Skip to main content

Als bloemen bij het graf - Peize

21 oktober 2023

Hendrik Willem Hoving Veith

11 juli 1823 – 9 oktober 1850

Hendrik Willem Hoving Veith werd geboren te Jemgum in Ostfriesland (Duitsland) en overleed op jonge leeftijd, 27 jaar, te Peize. Hij was enig kind van Frederik Veith en Maria Hoving. Tussen zijn vader en moeder ligt hij begraven op de begraafplaats aan de Oude Velddijk te Peize. De drie zerken zijn omgeven door een hekwerk, zoals we die vaker aantreffen op begraafplaatsen. De zerken zelf zijn fraai bewerkt en voorzien van een wapenschild. Omcirkeld door de slang, die in zijn staart bijt, de ouroboros, lezen we de namen, de jaartallen en de plaatsen van geboorte en overlijden. Symbolisch staat deze slang, door het periodiek afwerpen van de huid, voor de cirkelgang van dood en wedergeboorte. Het is geen typisch christelijk symbool en van oudere datum. Het christelijk getuigenis vinden we op de zerken in de teksten onder de personalia.

Grafmonument Maria Hoving

Op de zerk van Maria Hoving, de moeder van Hendrik Willem, overleden op 6 september 1854 lezen we:

Zalig zijn
de dooden,
die in den
Heere sterven.

Grafmonument Frederik VeithGrafmonument Frederik Veith

Het zijn woorden uit Openbaring 14 vers 13, waarvan het vervolg van de tekst op de zerk van Frederik Veith, zijn vader, overleden op 8 november 1872, is aangebracht:

Onze vriend slaapt;
zijne werken volgen
hem na.

Het eerste gedeelte van die tekst op deze zerk doet denken aan wat Jezus sprak in de geschiedenis van de opwekking van Lazarus in Johannes 11 toen Hij zei: “Onze vriend Lazarus is ingeslapen…..”, het tweede deel van de tekst op de zerk is het vervolg van Openbaring 14 vers 13, dat we aantroffen op de zerk van Maria Veith-Hoving.

Grafmonument Hendrik WIllemGrafmonument Hendrik WIllem

Op de zerk van Hendrik Willem, die overleed op 9 oktober 1850, hebben de ouders een grafdicht laten aanbrengen:

Slaap dierbare Zoon den zoeten slaap der vromen
In d’ enge kluis van ‘s aardrijks killen schoot.
Ja sluimer zacht schoon onze tranen stroomen
Uit bitt’ren rouw, wijl gij ons hier ontvloodt.

Maar éénmaal toch, dat is ons vast vertrouwen
Dat is een troost, een balsem voor ons hart:
Maar éénmaal zullen we U, dierbare Zoon! aanschouwen,
In ‘t eind’loos licht, waar ramp noch dood ons smart.

Van het diepe verdriet van de ouders om het verlies van hun enig kind worden we deelgenoot in het eerste deel. In het tweede deel leggen ze getuigenis af van de verwachting die ze hebben op grond van hun geloof. Getuige de teksten op de zerken mogen we wel stellen dat het Bijbelboek Openbaring een voorname plaats heeft ingenomen. Troost zullen ze hebben gevonden in Openbaring 21, waar gesproken wordt van “God, die alle tranen van hun ogen zal afwissen, en de dood zal niet meer zijn, ook geen rouw, jammerklacht of moeite zal er meer zijn”.

Wie zoekt in de Nederlandse familienamenbank komt tot de ontdekking, dat de familienaam Veith in ons land heel weinig voor komt. Richten we onze blik op Ostfriesland, met name op het gebied in en om Emden, dan treffen we de naam daar veelvuldig aan. Van Frederik Veith weten we, dat hij op 10 juni 1797 geboren is te Bonda (=Bunde) en er landbouwer was. Zijn echtgenote Maria Hoving is geboren op 30 november 1793 te Groningen als dochter van Mr. Hendrik Willem Hoving, die enige jaren Schout was van de gemeente Bedum en van 1825 tot zijn overlijden in 1826 Griffier van de Staten van de Provincie Groningen.

Op zeker moment komen we Frederik Veith tegen als beëdigd Ontvanger van ’s Rijks- belastingen voor Peize en Eelde in het Arrondissement Assen. Een bemiddeld man, woonachtig in Eelde, die in 1841 het buiten Edenlust te Peize koopt en daar ook gaat wonen. Uit zijn testament blijkt hij ook de eigenaar te zijn van drieëndertig hectare land in het Groningse Zeerijp, waarvan de pachtopbrengsten bij zijn overlijden gelegateerd worden aan de Diaconie van de Hervormde Gemeente Peize, met de verplichting de graven van zijn vrouw, hun zoon en dat van hem zelf in een behoorlijke staat te onderhouden.

Op de zoektocht naar de naam Veith beland je zomaar in een stuk vaderlandse- en kerkgeschiedenis en besef je dat grenzen in die tijd een beperkt begrip zijn. Je ziet het op de kerkhoven van de verschillende plaatsen in Ost-Friesland, waar Nederlandse familienamen ruimschoots vertegenwoordigd zijn. Het voert ons terug naar de tijd van de 80-jarige oorlog, toen protestanten hier te lande op de vlucht gingen en voor een groot deel terecht kwamen in Emden. In de laatste drie decennia van de zestiende eeuw waren dat er zo’n 6.000. Grote invloed in Emden had de Nederlandse calvinistische predikant Menso Alting. In 1571 werd er de eerste synode van de Nederlandse Hervormde Kerk gehouden.

De geboorteplaats Jemgum van Hendrik Willem roept beelden op van een slag in de 80-jarige oorlog. Na de succesvolle overwininning in de Slag bij Heiligerlee op 23 mei 1568, waarbij graaf Adolf van Nassau sneuvelde, leed het Nederlandse leger op 21 juli 1568 echter een nederlaag in de slag bij Jemmingen (=Jemgum), met 7.000 gesneuvelden aan Nederlandse zijde, terwijl graaf Lodewijk van Nassau ternauwernood kon ontsnappen. Van zes buitgemaakte en omgesmolten kanonnen liet Alva een standbeeld van zichzelf maken, dat hij liet het plaatsen in Antwerpen, waar het tot 1576 heeft gestaan.

Aangepast: 28 februari 2024