Skip to main content

Rutgers, Johannes (Jan) en Maria Hoitsema

20 juli 2008

 

* Hallum 24 augustus 1850 - † Heerenveen 13 augustus 1924

 

Maria Wilhelmina Hendrika Hoitsema

 

* Britsum 10 juli 1847 - † Rijswijk 26 oktober 1934)

 

Het kerkhof van Terband bestaat als sinds de 14de eeuw. De plek is ouder dan de plaats waar het tegenwoordig onder valt, Heerenveen. Tot 1934 was dit kerkhof feitelijk de plek waar veel inwoners van het tot de gemeente Aengwirden behorende deel van Heerenveen werden begraven. Na 1934 werd de driedeling van Heerenveen opgeheven [1], maar Terband bleef het aangewezen kerkhof voor de omgeving. Niet echt een plek waar je de eerste seksuoloog van Nederland en zijn feministische vrouw verwacht aan te treffen. Toch ligt hier dr. Johannes Rutgers begraven, wiens naam in de 20ste eeuw bekendheid kreeg via de Rutgers Stichting. Hij stief in 1924 een eenzame dood en vond in Terband zijn laatste rustplaats. Niet ver van de ingang, nog voor de kerk, staat de eenvoudige granieten stèle voor hem. Zijn tweede vrouw, Mietje Hoitsema werd hier tien jaar later ook bijgezet. 

Grafmonument voor Rutgers en HoitsemaGrafmonument voor Rutgers en Hoitsema

Jan Rutgers

Rutgers, roepnaam Jan, werd geboren in Hallum in het noorden van Friesland, op 24 augustus 1850. Zijn vader Sebald Justinus Rutgers was predikant die gehuwd was met Anna Maria Wolthers, beide afkomstig uit Groningen. In eerste instantie trad Rutgers in de voetsporen van zijn vader door na het gymnasium een theologische studie te volgen aan de Rijksuniversiteit van Groningen. Hij was 22 jaar toen hij de studie voltooide, nog te jong om beroepen te worden. In 1874 werd hij predikant in Hornhuizen (Groningen). In mei van dat jaar trouwde hij met Cornelia Everharda Thiens Abresch. Na de geboorte van hun eerste kind raakte Rutgers in een ernstige crisis ten aanzien van geloof en levensbestemming. Het gevolg was dat hij zijn ambt neerlegde en in 1875 weer ging studeren, ditmaal medicijnen. Zijn vader nam de financiële zorg voor hem en zijn jonge gezin op zich. Later werden uit het huwelijk nog een zoon en twee dochters geboren. Een van zijn zoons is de vooraanstaande communist Sebald Justinus Rutgers Jr.. Rutgers zette zijn studie vanaf november 1877 voort aan de Rijksuniversiteit te Leiden, waar hij in juli 1879 het artsexamen aflegde. Nog datzelfde jaar promoveerde hij op een proefschrift over de invloed van leverziekten op de nierfunctie. Hierna vestigde het gezin zich aan het Haringvliet te Rotterdam waar Rutgers praktiserend arts werd. Hij kreeg een drukke praktijk, werd bestuurslid van de plaatselijke afdeling van de Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering van de Geneeskunst en ook werd hij mederedacteur van het Geneeskundig jaarboekje. In februari 1884 overleed zijn echtgenote aan de late gevolgen van een kraambedinfectie. 

Mietje Hoitsema

Ongeveer anderhalf jaar later, op 3 augustus 1885 trouwde hij met Maria Wilhelmina Hendrika (Mietje) Hoitsema, geboren te Britsum op 10 juli 1847. Haar vader, Synco Hoitsema, was net als die van Rutgers predikant. Hoitsema haalde in 1865 haar onderwijsakte en na enkele betrekkingen werd ze in 1873 hoofd van de Openbare Meisjesschool voor Uitgebreid Lager Onderwijs in Rotterdam. Na haar huwelijk met Rutgers gaf ze haar functie op en wijdde ze zich aan de opvoeding van haar stiefkinderen. Uit haar huwelijk met Rutgers werden geen kinderen geboren. De drie jaar oudere Hoitsema betekende een grote ommekeer in het leven van Rutgers. Samen ontwikkelden ze links-radicale opvattingen en bekeerden ze zich tot het socialisme, feminisme, neomalthusianisme en vegetarisme. Naast zijn algemene praktijk begon Rutgers in 1892 een speciaal spreekuur voor geboortebeperking, waar hij gratis hulp bood aan minvermogenden. Hij volgde hiermee het voorbeeld van Aletta Jacobs, die al in 1882 te Amsterdam een soortgelijk initiatief had genomen. De belangstelling was echter teleurstellend: '...de zaak is nog te vreemd', schreef hij in 1893 verontschuldigend aan zijn vriend Ferdinand Domela Nieuwenhuis.

Ondertussen spande Hoitsema zich actief in voor de vrouwenemancipatie. In 1894 was ze medeoprichtster van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht terwijl ze later in Rotterdam ook enkele verenigingen oprichtte ter ontwikkeling van vrouwen en kinderen en gezinnen uit de arbeidersklasse. Onder haar invloed ontwikkelde Rutgers zich ook in organisatorische en propagandistische richting, hoewel hij van nature een in zichzelf gekeerde en onbuigzame man was. In 1901 werd hij in navolging van zijn vrouw lid van de Nieuw-Malthusiaansche Bond (NMB) om spoedig daarna het secretariaat van het hoofdbestuur op zich te nemen. De daarop volgende achttien jaar, zou hij de spil van de Bond zijn. Hoitsema speelde geen mindere rol want zij was van 1901 tot 1912 presidente van de NMB, na eerder al twee jaar in het bestuur te hebben gezeten. Gedreven door principes, waaraan alles ondergeschikt werd gemaakt, stapelde het echtpaar bestuurlijke en propagandistische verplichtingen op zich. Rutgers werd ondermeer redacteur van het tijdschrift Het Gelukkig Huisgezin en Hoitsema trad toe tot de Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP). In die partij speelde ze vooral een rol op het gebied van de vrouwenemancipatie.

In 1904 voelde Rutgers zich gedwongen zijn medische praktijk op te geven en vestigde hij zich als 'rustend geneesheer' in Den Haag. Hij ging zich nu volledig inzetten voor de zaak van de geboortebeperking. Voor Rutgers vormde anticonceptie door middel van voorbehoedmiddelen een onderdeel van de bevrijding van de moderne mens uit het keurslijf van een onnatuurlijke moraal. Geleidelijk kreeg Rutgers bezwaren tegen een levenslange huwelijksgelofte, die hij op den duur even 'onzedelijk en onredelijk' als de kloostergelofte beschouwde. Rutgers was ondermeer voor het opheffen van de strafbaarheid van abortus en voor erkenning en aanvaarding van de homofilie. Door zijn opvattingen over seksualiteit vervreemdde Rutgers zich meer en meer van de toenmalige artsenwereld. Ook raakte hij geïsoleerd van de socialistische hoofdstroom, die toen nog het gebruik van voorbehoedmiddelen afwees en periodieke onthouding aanbeval.

Hoitsema stapte in 1905 uit de SDAP vanwege een meningsverschil met Troelstra. Die achtte opheffing van het klassenverschil belangrijker van die van het sekseverschil. Ook de pogingen van het partijbestuur om het vrouwenkiesrecht naar de achtergrond te schuiven, droegen bij aan haar besluit. In 1911 nam Hoitsema op het internationaal congres van de Wereldbond voor Vrouwenkiesrecht in Stockholm het initiatief tot de oprichting van de Internationale Correspondentie. Zij werd hiervan internationaal secretaris. Haar rol binnen de NMB raakte minder maar de inzet voor het vrouwenkiesrecht groter. In 1913 belande Hoitsema na een val in het ziekenhuis waarna ze langdurig revalideerde. In 1918 was ze betrokken bij een auto-ongeluk waarna ze zich uit het openbare leven terugtrok. Over hoe haar verhouding toen was met Rutgers is weinig bekend. Na haar herstel verdroeg Hoitsema nauwelijks nog mensen om zich heen. In 1919, Rutgers was toen 68, legde ook hij zijn functies in de NMB neer en werd hij benoemd tot erelid. In 1922 kwam zijn Das Sexualleben in seiner biologischen Bedeutung als ein Hauptfaktor zur Lebensenergie für Mann und Weib, für die Pflanzen und für die Tiere uit. 

Alleen maar toch samen

Hoitsema woonde vanaf 1923 zeer afgezonderd in een rusthuis voor oude dames te Rijswijk. Slechts voor enkele feestelijke jubilea verliet ze nog haar kamer. Ondertussen was Rutgers bij zijn zuster in Heerenveen gaan wonen. Het echtpaar had nog gezocht naar een rusthuis waar ze samen terecht konden, maar dat bleek vergeefse moeite. Het echtpaar onderhield voornamelijk schriftelijk contact. Kennelijk was deze situatie zeer onbevredigend voor Rutgers want rond 3 augustus 1924 maakte hij een einde aan zijn leven. Hij was net geen 74 jaar oud. Zijn stoffelijk overschot werd pas na een dag of tien gevonden. Zijn zuster lag op dat moment in het ziekenhuis. Als officiële overlijdensdatum werd 13 augustus genomen. In een afscheidsbrief schreef hij: 'Deze gelegenheid om ongestoord tot rust te komen is te gunstig om ongebruikt te laten voorbijgaan. [...] Duizendmaal dank aan Mietje.'

De Nederlandse geneeskundige wereld besteedde geen aandacht aan zijn verscheiden. Slechts in kleine kring werd de herinnering aan Rutgers levend gehouden: Het Gelukkig Huisgezin wijdde een speciaal nummer aan zijn nagedachtenis met vele bijdragen.

Kerkje met kerkhof van TerbandKerkje met kerkhof van Terband

Het stoffelijk overschot van Rutgers werd begraven bij de Rotondekerk van Terband. Op zijn graf werd een eenvoudige granieten stèle geplaatst op een basis. De stèle wordt beëindigd met een rondboog en de voorzijde is licht gepolijst, waardoor de ingekapte letters goed opvallen. Bovenaan is een dubbele palmtak afgebeeld. De betekenis daarvan zal in Rutgers geval niet gezocht moeten worden in de christelijke betekenis, maar meer in de algemene verwijzing naar vrede en overwinning. Onder de palmtakken is de volgende tekst opgenomen:

RUSTPLAATS
VAN
DR. J. RUTGERS,
EDEL DENKER EN STOER WERKER
BIJNA 74 JAAR OUD, NOG GEZOND
EN JEUGDIG, STIERF HIJ PLOTSELING,
AUGUSTUS 1924.
GEBOREN 24 AUGUSTUS 1850.

Het grafmonument is vervaardigd in Heerenveen door S. Oostrum die het werk onderaan de stèle heeft gesigneerd. Op de basis is later nog een rechthoekige tekstplaat aangebracht voor Hoitsema. Zij overleed op 87-jarige leeftijd te Rijswijk op 26 oktober 1934. Zij is daarna bijgezet in het graf van haar man.

De consultatiebureaus van de NMB, later omgezet in de Nederlandse Vereniging voor Sexuele Hervorming (NVSH), werden als Dr. J. Rutgers huizen aangeduid. De Nederlandse Stichting Consultatiebureaus voor Huwelijks- en Geslachtsleven, in 1969 losgemaakt van de NVSH, nam in het daaropvolgende jaar de naam van Dr. J. Rutgers Stichting aan. Hierdoor is de naam van Rutgers bij velen bekend. Hoewel deze stichting in 2002 ophield te bestaan, bleef de naam van Dr. Rutgers voortbestaan in de Rutgers Nisso Groep. Dit is een kenniscentrum op het gebied van seksualiteit, doet onderzoek, ontwikkelt voorlichtingsprogramma's en heeft een eigen informatiecentrum op het gebied van seksualiteit.  

Noot

  1. De plaats Heerenveen lag tot 1934 in drie gemeenten: Haskerland, Aengwirden en Schoterland. Van de beide laatste gemeenten stond het gemeentehuis in Heerenveen. De driedeling had ook gevolgen voor de begraafplaatsen in die plaats. Alleen Schoterland had een algemene begraafplaats in Heerenveen liggen. Het Haskerlandse deel begroef in Nijehaske en het Aengwirdense deel in Terband.

 

Literatuur

 

 

 

Aangepast: 27 juli 2023

Nieuw op de website