtbare plaats gegeven.

Eén van de weinig overgebleven grafmonumenten op het kerkhofMet de restauratie in het midden van de jaren zeventig worden de gangpaden weer op het niveau van vóór 1936 gelegd, met, als voorheen, grijze plavuizen. Slechts vier zerken blijven zichtbaar; de overige rusten op hun gevonden plaats onder de banken. Hier zullen ze blijven liggen, omdat er geen plaats in de vloer is te vinden waar de goede exemplaren niet aan verdere slijtage onderhevig zijn; het overeind zetten tegen de muur wordt historisch niet juist geacht.

In de kerk ligt waarschijnlijk ook begraven dichteres Clara Feyoena van Sytzama. Kort voor haar dood in 1807 schonk zij de kerk van Heemse een kerkorgel "uit liefde voor de godsdienst".

 


Geschreven: 05 september 2009
Aangepast: 26 december 2020
Auteur: René ten Dam
Categorie: Overijssel

 

Ontstaansgeschiedenis

In de achtste eeuw trok de uit Engeland afkomstige Lebuïnus richting Salland. Hij stichtte eerst een kapel in Wilp, om van daaruit zijn zendingsactiviteit op het noorden te richten. Vervolgens stichtte Lebuïnus een kerk in Deventer. De heidenen staken deze kerk enkele jaren daarna in brand. Kort daarop werd de kerk herbouwd en na zijn dood werd Lebuïnus in deze kerk begraven. Daarna werd de kerk opnieuw verwoest door de heidenen. In 775 zond de Utrechtse bisschop Alberik I de diaken Liudger naar Deventer. Hij begon met de herbouw van de kerk, maar de verwoesting bleek zo grondig te zijn geweest dat de juiste plek van het graf van Lebuïnus niet kon worden terug- gevonden om op die plaats het koor van de nieuwe kerk te bouwen.
In de elfde eeuw liet bisschop Bernold een kolossale romaanse basiliek bouwen. Eén van de zichtbare over- blijfselen is de crypte onder het oostelijke koor. In de loop der eeuwen werden de kerk en Deventer nog door tal van branden geteisterd en werd de kerk steeds verder uit- gebouwd.
Tot 1664 was er een kerkhof rondom de Grote- of Lebuïnuskerk dienst. Daarna werd het geruimd en werd het een plein.

 

Crypte

De crypte is het oudste deel van de kerk. In de crypte staat een sarcofaag die bij opgravingen in 1960 onder de kerkvloer is gevonden. Waarom een crypte gebouwd werd is niet helemaal duidelijk. Crypta is Latijn voor het verborgene en de eerste Christenen bedoelden er de grafkapel in de catacomben mee, waar vaak de begraafplaats van een heilige was. In de romaanse tijd werd de ruimte ook gebruikte voor de verering van relieken, of als begraafplaats van vooraanstaande burgers. De crypte is nog tot de Hervorming gebruikt, vooral met Pasen, omdat het altaar van het H. Kruis er stond. Resten van het altaar zijn nog zichtbaar.

 


Geschreven: 05 september 2009
Aangepast: 26 december 2020
Auteur: René ten Dam
Categorie: Overijssel

 

Geschiedenis

Tot 1664 deed het kerkhof rondom de Grote- of Lebuïnuskerk dienst. Het werd geruimd en tot plein gemaakt. Het kerkhof rondom de Bergkerk daarentegen is tot 1831 in gebruik gebleven, met name voor de minder draagkrachtigen. De gegoede burgerij verkoos zo veel mogelijk een plaats in de kerk. Ter illustratie: tussen 1823 en 1827 werden 87 lijken begraven in de kerk, terwijl in dezelfde periode 821 lijken op het kerkhof van de Bergkerk werden begraven.

In 1827 nam de Deventer Raad het aanleggen van een nieuwe begraafplaats ter hand. Een belangrijke vraagstuk daarbij was hoe het onderhoud en herstel van de kerkvloeren voortaan bekostigd moest worden.

De gemeente Deventer kocht buiten de stadswallen een stuk bouwgrond, in de nabijheid van de plek die dan al eeuwen bekend staat als "de Galgenbelt". De afstand naar de stad mocht niet te groot zijn, aangezien er in die tijd door de meesten te voet werd begraven. De "Hoge Hond" bleek een geschikt stuk bouwgrond (een "hond" was in die tijd een oppervlaktemaat van 100 roeden). In 1831 werd de begraafplaats in gebruik genomen. Er werden 3100 plaatsen uitgezet. De nummers 2501-3100 vormden eerst nog een apart gedeelte voor de rooms-katholieken. Als in 1869 de RK-begraafplaats aan de Ceintuurbaan in gebruik wordt genomen, worden deze graven weer vrijgegeven. In 1894 vond een uitbreiding plaats tot ruim 4100 plaatsen. Deze uitbreiding is uitsluitend gebruikt voor particulier eigen graven.

Gelijk met het in gebruik nemen van de buitenbegraafplaats werd een gedetailleerd reglement ingevoerd. Zo mochten er niet meer dan 6 personen buiten de directe familieleden aanwezig zijn bij de begrafenis. Redevoeringen houden was verboden mits na toestemming "omdat men in die tijd de nadelige gevolgen daarvan niet kan overzien". Verder mocht de opzichter geen tapperijen of drinkgelagen houden. Het gebruik van wijn, bier, sterke drank, pijpen, tabak en koek werd verboden "als te dikwijls aanleiding tot grote ongeregeldheden en vrij wat aanstoot gegeven hebben".

 


Geschreven: 23 juli 2009
Aangepast: 10 januari 2022
Auteur: Leon Bok
Categorie: Overijssel

 

Zerk_pastoor_veehofOnder die titel schreef Jan Wiefker, lid van de Heemkunde Weerselo, in 2006 een pleidooi voor het behoud van de grafzerk van pastoor Veehof. Deze zandstenen zerk dateert waarschijnlijk uit 1830, het jaar dat Veehof stierf. Zijn zerk ligt op het rooms-katholieke kerkhof van Weerselo en is daar het oudste grafmonument. Maar het behoud strekt zich niet alleen uit tot het tastbare. Veehof speelde namelijk een belangrijke rol in Weerselo tijdens de Franse overheersing (1795-1813).

 

Pastoor Veehof

Bernard Johan Veehof werd gedoopt op 4 januari 1769 in Oldenzaal. Hij was de zoon van Gerrit Jan Veehof en Janna Margaretha Hermelink. De kinderen van het gezin konden een goede opleiding genieten. Bernard werd pastoor en zijn jongere broer Michael werd stadsdokter in Oldenzaal. Voordat Veehof de pastoor van Weerselo werd, was hij kapelaan in Haaksbergen. In 1806 kwam hij naar Weerselo waar hij in de roerige dagen van het Franse regime zijn parochie moest leiden. Het waren de nadagen van achterstelling van niet-gereformeerden. Onder de Fransen was er vrijheid van godsdienst, maar in de praktijk leverde dat veel problemen op.


Geschreven: 01 november 2001
Aangepast: 25 februari 2024
Auteur: René ten Dam
Categorie: Overijssel

In 1766 overleed Israël Emanuel, de waarschijnlijke grondvester van de joodse gemeenschap in Hardenberg. Hij werd begraven op een heuvel aan de oever van de Vecht. In die jaren was er nog niet echt sprake van een joodse gemeenschap in Hardenberg en was er ook nog geen eigen begraafplaats. Een geschikte plek werd gevonden op een heuveltje buiten Hardenberg. Het heuveltje aan de oever van de Vecht leek geschikt, want bij het buiten de oevers treden van het riviertje bleef het heuveltje droog en bestond er dus niet het gevaar dat de doden door het wassende water bloot kwamen te liggen.


Geschreven: 27 oktober 2001
Aangepast: 25 februari 2024
Auteur: René ten Dam
Categorie: Overijssel

In het bos van Huize Arnichem, vlak bij Zwolle, ligt een graf met twee staande stenen verscholen. Op de voorste steen staat Arabisch schrift, de achterste steen heeft een Latijns opschrift. Er staat: 'LEPEJOU CUI ET NOMEN APOLLONATUS IN INSULA CELEBES OBIIT 23 JULY 1828' oftewel "Lepejou, die ook Apolloon wordt genoemd, is geboren op het eiland Celebes en is gestorven op 23 juli 1828".


Geschreven: 15 januari 2001
Aangepast: 12 januari 2022
Auteur: René ten Dam
Categorie: Overijssel

 

De begraafplaats Bergklooster vindt zijn oorsprong als de begraafplaats van het Agnietenklooster in 1398. Destijds werden de doden begraven in de Sint-Agneskapel, toen de enige gewijde plek. Het eerste kerkhof werd in 1399 gewijd, deze lag ten noorden van de latere kerk bij de Agneskapel, binnen de omheining van het klooster. In volgende jaren werden meerdere stukken grond gewijd om als begraafplaats te dienen. En naast kloosterlingen kregen ook buurtbewoners uit Haerst en Berkum bij het klooster hun laatste rustplaats. In het klooster leefde Thomas van Kempen, schrijver van 'De Navolging van Christus'. Bij de zij-ingang staat een gedenksteen voor hem.