Religie
* Winschoten 23 februari 1700 - † Midwolda, 20 november 1750
{seog:disable}Wilhelmus Schortinghuis studeerde in Groningen, begon als predikant te Weener (Ost-Friesland) en was van 1734 tot 1750 predikant te Midwolda (Old) in de provincie Groningen, waar hij ook overleed. Onder invloed van een Ostfriese collega werd Schortinghuis in 1724 gewonnen voor de bevindelijke vroomheid die daar bloeide. Een aantal geestelijke gezangen, die poëtisch van geringe betekenis waren, maakten zijn geestelijke ommekeer bij een groter publiek bekend. Deze gezangen werden gebruikt in kringen, ook wel conventikels genoemd, die het vaak niet meer konden vinden in de traditionele kerk, omdat daar ook "onbekeerden" kwamen. De mensen uit die kringen waren overtuigd van hun geloof, hun zelf ervaren vroomheid en hun bekeerd-zijn. In 1738 gaf Schortinghuis voor de belijdeniscatechisanten en "minkundigen" in zijn gemeente het boekwerkje Nodige waarheden in 't herte van een christen uit.
* Rotterdam 23 mei 1866 - † Driebergen 16 maart 1961
"die De Heer heette en de Heer diende "
Al is Johannes de Heer in protestantse kring bekend om de zangbundel die zijn naam draagt, er is van hem wel iets meer te zeggen. Zakenman en evangelist, het laatste vooral als prediker van de Wederkomst van Jezus Christus. De basis voor zijn handelsgeest werd gelegd in de muziekzaak van Lichtenauer en die van Alsbach in zijn geboorteplaats Rotterdam. Daar werd ook zijn belangstelling voor de muziek, die hij als kind al had, verder ontwikkeld.
* nabij Osnabrück (Dui.) 1691 - † Sappemeer 23 januari 1778
Van 1680 tot 1908 was er een Lutherse gemeente in Sappemeer. Van oorsprong bestaande uit "vreemde arbeyderen", die in het begin van de 17e eeuw uit Oost- Friesland, Oldenburg, Lüneburg en Westfalen naar Hoogezand en Sappemeer kwamen om het Sappemeer droog te maken en turf te steken. Begonnen met samenkomsten in "privat-huysen en schuiren", werd in 1686 te Hoogezand een onderkomen gekocht en een proponent (d.i. iemand, die is toegelaten tot de Evangeliebediening, maar nog geen predikant is) aangesteld voor de pastorale arbeid in Hoogezand en Wildervank. In 1707 kreeg Hoogezand haar eerste officiële predikant. Het kerkje echter was zo bouwvallig geworden, dat er iets nieuws moest komen en daartoe verwierf men "een huis met een plaats" te Sappemeer. In 1715 kwam er een nieuwe dominee die zo onmatig dronk, dat hij een afzetting niet heeft afgewacht, maar de eer aan zichzelf gehouden heeft en in 1722 zijn ambt heeft neergelegd. In zijn plaats werd Hermannus Wischer gekozen.
Wischer was in 1691 geboren in de buurt van Osnabrück en deed in 1721 zijn intrede te Sappemeer. Actief als hij was zorgde hij ervoor, dat er al zeer spoedig een nieuwe kerk werd gebouwd tegen de zijkant van de pastorie aan. Zijn pastorale arbeid besloeg naast Sappemeer een groot aantal dorpen en compagnieën rondom Sappemeer. Vele malen werd dominee Wischer ook betrokken in problemen en moeilijkheden, die er in de naburige gemeenten waren. Hij verzorgde diensten tot in de stad Groningen. Als het moest, bijvoorbeeld in de winter als sneeuw en ijs vervoer onmogelijk maakten, ging hij er te voet heen! De Lutherse gemeente Sappemeer was de kleinste Lutherse gemeente in de provincie Groningen. Geen rijke welvarende gemeente, want jaarlijks moest Wischer een beroep doen op de kerkenraad van de Evangelisch-Lutherse gemeente te Amsterdam om financiële steun. Op 12 april 1769 werd Wischer door een zware beroerte getroffen, hij is dan al 47 jaar predikant van de Lutherse gemeente te Sappemeer. Niettemin herstelde hij langzaam en in het voorjaar van 1770, hij is dan 79 jaar oud, hervatte hij volledig zijn werk: preekte twee keer per zondag, gaf drie keer per week catechisatie, bediende weer het Heilig Avondmaal en deed weer huisbezoek in Sappemeer, Kleinemeer en Hoogezand.
Nu werd zijn vrouw, Anna Margreta Wischer- Oijemans, die hem zo goed verzorgd had, ernstig ziek en zou gestorven zijn als, aldus Wischer, "de Barmhertige God, uit gnaden bewogen synde door myne onvermoyde gebeden, sig niet hadde over my en sy ontfermet, en de van den Heer professor Kamper geordonnerte medicynen geseegent, want sy is my na eene siekte van 6 weeken op 't niew van God geschonken worden, genietende nu wederom goede gesontheyd". Financieel stond hij er beroerd voor. Dokter en medicijnen hadden veel gekost. Zijn hoornvee (rundvee) was, op één dier na, gestorven. Bovendien had hij geen leerlingen meer, die hij onderwees in de Humaniora, Grieks en filosofie. Die leerlingen waren predikantenzonen van Sappemeer en Hoogezand en jonkheer Nysing uit Drenthe. Omstreeks 12 augustus 1772 trof hem opnieuw een beroerte. Nu was hij niet slechts beroofd van zijn lichaamskrachten, maar ook van zijn geesteskrachten. Op 23 januari 1778 overleed hij op 86-jarige leeftijd, na 56 jaar de Lutherse gemeente van Sappemeer te hebben gediend. Zijn vrouw verliet al spoedig de pastorie en verhuisde naar Hoogezand, waar zij in 1781 stierf, getroffen door "een Colijk En Swaar verstoptheidt van Lighaam". Ze werden begraven in de grafkelder van de Lutherse kerk te Sappemeer.
Bij de afbraak van de kerk werden de stoffelijke resten van het echtpaar Wischer en een dochter op 24 december 1932 overgebracht naar het kerkhof bij de Koepelkerk te Sappemeer. Dit kerkhof valt onder de Stichting Bijzondere Begraafplaatsen te Hoogezand-Sappemeer. Pas op 10 september 1999 werd daar een grafsteen onthuld, die niet slechts een eerbetoon wilde zijn aan het echtpaar Wischer- Oijemans, maar ook aan alle Sappemeerse Lutheranen die de Lutherse gemeente daar tot 1908 hebben laten voortbestaan.
Vele jaren lang stond in de archieven alleen als vermelding bij het graf: stoffelijke resten Lutherse gemeente. Speurwerk en contacten van Mevr. N. W. de Boer van de Stichting Bijzondere Begraafplaatsen Hoogezand-Sappemeer leidden tot de ontdekking, dat het ging om de stoffelijke resten van dominee Wischer, zijn echtgenote en een dochter. De zwaan, symbool van de Lutheranen, bekroont de zerk.
Literatuur
- Hermannus Wischer (1691-1778) Luthers predikant te Sappemeer, Drs. Th. A. Fafié; Woerden (1999)
* Nijmegen 7 juli 1914 - † Groningen 26 augustus 1980
Meer dan als dominee zal men zich Jan Wit herinneren als dichter, wiens dichtwerk voor een deel is opgenomen in het Liedboek voor de Kerken. Wie de gezangen van zijn hand uit dat Liedboek zingt of leest, ontdekt welke centrale plaats de begrippen “licht” en “zien” hebben ingenomen in zijn liturgisch dichtwerk, zoals:
Het woord dat u ten leven riep
is niet te hoog, is niet te diep
voor mensen die ’t zo traag beamen.
Het is een teken in uw hand,
een licht dat in uw ogen brandt.
Het roept u dag aan dag bij name.
(gezang 7: 1)