Het is een bekend gegeven dat grafdichten rouleren. Op verschillende begraafplaatsen ontdek je identieke grafdichten, of grafdichten, die op onderdelen zijn aangepast aan de levensgeschiedenis van een overledene.
Een en ander kan ook voorkomen op dezelfde begraafplaats, zoals op de begraafplaats Oosterse Es te Appelscha.
Jeen Pieters Stoker was 23 jaar, toen hij overleed in 1908.
Het grafdicht is toespitst op zijn jeugdige leeftijd:
Bouw niet op jeugd noch
frissche leên
Op beide mocht hij zich
beroemen,
Die sluimert onder
deze steen;
De schoonste zijn de
teêrste bloemen.
Luitzen Dijkstra was 50 jaar, toen hij stierf in 1937.
Dit grafdicht, dat sterke gelijkenis vertoont met het grafdicht op de stèle van Jeen Pieters Stoker, verwijst ongetwijfeld naar zijn dagelijkse bezigheden. Zand en verse leem zullen daarbij een wezenlijk bestanddeel hebben gevormd:
Bouw niet op zand, noch
verse leem,
In beide mogt hij zich
beroemen,
Die begraven ligt voor
deze steen.
Wij schenen sterk en
ach, wij vliegen heen.
Zouden zijn werkzaamheden in de bouw aanleiding zijn geweest tot de exacte plaatsbepaling van het stoffelijk overschot, zoals verwoord in het grafdicht: die ligt begraven voor deze steen?