Zuid-Holland
Niet ver van de verkeersdrukte van de Van Brienenoordbrug is de Joodse begraafplaats aan het Toepad in de Rotterdamse wijk Kralingen een oase van rust. Aan twee kanten ingeklemd tussen volkstuintjes en zelf rijkelijk begroeid met dennenbomen, berken en kastanjes verlaat je hier de chaotische stedelijke omgeving. Je stapt in de rijke en verdrietige geschiedenis van de Joodse gemeenschap in Rotterdam. Verweerde grafmonumenten van honderd jaar en ouder vertellen over de opkomst en voorspoed van de Joden in de stad. Op grafstenen weergegeven plaatsnamen, zoals Auschwitz en Sobibor, confronteren de bezoeker met de bijna-vernietiging van de Joden in de stad. De ruim twee voetbalvelden grote begraafplaats is niet druk bezocht en het merendeel van de graven ligt er vergeten bij. Voor de geïnteresseerde in funerair erfgoed en de Holocaust is er echter ontzettend veel om bij stil te staan.
In de negentiende eeuw leefden meerdere Joodse gezinnen verspreid over verschillende dorpen en steden op het Zuid-Hollandse eiland Voorne-Putten. De eerste Jood had zich in de zeventiende eeuw in de stad Brielle gevestigd. Hij vertrok echter in 1700 met onbekende bestemming. In de achttiende eeuw nam het aantal Joden op het eiland toe en geleidelijk ontstond een Joodse gemeenschap met Geervliet en Heenvliet als middelpunt.
Den Haag kent meerdere begraafplaatsen waar slachtoffers uit de Eerste Wereldoorlog hun laatste rustplaats hebben. Op een steenworp afstand van de gemeentelijke begraafplaats Kerkhoflaan waar 55 slachtoffers liggen begraven, bevindt zich de katholieke begraafplaats St. Petrus Banden. Hier liggen drie Britse slachtoffers uit de Eerste Wereldoorlog.
Over in het oog lopende en bijzondere begraafplaatsen wordt veel geschreven. Zo verscheen begin 2020 een boekje over de gemeentelijke begraafplaats Emaus in Vlaardingen. De geschiedenis van Emaus begon echter niet bij de algemene begraafplaats, maar bij de naastgelegen katholieke begraafplaats die inmiddels is opgegaan in de gemeentelijke begraafplaats. Dat verhaal is zeker een boek waard.
Het dorp Katwijk aan Zee stond al vroeg bekend om zijn visserij en binnenvaart. Via de Oude Rijn was niet alleen Leiden snel te bereiken, maar ook Den Haag en Amsterdam. In 1793 werd net buiten het dorp een zogenaamde buitenbegraafplaats aangelegd. Daarmee liep Katwijk vooruit op de latere ontwikkelingen. Halverwege de achttiende eeuw werd op last van Carolus Boers, de Schout en Baljuw van de beide Catwijcken en 't Sandtaan, een stuk grond aan de zuidoostzijde van het dorp in pacht gegeven aan de Kerkelijke gemeente van Katwijk aan Zee. Dit stuk grond werd bestemd voor de aanleg van een begraafplaats.
Schoonhoven ontstond op een gunstige plaats langs de rivier de Lek bij een dam in de veenstroom de Zevender. Begin dertiende eeuw werd aan de Lekzijde al een haven aangelegd en rond 1250 verrees er bij de dam een kasteel. Al vroeg werd er ook begraven bij de kerk die bij de haven werd gebouwd. De nederzetting was strategisch gelegen, groeide snel en kreeg al vroeg stadsrechten. Dit was ook de aanleiding voor de aanleg van vestingwerken.
Het dorp Lekkerkerk is in de middeleeuwen ontstaan op een oeverwal langs de Lek. Het dorp werd voor het eerst vermeld in de dertiende eeuw maar de kerk is mogelijk ouder.
Weinigen zullen weten dat de wereldberoemde Chileense dichter en Nobelprijswinnaar Pablo Neruda in 1930 met de Nederlandse Maria Hagenaar trouwde.
'Ik heb een Creoolse ontmoet, dat wil zeggen, een Nederlandse met een paar druppels Maleis bloed. Een lange, zachte vrouw, volkomen vreemd aan de wereld van de kunsten en de letteren.'
De naam Krimpen komt het eerst in geschriften voor in 1277. Zoals met zoveel gehuchten werd in de loop der tijd de naam op uiteenlopende wijzen geschreven waarvan’ Tingenijssel’ ten opzichte van de huidige naam toch wel enige vraagtekens oproept.
Niet alle kerkhoven in Nederland werden in 1829 gesloten voor begraving. Nog honderden van dergelijke begraafplaatsen bleven in gebruik. Sommige slechts voor korte tijd, andere zijn tot op de dag van vandaag in gebruik. Het oude kerkhof van de hervormde gemeente van Nieuw-Lekkerland werd in 1828 nog eens vergroot aan de oostzijde. Maar deze uitbreiding voldeed slecht omdat de Lek voor toenemende overlast zorgde. Er diende dus een andere begraafplaats te komen, zeker ook omdat de kerk te klein was geworden. Uitbreiding was alleen mogelijk ten koste van de begraafplaats. In 1843 werd een oplossing gevonden in de vorm van een terrein van 750 vierkante meter, gelegen ten westen van het dorp. De gemeente kocht het terrein voor het bedrag van 225 gulden. Het binnendijkse terrein werd opgehoogd en voorzien van een 'lokaaltje voor de opneming van drenkelingen of dood gevonden personen'. Het oude kerkhof werd in 1845 gesloten. De nieuwe begraafplaats was echter geen lang leven beschoren. Het terrein was te klein, zeker gezien de toename van de bevolking. Om die reden had de gemeente al in 1860 het voornemen om een grotere begraafplaats aan te leggen. De lokatie voor die begraafplaats vond men in 1863 ten oosten van de kerk. Het noodbegraafplaatsje fungeerde nog tot 1864, toen de nieuwe begraafplaats in gebruik kon worden genomen. Dat is op zich allemaal niet zo bijzonder, wel de locatie die men voor de nieuwe begraafplaats koos. De begraafplaats werd namelijk buitendijks aangelegd.