Skip to main content

Amsterdam - De Nieuwe Ooster

07 augustus 2009

 

In Amsterdam ligt een van de grotere begraafplaatsen van Nederland. Ondanks het voorvoegsel 'nieuw' dateert de begraafplaats uit 1894. De naam suggereert ook dat er een oude oosterbegraafplaats is geweest in Amsterdam. Die lag op de plaats waar nu het Koninklijk Instituut voor de Tropen staat. De ingang lag tegenover de oude Muiderpoort. Op de nieuwe begraafplaats herinneren enkele tientallen grafmonumenten van de oude begraafplaats nog aan de voorganger.

In het midden van de Watergraafsmeer zou de nieuwe begraafplaats komen. De oude Ooster ligt in de linker bovenhoek. (Kaart afkomstig van www.atlas1868.nl)Nadat alle gemeenten in Nederland in 1829 hun lijkbezorging anders dienden in te richten, leverde dat voor Amsterdam nogal wat problemen op. Geschikte terreinen waren nauwelijks te vinden rond de stad, of men moest die zoeken buiten de gemeentegrenzen. Het duurde daarom tot 1860 voordat Amsterdam haar eerste algemene begraafplaats kreeg. Dit was de Westerbegraafplaats die ter hoogte van de huidige Westzaanstraat werd aangelegd. In 1866 werd de Oosterbegraafplaats geopend. Door de explosieve groei van Amsterdam in de tweede helft van de negentiende eeuw waren deze begraafplaatsen al snel te klein en ruimte voor uitbreiding was er niet. Iets meer dan twintig jaar na opening van de Ooster- en Westerbegraafplaats moest de gemeente Amsterdam al weer uitzien naar nieuwe begraafplaatsen. In het westen werd aan de Hemweg een plek voor de nieuwe Westerbegraafplaats gevonden. Deze werd in 1894 geopend. De begraafplaats heeft echter niet lang bestaan omdat ze nogal afgelegen lag en niet gemakkelijk bereikbaar was. De nieuwe Oosterbegraafplaats die in hetzelfde jaar werd geopend, was gemakkelijker bereikbaar en ook aantrekkelijker gelegen. 

De locatie

In 1887 en 1888 kocht de gemeente verschillende percelen, ter grootte van ongeveer 16 hectare in de gemeente Watergraafsmeer. Het terrein was gelegen ten zuiden van de kruising van de Kruislaan en de Middenlaan. In de omgeving was nog voldoende ruimte voor uitbreiding. Eerder was op deze plek de aanleg van een particuliere begraafplaats mislukt.
De gemeente Watergraafsmeer was feitelijk het in 1629 drooggemalen Diemermeer. Door het droogmaken van het meer had de stad Amsterdam weer een gevaar minder te duchten want het meer breidde zich steeds verder uit. Na ingebruikname van de polder werd er in eerste instantie vooral veeteelt en landbouw bedreven maar in de loop van de zeventiende eeuw kregen steeds meer Amsterdammers in de gaten dat er hier een ideale plek lag om hun pleziertuin of buitenplaats te bouwen. In de loop van de achttiende eeuw werden veel van die buitenplaatsen echter weer verkocht en werd de Watergraafsmeer een gebied van tuinders. Toen de gemeente Amsterdam het oog liet vallen op dit gebied voor haar nieuwe begraafplaats lag het land lager dan waar ook in de omgeving van Amsterdam. Nabij het terrein lag de buitenplaats Roosenburgh en enkele boerderijen. 

Aanloop tot ingebruikname

Het perceel dat was aangekocht was een langgerekt, rechthoekig kavel dat gebruikt werd als weidegrond. In 1888 werd begonnen om rondom het perceel kaden aan te leggen nadat eerste een brede sloot was uitgegraven. Vervolgens werd het hele terrein ongeveer tweeënhalve meter opgehoogd. In oktober 1889 was dit werk gereed. Ondertussen had de gemeente Amsterdam een prijsvraag uitgeschreven voor de aanleg van de begraafplaats. Het was een zogenaamde 'besloten' prijsvraag waarbij enkele tuinarchitecten werden uitgenodigd om hun ontwerp voor de aanleg in te dienen. De opdracht die de tuinarchitecten meekregen was een ontwerp te maken voor een begraafplaats als landelijk park. Van de uitgenodigde partijen leverden alleen L.A. Springer (1855 - 1940) en H. Copijn (1842 - 1923) hun ontwerpen in. In december 1889 spraken B&W de voorkeur uit voor het plan van Springer.
Het ontwerp dat Springer had gemaakt naar aanleiding van de opdracht was eenvoudig, zonder overdreven pracht en praal. Hoogteverschillen waren in het plan nauwelijks aanwezig en stonden alleen maar ten dienste om de gebouwen beter te laten uitkomen. Springer situeerde de hoofdtoegang aan de Kruislaan. Wel koos hij voor een punt dat relatief dicht bij de Middenweg lag en niet in het midden van de aanleg. Vanaf de Middenweg zouden immers de meeste bezoekers en rouwstoeten komen.

De 'Oosterbegraafplaats' begin twintigste eeuw (collectie René ten Dam)Bij de hoofdtoegang werden de dienstwoningen (links) en de doodgraverswoning (rechts), later directeurswoning, geprojecteerd. Recht tegenover de ingang, aan de hoofdas, was plaats voor een aula. Links hiervan werd plaats gemaakt voor een lijkenhuis en rechts van de aula was een barenloods gepland. Alle gebouwen werden in juli 1892 aanbesteed. De ontwerpen van alle gebouwen waren van de hand van de stadsarchitect A.W. Weissman (1858-1923). Weissman was ook de architect van het Stedelijk Museum dat hij niet lang na de gebouwen op de Oosterbegraafplaats ontwierp. Alle gebouwen werden uitgevoerd in rode 'verblendsteen' (holle strengperssteen die fabrieksmatig vervaardigd werd) met hardstenen ornamenten onder met leien gedekte zadel- en schilddaken in een eclectische trant die het best vergeleken kan worden met neo-Hollandse-renaissance stijl. Ook de grote toegangspoort vanaf de Kruislaan naar de begraafplaats werd ontworpen door Weissman. De poort bestaat uit vier rechthoekige pijlers die zijn opgetrokken in dezelfde steen als de achterliggende gebouwen. Deze zijn geplaatst op een hoge hardstenen plint en voorzien van ezelsrugafdekking en reliëfs met florale motieven.

De toegangspoort, ontworpen door A.W. Weissman.De poort wordt afgesloten met sierlijk gesmede hekken, waarvan de middelste de hoofdtoegang vormt. Deze is dan ook hoger dan de zijhekken en uitgevoerd als dubbelhek. Aansluitend op de buitenpijlers is een gebogen borstwering gemetseld, afgedekt met hardstenen platen. Een brug overkluist het water langs de Kruislaan.

Het ontwerp van Springer werd in 1890 verder uitgewerkt en aan het eind van dat jaar werd begonnen met de aanleg. De begraafplaats werd door Springer ontworpen als een landschappelijk park in een gemengde stijl met een hiërarchisch stelstel van slingerende paden, waarbinnen meer formele onderdelen en een centrale as vanaf de westelijk gelegen entree. Springer koos voor een beplanting met boom- en heestergroepen en laanbeplanting langs de geometrische delen. Deze beplanting speelde in het ontwerp van de aanleg een belangrijke rol. In het ontwerp was een stelsel van zichtrelaties herkenbaar, waarin de gebouwen van de begraafplaats een prominente rol kregen. In het ontwerp had Springer op het zuidelijke deel van de begraafplaats zelfs een mausoleum gepland waarin een crematorium en columbarium waren opgenomen. Augustus 1891 was het plan zover klaar dat er geplant kon gaan worden. De grafuitgifte, later vastgelegd in een 'Verdeeling der Grafruimten', werd ondergeschikt gemaakt aan de landschappelijke aanleg. De belangrijke grafmonumenten, die uit de hoogste klasse, dienden langs het hoofdpadenstelsel te komen, onder bomen of tegen een achtergrond van heesters en boomgroepen geplaatst te worden. De overige, lagere klassen, werden op de grote grafvelden geplaatst die Springer het liefst zo min mogelijk ingevuld zag. Tussenliggende klassen kwamen op kleinere grafvelden langs de randen van de begraafplaatsen. In de zomer van 1891 werd afgezien van de bouw van het mausoleum, waarna Springer een alternatieve invulling maakte voor dit stuk. Door middel van beplanting, een subtiel hoogteverschil en de ligging van de graven werd de plaats van het mausoleum toch nog enigszins herkenbaar gemaakt. 

Ingebruikname Nieuwe Oosterbegraafplaats en eerste uitbreiding

Op 1 mei 1894 werd de begraafplaats in gebruik genomen. Al na enige tijd werd duidelijk dat de door Springer opgezette grafindeling niet helemaal de ontwikkelingen in e grafcultuur van die tijd volgde. Op de velden waar Springer liever geen grafmonumenten had gezien, kwamen juist steeds meer monumenten en beplanting. Daarnaast werden enkele velden opgewaardeerd in klasse waardoor het uiterlijk veranderde. Ook werd voor de lagere klassen het graf-aan-grafprincipe losgelaten opdat alle graven via een pad bereikbaar waren. Verder bleek al in 1911 een zekere mate van ruimtegebrek op te treden. Om daaraan tegemoet te komen werden op de velden met hogere klassen graven oorspronkelijke sierperken en groenstroken opgeofferd voor graven. Het oorspronkelijke ontwerp van Springer werd dus ingehaald door de werkelijkheid. Die werkelijkheid zou dan ook voor de eerste uitbreiding een belangrijkere maatstaf zijn dan bij het originele ontwerp.

In 1914 kocht de gemeente de buitenplaats Roosenburgh aan die ten zuid-oosten van de begraafplaats lag. Daarmee kon weer 8 hectare bij de begraafplaats gevoegd worden. Op het aangekochte terrein stonden op dat moment nog een huis en een koetshuis in een ruime tuin. Wederom werd Springer gevraagd om een ontwerp te leveren waarmee de begraafplaats uitgebreid kon worden. Vanaf eind 1914 maakte Springer verschillende ontwerpen, alle passend bij de eerste aanleg en weer in de Gemengde Stijl. In 1916 en 1917 werd het ontwerp uitgevoerd en op 1 mei 1917 kon het nieuwe deel in gebruik worden genomen.
Het nieuwe gedeelte was met name bedoeld voor goedkope graven. Qua ontwerp was het een logisch vervolg op het origineel, dat door de uitbreiding nauwelijks aangetast werd. De assen werden vanuit de eerste aanleg doorgetrokken waardoor deze meer nadruk kregen in de plattegrond. Verder werden dezelfde soort beplanting en structuur gehanteerd, maar de uitwerking was nogal verschillend. De grafvelden en structuur werden efficiënter ingericht, er was minder ruimte voor decoratieve elementen of rustpunten. De economische motieven waren groter en de vraag naar meer grafruimte bepaalde dat het ontwerp wat formeler overkwam.
Naast deze forse uitbreiding werden ook verschillende gebouwen op de begraafplaats aangepast, werd een nieuw lijkenhuis gebouwd en een zeshoekig wachthuisje.

Op 1 januari 1921 werd de gemeente Watergraafsmeer geannexeerd door Amsterdam. Een van de gevolgen daarvan was dat de Middenweg werd aangepakt. De sloot tussen de begraafplaats en de Middenweg werd gedempt en er werd een terreinafscheiding gebouwd. Het hekwerk werd uitgevoerd in beton. Op een hoge betonnen voetmuur werd tussen de hekpijlers een ijzeren hekwerk aangebracht dat zeer sober uitgevoerd werd. 

Tweede uitbreiding

In 1927 kwam er binnen de gemeente een discussie op gang over een volgende uitbreiding van De Nieuwe Ooster. Tegelijk gingen er ook stemmen op om elders een geheel nieuwe begraafplaats aan te leggen. Dat laatste ging niet door want in 1928 werd een strook grond van bijna 9 hectare aangekocht dat nog restte tussen de eerste uitbreiding en het in 1923/1924 gebouwde Betondorp. De boerderij met schuur die op het net aangekochte terrein stond, werd gesloopt en onmiddellijk werd begonnen met het ophogen van de grond. Tussen de woningen van Betondorp en de begraafplaats werden een weg (de Zaaierweg), een brede sloot en een strook groen aangelegd. Daarmee was voldoende afstand aanwezig tussen begraafplaats en de huizen.
Het ontwerp voor deze uitbreiding werd niet gegund aan een vermaarde tuin- en landschapsarchitect maar aan de Dienst der Publieke Werken van de gemeente. In de uitvoering bleek het ontwerp voort te borduren op de vormgeving, lijnvoering en padenstelsel van de eerste uitbreiding. De opzet was echter meer gericht op de grafvelden dan op de structuur waardoor dit deel kwalitatief duidelijk ondergeschikt was aan het origineel en de eerste uitbreiding. Een hoogtepunt in het ontwerp was evenwel de kleine verdiepte tuin (sunken garden) die in het verlengde van de hoofdas werd aangelegd. Met zijn rechthoekige symmetrische vorm en materiaalgebruik sloot dit onderdeel goed aan op de toen heersende mode in de tuinarchitectuur.
In 1929 werd de aanleg aanbesteed en de eerste graven werden hier in 1930 uitgegeven. Tegelijk werd de bestaande barenloods verbouwd tot werkliedengebouw en werd een wachtkamer van het ontvangstgebouw heringericht als kantoor. De gebouwen begonnen enigszins te knellen, maar daar zou in de dertiger jaren verandering in komen. 

De aula

Ontwikkelingen in de omgeving hadden een grote invloed op de hoeveelheid begravingen op De Nieuwe Ooster. De bouw van een aula op de Amstelveense begraafplaats Zorgvlied (die op Amsterdams grondgebied ligt) in 1931 zorgde ervoor dat het aantal begravingen terugliep. Er bleek dus op de Nieuwe Ooster een grote behoefte aan een aula waar onder alle weersomstandigheden toespraken en muziek ten gehore konden worden gebracht. In 1938 werd door architect ir. J. Leupen (1915-1985) van de Dienst der Publieke Werken een ontwerp gemaakt dat in 1939 werd uitgevoerd. Om de aula te kunnen bouwen, werd het ontvangstgebouw afgebroken en op de fundamenten bouwde men de nieuwe aula. Leupen tekende eveneens het administratiegebouwtje dat voor de barenloods werd gebouwd.

De aula met daarachter het crematorium.Het symmetrisch opgezette gebouw werd uitgevoerd in de trant van het Traditionalisme. De eigenlijke dubbelhoge aula kreeg een waaiervormige plattegrond die door middel van een tussenlid verbonden werd met een rechthoekige hal, met de lagere wachtkamers daarop dwars geplaatst. Het dak van de aula zelf werd voorzien van een plat dak, de zadeldaken van de overige bouwdelen werden bekleed met koper dat nu geheel groen is. Aan de voorzijde kreeg de aula drie grote ronde ramen met glas-in-lood. In het ontwerp werd een steeds terugkerende ruitvorm opgenomen, zoals in ramen, vloerpatronen maar ook in de speciaal ontworpen stoelen en banken in het interieur.
Door de oorlog kwam de inrichting van de aula enige tijd stil te liggen. Na de oorlog werden in de hal door de schilder Albert Muis (1914-1988) wandschilderingen aangebracht. In 1952 werden ook de schilderingen in de aula zelf voltooid. Tegelijk met de bouw van de nieuwe aula werd ook het voorterrein opnieuw ingericht. Vanaf de entree werd een vrij zicht gehouden op de aula. Sierperken met coniferen vulden het middenterrein op. Achter de aula was in 1927 een grote grafkelder gebouwd voor generaal Van Heutsz. Eigenlijk lag dit monument midden in de zichtas en in de weg, maar het zou daar nog lang blijven liggen. 

Latere uitbreidingen

Grafmonument voor Potgieter, in 1956 overgeplaatst van de Oude Ooster.Met de twee grote uitbreidingen uit 1917 en 1930 was de begraafplaats bijna verdubbeld in omvang. Maar nog was de begraafplaats niet af want in 1942 vond een kleine uitbreiding plaats in zuidwestelijke richting. Vooruitlopend op de aanleg van een aantal wegen hier werd alvast een deel van het terrein opgehoogd en ingericht. Pas rond 1959, toen de Gooiseweg en de Rozenburglaan werden aangelegd, kreeg de begraafplaats haar huidige omvang. Deze kleine uitbreidingen werden functioneel en rechtlijnig ingevuld maar wel naar de toenmalige ontwerpideeën voor begraafplaatsen: korte paden met aan weerszijden graven tegen een haag, ontsloten door een centraal middenpad.

De huidige begraafplaats is feitelijk tot stand gekomen in verschillende fasen. Na de eerste aanleg werd de begraafplaats drie maal uitgebreid. De eerste twee uitbreidingen kenmerken zich door een parkaanleg in een combinatie van lussen en assen. De landschappelijke aanleg van deze uitbreidingen heeft evenwel een formeler patroon dan de eerste uitleg. Het is wel duidelijk dat de aanleg van de begraafplaats in de latere uitbreidingen steeds meer bepaald werd door de structuur van de grafuitgifte. Dit is met name bij de laatste uitbreiding, eind jaren vijftig, het sterkst zichtbaar. Ondertussen werden ook de ontwerpen steeds zwakker qua beplanting. In de jaren negentig van de twintigste eeuw maakte de tweede uitbreiding nog steeds een onvolgroeide indruk met een zwakke samenhang, vooral in vergelijking met de door Springer ontworpen delen. 

Tweede Wereldoorlog

Gedurende de Tweede Wereldoorlog veranderde De Nieuwe Ooster sterk. Niet door uitbreidingen, maar door de aanleg van nieuwe grafvelden voor gesneuvelden en door een andere aanpak van sommige delen van de begraafplaats. Zo werd in 1940-1941 het padenstelsel van de tweede uitbreiding gewijzigd. Daarmee werden de verschillen tussen de eerste en tweede uitbreiding verminderd.
oorlogsgravenVanaf het begin van de oorlog werden slachtoffers in groten getale begraven op de begraafplaats. Slachtoffers van de gevechten in 1940, gefusilleerde verzetsmensen, Duitse soldaten en uiteindelijk gesneuvelde geallieerden die hun leven lieten bij de bevrijding van Amsterdam en omgeving in 1945.
Als snel na de bevrijding vonden op De Nieuwe Ooster herdenkingen plaats. Op 22 december 1945 werd een krans gelegd bij het grafveld van de geallieerde soldaten. Deze dag is een traditie geworden die nu jaarlijks op de tweede zaterdag van november plaatsvindt. Deze zogenaamde 'klaprozendag' sluit aan op Remembrance Day zoals die in Engeland jaarlijks rond 11 november wordt gehouden.

Er vindt jaarlijks een aantal officiële (Amsterdamse) herdenkingen plaats op de begraafplaats. Het Herdenkingscomité Buchenwald organiseert elk jaar in samenwerking met stichting 1940-1945, op 11 april de bevrijding van kamp Buchenwald. Op 4 mei gaat de burgemeester van Amsterdam aan het hoofd van een lange stoet langs een indrukwekkende reeks gedenktekens die herinneren aan de Tweede Wereldoorlog, waaronder het monument voor de verzetsstrijders van Hildo Krop. Op De Nieuwe Ooster is naast dit monument nog een aantal bijzondere herdenkingsmonumenten te vinden ter nagedachtenis aan de gebeurtenissen van de Tweede Wereldoorlog. 

Laatste ontwikkelingen

In 1994 bestond De Nieuwe Ooster honderd jaar, wat groots gevierd werd. In datzelfde jaar werd ook een crematorium in gebruik genomen. Begraafplaats Westgaarde had al in 1971 een crematorium gekregen en dat was te merken op De Nieuwe Ooster. Het aantal begravingen liep terug. Cremeren was sterk in opmars en pas na lang onderhandelen werd besloten ook op De Nieuwe Ooster een crematorium te bouwen. Daartoe werd aan de linkerzijde van de aula een aanbouw gecreëerd. Bij het eeuwfeest dat op 14-15 mei 1994 gevierd werd, konden de bezoekers van de open dagen de nieuwe crematieovens bekijken. Er werden ook andere activiteiten georganiseerd rondom het honderd-jarig bestaan, zoals een tentoonstelling over begraven in Amsterdam, een jubileumboek, rondleidingen, een optocht van historische rouwkoetsen en nog veel meer wat te maken heeft met lijkbezorging.

In 2001 werden voor het eerst de plannen bekend gemaakt om op De Nieuwe Ooster het Nederlands Uitvaartmuseum te vestigen. Als locatie voor dit museum werd door de directeur van De Nieuwe Ooster de leegstaande directeurswoning aangeboden. Deze woning, in 1892 door A.W. Weissman ontworpen, staat direct rechts achter de ingang. In de loop der jaren was de woning aangepast aan de eisen van deze tijd, was er een aanbouw gemaakt en waren enkele schuurtjes in de tuin gebouwd. De basis stond overigens nog stevig overeind. De woning is opgetrokken op een samengesteld grondplan met een symmetrisch gesitueerde uitbouw waarin de toegang is opgenomen. Net als de andere gebouwen op het terrein uit die tijd is de woning gebouwd van dezelfde rode steen. De kap is bedekt met leien. In de gevels zijn afwisselend hardstenen banden van wisselende breedte opgenomen. De top van de puntgevel is in hardsteen uitgevoerd en gedecoreerd met florale motieven in reliëf; dit geldt eveneens voor de schouderstukken van de puntgevels.
Achter de woning lag een fors overwoekerde tuin die het museum de kans bood een uitbreiding van de woning te realiseren. De woning zelf zou voor een museumfunctie te klein zijn, daarom werd in de tuin achter het pand een nieuw gebouw gerealiseerd. De bouw kwam voor rekening van De Nieuwe Ooster en het Uitvaartmuseum werdhuurder van de woning en de nieuwbouw. Eind 2004 gaf de deelraad van het Amsterdamse stadsdeel Oost/Watergraafmeer goedkeuring aan de plannen en kon de bouwaanvraag worden ingediend. Ongeveer een jaar later, 17 maart 2006, konden de bouwactiviteiten van start gaan en in december 2007 opende het museum zijn deuren voor het publiek. Aan het museum is de toepasselijke naam 'Tot Zover' gegeven. Bij het museum bevindt zich ook een café. In de naam van het café komt een bekende naam uit de omgeving weer terug: 'Roosenburgh', naar de voormalige buitenplaats die ooit op het terrein lag. Op die manier kan De Nieuwe Ooster benut worden voor een middagje cultuur en genieten van groen en rust, met een kop koffie na afloop.

In 2002 werd gestart met een grootscheepse renovatie van het park dat eind 2003 werd aangewezen als rijksmonument. Veel van de oorspronkelijke aanleg en stijl was in de loop der jaren verloren gegaan maar de basis was nog aanwezig. In navolging van het ontwerp van Springer is het begraafpark weer teruggebracht in oorspronkelijke staat. Uiteraard zijn daarbij wel concessies gedaan aan deze tijd, want er is op begraafgebied heel wat veranderd in die ruim honderd jaar. Het project van de renovatie zou in totaal zo'n tien jaar in beslag nemen. De eerste resultaten van de renovatie waren vooal zichtbaar in het groen en de inrichting. Het gebied dat Springer ooit bestemde als mausoleum en de hoofdas (een brede laan achter de aula in zuidelijke richting) werden hersteld. Ook de grindpaden, grafvakken en plantvakken werden vernieuwd. De grafkelder van Van Heutsz, die in het midden van de hoofdas lag, is verwijderd en heeft inmiddels een andere plaats op de begraafplaats gekregen.

UrnenvijverMedio 2006 kwamen twee andere projecten gereed die beide een grote impact hebben op het gebied van de tweede uitbreiding. Het meest in het oog lopende project was het nieuwe asbestemmingsgebied (ontworpen door bureau Karres & Brands). Hier werden onder meer een opvallende waterpartij en een monumentale urnenmuur gerealiserd. Als tweede project zijn honderden nieuwe keldergraven aangelegd die in de toekomst de zandgraven voor algemeen begraven vervangen. Het voordeel hiervan is dat bij het ruimen van de graven de beplanting niet hoeft te worden verwijderd maar behouden kan blijven. Het gebied zal daarom een voller en groener aanzicht krijgen en blijven houden.

Op het voorterein hebben zich in de afgelopen jaren ook grotere veranderingen voorgedaan. De bijgebouwen aan de rechterzijde van de aula, destijds ontworpen door Leupen, zijn afgebroken en de administratie is ondergebracht in een gloednieuw gebouw langs de Rozenburglaan. Het sluitstuk van de renovatie was de realisering van een prachtig, nieuw ontwerp van de ruimte vóór de aula. Die is meer open en geef weer meer het zicht op de gebouwen rondom. 

Grafmonumenten

Op De Nieuwe Ooster zijn duizenden grafmonumenten te vinden. Sommigen zijn ouder dan de begraafplaats zelf. Ze zijn afkomstig van andere Amsterdamse begraafplaatsen, zoals de oude Ooster- of Westerbegraafplaats. Zo werd het graf van Jacques Perk overgebracht van de oude Oosterbegraafplaats en dat van Potgieter van de oude Westerbegraafplaats. De grafmonumenten vertegenwoordigen inmiddels meer dan een eeuw begraafcultuur. Van eenvoudige zerken tot imposante monumenten op de zogenaamde zigeunergraven. Er liggen niet alleen oude 'bekenden' maar recent werden hier bijvoorbeeld ook Jos Brink (1942-2007) en Eberhard van der Laan (1955-2017) begraven. Voor Theo Thijssen werd in 2005 een door Jan Wolkers gemaakt monument onthuld.
Alles wat in die afgelopen eeuw bedacht is op het gebied van materiaalgebruik, symboliek en vormen is op De Nieuwe Ooster wel te vinden. Daaraan heeft ook zeker bijgedragen dat Amsterdam in die eeuw een multi-culturele stad is geworden waar bijna de helft een ander land van herkomst heeft dan Nederland. Van sommige culturen zijn de grafmonumenten opvallender dan van andere. De Nieuwe Ooster kent veel Chinese grafmonumenten die opvallen door dat op de graven wierook wordt gebrand en imitatiegeld verbrand in een groot blik. Ook de bijzondere grafmonumenten van Sinti en Roma (zigeunerfamilies) loopt men niet zondermeer voorbij. Op de graven worden vaak gedetailleerde voorstellingen gegeven van de overledene of van zijn verworvenheden tijdens dat leven, zoals auto's. Verder worden de monumenten versierd met kunstbloemen, ornamenten en lichtjes.
Minder opvallend zijn de islamitische grafmonumenten. In 2012 is voor deze groep een apart gedeelte geopend op de De Nieuwe Ooster met graven die gericht zijn op Mekka. Ook is er een bewassingsruimte gebouwd waarin alle faciliteiten zijn opgenomen die nodig zijn bij een begrafenis volgens de regels van het islamitisch geloof.

Toen de begraafplaats in 2003 werd aangewezen tot rijksmonument, werden daarbij ook zeventien grafmonumenten expliciet aangewezen vanwege hun bijzondere funerair-historische waarde of vanwege de persoon die er begraven is.

Stenen Archief

Mede naar aanleiding van de aanwijzing van een aantal rijksmonument is besloten op De Nieuwe Ooster een werkgroep aan te stellen die zich richt op het behoud van monumentale grafmonumenen. Onder de naam "Stenen Archief van de Stad" loopt het team jaarlijks een zogenaamde stenenronde. Daarbij wordt gekeken naar grafmonumenten waarvan de grafrechten zijn vervallen met de vraag of hier bijzondere personen begraven zijn danwel of ze behouden moeten worden vanwege materiaal, vorm of symboliek. Het team van de werkgroep Stenen Archief bestaat uit een aantal deskundigen die de grafmonumenen vanuit verschillende invalshoeken schouwen en beoordelen. Indien nodig wordt er nader onderzoek gedaan. Ook stelt het team plannen op voor onderhoud aan monumentale graven. In 2018 is een start gemaakt met het onderhoud van enkele rijksmonumentale grafmonumenten. De monumenten gaan tijdelijk en om de beurt ‘uit logeren’ bij steenhouwers en smederijen. Deze specialisten zorgen onder meer voor het verwijderen van roest aan de hekdelen en het opnieuw stellen van de stenen. Oude mortel wordt verwijderd en kettingen worden hersteld. De werkzaamheden zorgen ervoor dat de monumenten bewaard blijven voor de toekomst zodat bezoekers dit culturele erfgoed in hun volle glorie kunnen blijven bekijken.

Flora

groenNaast de primaire functie van De Nieuwe Ooster als plek voor begraven, cremeren en gedenken, is er nog een aspect dat een belangrijke meerwaarde geeft aan de begraafplaats, namelijk de beplanting. Het zijn met name de bomen die deze begraafplaats bijzonder maken want op De Nieuwe Ooster is een zeer rijk assortiment loof- en naaldbomen te vinden. In elk jaargetijde biedt deze collectie bomen een prachtig beeld. Wie de begraafplaats oploopt, waant zich midden in de natuur. Het verkeer uit de omgeving is nauwelijks meer te horen en de stadse drukte lijkt ver weg. In deze relatief rustige en groene oase bieden de bomen niet alleen onderdak, nest- en schuilgelegenheid voor de vogels, maar ook een voedselbron voor de vele vogels die hier voorkomen. Het grote en gevarieerde assortiment bomen brengt veel meer bloemen en vruchten voort waardoor een gevarieerd voedselpakket voor de vogels is ontstaan. Op De Nieuwe Ooster zijn imiddels ruim 750 verschillende bomen te vinden en elk jaar wordt deze verzameling nog verder uitgebreid. Sommige nieuwe soorten werden van zaad uit China opgekweekt. Zo staan in het park onder meer de volgende soorten: Zakdoekjesboom, Doodsbeenderenboom, Tulpenboom, Zwepenboom, Walnoot, 32 verschillende soorten eiken en 57 verschillende soorten esdoorns.

De Nieuwe Ooster heeft in 2004 een bomenroute uitgegeven en in 2005 werd de begraafplaas uitgeroepen tot arboretum. In 2008 werd een Stichting Arboretum De Nieuwe Ooster opgericht. Deze stichting heeft ondermeer tot doel de verzameling verder uit te breiden en deze open te stellen voor educatieve doeleinden. Karina Wolkers is de beschermvrouwe van de stichting. 

 

Met dank aan Marie-Louise Meuris

 

Literatuur

  • Roever, Margriet de en Jenny Bierenbroodspot; De begraafplaatsen van Amsterdam, Amsterdam 2004
  • Roever, Margriet de; Een plaats van rust en bezinning, 100 jaar Nieuwe Oosterbegraafplaats, Amsterdam 1994.
  • Redengevende omschrijvingen van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

 

Internet

 

 

 

Aangepast: 09 januari 2022

Nieuw op de website


Pieneman, Jan Willem

29 september 2024
~Kunst & Cultuur

Als bloemen bij het graf - Garsthuizen

15 september 2024
~Als bloemen bij het graf