Quaglieni, Bruno Ernesto Maria

09 oktober 2016

* Brescia (Italië) 14 november 1900 – † Spa (België) 15 juli 1932

Begraafplaats De Nieuwe Ooster in Amsterdam bevat duizenden grafmonumenten, waaronder zich vele bijzondere exemplaren bevinden.

Aan veel grafmonumenten zit ook een verhaal, vaak over degene die er begraven is of alleen over het grafmonument. Maar er zijn ook grafmonumenten waar aan beide, zowel grafmonument als de begravene, een verhaal zit. Niet altijd zijn die verhalen meteen te vinden. Dat geldt ook voor een grafmonument met daarop een plaquette van een motorrijder met daarbij ook nog de exotisch klinkende naam Quaglieni. Een artikel in het boekje ‘In ’t nokkend wee der ziele welt een traan’ van Meindert Stokroos uit 1992, werpt ook geen licht op wie deze Quaglieni was en hoe zijn graf hier terecht kwam. Op het internet was evenmin iets te vinden, tot voor kort enkele sites wat meer vrijgaven. Het bleek te gaan om Bruno Ernesto Maria Quaglieni, een Italiaanse motorcoureur die hier in Nederland trouwde met een Amsterdamse.

Carrière

Bruno Quaglieni werd geboren in het Italiaanse Brescia. Over zijn jonge leven is niets bekend. Vanaf 1927 tot aan zijn dood is meer bekend. Op 14 juli 1927, 26 jaar oud, trouwde hij in Amsterdam met Clara Petronella Elisabeth Muller (geboren 11 juli 1906), 21 jaar oud. Haar vader, Johan Heinrich Muller, was bakker. Als beroep gaf Bruno op dat hij monteur was. Twee maanden later, in september 1927, beviel Clara van een dochter.
Eind jaren twintig en begin jaren dertig reed Bruno regelmatig wedstrijden op verschillende plaatsen in Nederland. Vanaf mei 1928 duikt de naam Quaglieni op bij allerlei races, die hij in eerste instantie reed op een Raleigh 500 cc. Hij kwam uit als Italiaan en werd ingedeeld bij de ‘nieuwelingen’. Bij de TT van Assen in 1928 viel hij uit. Daarna volgden meer races, waarbij Bruno vaak bij de eerste drie eindigde. Hoewel hij zich had ingeschreven voor de nationale snelheidskampioenschappen in Assen op 11 augustus 1928, was hij niet aanwezig. Volgens de berichten in de kranten werd hij ‘vastgehouden’ in Italië.

Na de winterstop startte in het voorjaar van 1929 het racen weer en Bruno deed aan veel wedstrijden mee, nu niet meer als nieuweling maar als junior. Ook schreef hij zich weer in voor de TT-races in Assen. Helaas wist hij zich niet te klasseren doordat hij meer dan een half uur achter de winnaar binnen kwam. In de zomer reed Bruno op wielerbanen zogenaamde extra-wedstrijden. Deze wedstrijden werden vaak via grote advertenties aangekondigd in de kranten. Favoriet destijds was Hans Herkuleyns maar Bruno werd de ‘durfal’ genoemd vanwege zijn rijstijl.
Advertentie voor races in Groningen (Nieuwsblad van het Noorden 08-07-1930),Advertentie voor races in Groningen
(Nieuwsblad van het Noorden 08-07-1930).
In mei 1930 begon Bruno het seizoen op een nieuwe motor, een Rudge Whitworth 250 cc. Na verschillende wedstrijden in het land, reed Bruno op 5 juli weer mee in de TT te Assen. Ondanks zijn achtste plaats, eindigde hij als beste Nederlander. Daarmee mocht Bruno zich Nederlands kampioen in de 250 cc-klasse noemen wat verwarrend lijkt omdat hij nog steeds de Italiaanse nationaliteit had. Maar het feit dat hij in Amsterdam woonde, telde. Deze zege bracht met zich dat hij daarna vaak als eerste werd genoemd op affiches en in advertenties voor wedstrijden.

Foto van Quaglieni (links) in het Nieuwsblad van het Noorden van 14 juli 1930.Foto van Quaglieni (links) in het Nieuwsblad van het Noorden
van 14 juli 1930.
Op 9 augustus was Bruno aan het trainen op de stadionbaan in Amsterdam, toen hij bij een snelheid van 110 kilometer per uur de macht over het stuur verloor. Hoewel motor en rijder een flinke schuiver maakten, was er niets aan de hand en Bruno zat al snel weer op de motor voor de volgende rondjes. In die tijd vielen er regelmatig gewonden en zelfs doden bij de races. In Amsterdam verongelukte woensdag 10 september de coureur Helders. Daarmee had Bruno net daarvoor nog een race gereden.

In februari 1931 kreeg Bruno een zoon, waarmee hij nu twee kinderen had. Van het motorracen alleen kon hij niet leven, zeker niet in de wintermaanden. In maart 1931 opende hij een reparatiewerkplaats voor motoren aan de Govert Flinckstraat 412 in Amsterdam. Volgens een advertentie was de werkplaats gespecialiseerd in het merk ‘Ariël’. Daarvoor was Bruno werkzaam geweest als chef-mecanicien bij de Haagsche Automobiel Mij. In 1931 reed Bruno ook op een Ariël, nog steeds een 250 cc. Bij de TT viel hij niet in de prijzen doordat hij in de achtste ronde moest opgeven. Daarna draaide hij weer regelmatig zijn rondjes op stadionbanen door het hele land, met wisselend succes.

Het ongeluk

In 1932 reed Bruno op een Moto Guzzi. Bij de TT van dat jaar kwam hij niet verder dan de 7de plaats. Hierna schreef hij zich in voor de Belgische Grand Prix die op zondag 17 juli verreden zou worden op het racecircuit van Francorchamps. De vrijdag ervoor, 15 juli 1932, waren er de hele dag trainingen op het circuit verreden waaraan ook Bruno had deelgenomen. Tegen de avond was het circuit dat bestond uit openbare wegen, weer voor het gewone verkeer opengesteld. Vanaf dat moment was er een race-verbod ingesteld. Bruno reed toen echter nog op het circuit. Rond kwart voor zes was de - pas die middag gearriveerde - Duitser Robby Jecker net de baan opgegaan om toch nog even een trainingsronde te rijden. Bij het nemen van de beroemde bocht Eau Rouge botste hij met hoge snelheid op de Moto Guzzi van Bruno die in tegenovergestelde richting op het circuit reed. De klap moet enorm zijn geweest. Beide coureurs werden meters weggeslingerd terwijl motor en kleding van Bruno in brand vlogen. De vlammen werden door een toegesnelde toeschouwer snel gedoofd maar Bruno was al overleden. Zijn schedel bleek ‘gekloofd’, zoals sommige kranten het de volgende dag berichten. De Duitser had inwendige kneuzingen en werd zwaargewond overgebracht naar het ziekenhuis waar hij dezelfde dag nog overleed. De verdere trainingen werden gestaakt en er werd onmiddellijk een onderzoek ingesteld naar de toedracht. De uitslag van het onderzoek is nooit in de kranten bekend gemaakt. Wel werd geschreven dat beide coureurs het race-verbod hadden overtreden. De reden waarom Bruno de verkeerde kant opreed, is nooit verklaard. Misschien dacht hij dat de baan nu weer voor het gewone verkeer geopend was en dat er niemand meer trainde.

Voorstelling van Bruno Quaglieni rijdend op zijn motor (detail van grafmonument)Voorstelling van Bruno Quaglieni rijdend op zijn motor (detail van grafmonument).Begrafenis

Volgens de gegevens van de begraafplaats werd Bruno op 2 november 1932 begraven op de Nieuwe Ooster op vak 62. Waarom er drie maanden tussen het overlijden en de begrafenis zat, is niet bekend. Dat Bruno in Amsterdam, op De Nieuwe Ooster begraven werd, komt door zijn vrouw. Clara kocht het graf, zoals blijkt uit de administratie van de begraafplaats. In 1949 heeft Clara haar vader in het graf laten bijzetten en in 1971 haar moeder. Na het overlijden van de laatste werd haar naam op de steen opgenomen, in opdracht van Clara. Daartoe is het stuk kunststeen onder de tekst voor Bruno vernieuwd en voorzien van een tekst wat ook te zien is op een foto uit de jaren zeventig. Het vreemde is echter dat anno 2016 alleen nog de naam van Bruno te zien is op het grafmonument. Het lijkt alsof de kunststeen wederom vernieuwd is. Daarvan zijn echter geen gegevens bekend.

Het grafmonument niet lang na 1971 met de tekst voor Bruno's schoonmoeder.Het grafmonument niet lang na 1971 met de tekst voor Bruno's schoonmoeder.Clara had bij het trouwen haar Nederlanderschap moeten opgegeven, wat betekent dat Bruno al die tijd Italiaans burger is gebleven. In juli 1933 kreeg Clara haar Nederlanderschap weer terug. Jaren later is Clara hertrouwd, maar er is verder niets te vinden over haar. Ze stierf in 1982 waarna het graf overgeschreven werd op een familielid. Waar Clara begraven is, blijft vooralsnog een raadsel.

Grafmonument

Over het grafmonument van Quaglieni schreef Meindert Stokroos in 1992 al dat het een niet alledaagse verschijning was op De Nieuwe Ooster. Feitelijk niet alleen voor De Nieuwe Ooster maar eigenlijk voor heel Nederland. Op het hoofdeind van het graf is een grote kunststenen stèle geplaatst met daarvoor een zerk op roef. Het geheel is omgeven door fraai gedecoreerde posten met kettingen ertussen. Daarmee is het uitzonderlijke eigenlijk nog niet beschreven want dat zit ‘m vooral in de uitvoering van de posten. Die zijn gemaakt in de vorm van fasces die de lictoren (dienaren) in het oude Rome droegen. Deze fasces waren feitelijk olmen- of berkentakken, gebundeld rondom een bijl en deze symboliseren van oudsher gezag. In het licht van de fascistische staat die Mussolini op dat moment in Italië had gevestigd met al zijn symboliek op zich geen bijzonderheid. Maar dit monument staat in Nederland, waar we niet direct een tweede voorbeeld kennen. Wat Bruno’s betrokkenheid bij het fascisme was, is niet bekend. Mogelijk was het symbool op dat moment zo alledaags dat het zonder veel nadenken ook toegepast is bij het graf van deze Italiaan. Het is waarschijnlijk het enige grafmonument in Nederland dat een dergelijk symbool uit deze tijd draagt. Voordien werden fasces ook wel op klassieke monumenten opgenomen, als verwijzing naar het oude Rome.

Detail van de stèle.Op de hoge stèle is helemaal bovenin een Latijns kruis opgenomen met daarin de tekst ‘Familie Graf’. Daar weer onder is centraal een metalen plaquette opgenomen met de eerdergenoemde motorrijder. De suggestie van beweging en snelheid zijn fraai uitgebeeld. De plaquette wordt geflankeerd door palmtakken met daaronder de naam Quaglieni. De tekst op het monument is niet ingeschilderd, maar ingelegd. De tekst op de zerk is gesteld in het Italiaans en luidt in vertaling als volgt:

Hier rust
Bruno Quaglieni
Geboren in Brescia
14 nov 1900
Overleden in Spa
15 juli 1932

Hierna volgt in het Italiaans: LA VED ED ILENERRI FIOLI POSERO, wat naar alle waarschijnlijkheid een niet complete tekst is. Een dergelijke tekst komt vaker voor op grafstenen in Italië en betekent zoveel als: 'De weduwe en de lieve kinderen legden (zich) neer'. Maar erg duidelijk is de tekst niet. Het kan zijn dat een deel ontbreekt. Overigens bevatte het grafmonument ooit ook nog een grafvaas maar die was al in de jaren zestig van de twintigste-eeuw zo slecht dat deze verwijderd is.

Literatuur:

  • Stokroos, Meindert; ‘In ‘t nokkend wee der ziele welt een traan’. Oude graftekens op de Nieuwe Oosterbegraafplaats, Amsterdam 1992
  • Archief De Nieuwe Ooster
  • Diverse krantenartikelen uit de periode 1927-1932 via Delpher.

Internet:

 

Met dank aan Fabio Bortolazzi voor de vertaling en aan Mischa Smeding voor haar hulp ten aanzien van de administratieve gegevens.

Aangepast: 13 maart 2024

Nieuw op de website


Kollum – Protestants kerkhof

16 maart 2024
~Fryslân

Jacobs, Aletta

07 maart 2024
~Maatschappij

Als bloemen bij het graf - Rolde

07 maart 2024
~Als bloemen bij het graf

Lobith - Katholieke kerkhof

12 februari 2024
~Gelderland