Nieuwsbrief
Lijkenhuisjes komen of kwamen voor op nagenoeg alle begraafplaatsen in Nederland. Maar ook bij ziekenhuizen of gevangenissen waren ze in gebruik. In de Tweede Wereldoorlog kwamen daar ook nog lijkenhuisjes bij die naar Duitse voorschriften bij ieder kamp gebouwd moesten worden. In zo'n lijkenhuis diende de kamparts een lijkschouwing te houden waarbij de dode geïnspecteerd werd en de doodsoorzaak omschreven moest worden. Een van die huisjes is deels bewaard als herinnering aan wat nooit meer mag gebeuren: het lijkenhuisje van Kamp Amersfoort. Toen het Nederlandse leger in september 1939 mobiliseerde werd aan de rand van Amersfoort een legerkamp met zes houten barakken ingericht. Het kamp kreeg de naam 'De Boskamp'. Na de capitulatie werd het gebruikt om Duitse soldaten onderdak te verschaffen. In het voorjaar van 1941 werd het complex door de SS ingericht tot Polizeiliches Durchgangslager Amersfoort (PDA). Het aantal barakken werd sterk uitgebreid en het terrein werd omrasterd. Toen ook werd aan de rand van het terrein een bestaand boerenschuurtje omgebouwd tot lijkenhuisje. Het betrof een rechthoekig bakstenen gebouwtje onder een schilddak met op het dak twee kleine schoorstenen. Die laatste zijn mogelijk later aangebracht, net als de voorzieningen. Het huisje had twee ruimten die beiden hun eigen ingang hadden en mogelijk binnendoor met elkaar in verbinding stonden. Er was een wasbak, uiteraard voor de artsen die na het onderzoek hun handen hier konden wassen. Het schijnt echter dat de kampartsen hun werk niet echt deden zodat het huisje feitelijk alleen gebruikt werd om gestorven gevangenen neer te leggen in afwachting van hun ter aarde bestelling.
Lijkenhuisjes in Nederland zijn er in klein en groot. Het kleinste lijkenhuisje meet ongeveer één bij twee meter, net genoeg om er één lijk in onder te kunnen brengen. De meeste lijkenhuizen zijn groter, maar de grootste vinden we vaak niet op begraafplaatsen maar bij gast- of ziekenhuizen. Daar betreft het vaak gebouwen waarin ook functies zijn opgenomen voor een laboratorium, snijzaal en meer ruimtes waar doktoren of andere medewerkers kunnen verblijven. Sommige begraafplaatsen kennen ook nog wel zo'n uitgebreider en groter lijkenhuis. Op De Nieuwe Ooster in Amsterdam staat bijvoorbeeld rechts naast de aula een fors gebouw dat gebouwd is als lijkenhuis.
Het lijkenhuis is gebouwd in 1892 naar een ontwerp van de architect A.W. Weissman. Hij was ook verantwoordelijk voor de andere gebouwen bij de entree van de begraafplaats. De aula van Weissman is in 1939 vervangen door de huidige aula. Het lijkenhuis heeft een T-vormige plattegrond met aan de achterzijde een smalle uitbouw waarin een trappenhuis is opgenomen. Het gebouw kent één bouwlaag met een samengesteld dak en is opgetrokken in rode verblendsteen. Het voorhuis heeft een zadeldak, terwijl het smalle lang deel daarachter is voorzien van een schilddak. De daken zijn belegd met leien. Net als bij de andere gebouwen zijn ook hier hardstenen banden opgenomen en bevatten de rondboognissen boven de vensters fraai siermetselwerk met daartussen geglazuurde tegels.
De toegang is gelegen in het voorhuis met aan weerszijden twee ramen. In de zijgevels van het voorhuis is een groot raam aangebracht met schuifvenster en in de puntgevels is een rond bovenlicht aangebracht. De top van de gevels is gemaakt uit hardsteen en voorzien van florale motieven. Ook de schouderstukken van de puntgevel zijn van fraai bewerkt hardsteen.
De linkergevel van de achterbouw kent vijf getoogde bovenramen die correspondeerden met de cellen waar de lijken opgeslagen konden worden. De rechtergevel is voorzien van drie grote schuiframen waar zich de dokterskamer bevond. In het voorhuis lag ondermeer de schouwkamer waar de dokter lijkschouwing hield. Aan de andere zijde van de aula kende De Nieuwe Ooster ook nog een barenloods. In deze loods werden de verschillende baren geplaatst die men op de begraafplaats gebruikte om de kist naar het graf te brengen.
Dit artikel verscheen eerder in de nieuwsbrief van april 2008
De meeste lijkenhuisjes in Nederland staan op een rechthoekig grondvlak, gebouwd in baksteen en afgedekt door een zadeldak. Honderden huisjes van dat type sieren begraafplaatsen van noord naar zuid. Maar uitzonderingen zijn er altijd. Eén daarvan bespraken we al eerder: het drenkelingenhuisje van Harlingen. Maar er zijn altijd weer andere en dit keer is dat het lijkenhuisje van Westergeest in de gemeente Kollumerland. Dit huisje staat op het kerkhof rond de hervormde kerk van het dorp. De kerk dateert al van rond 1200 en zeker zo lang wordt ook al op het kerkhof begraven.
Het lijkenhuisje staat aan de zuid-oost zijde van het kerkhof, of eigenlijk daar net buiten. Het geheel staat op een vierkante grondslag en is voorzien van een tentdak met aan de voorzijde een ingestoken zadeldak waaronder zich de toegang bevindt. Hier is een dubbele deur in aangebracht terwijl in de zijgevels twee zesruitsvensters zijn aangebracht en aan de achterzijde een achtruitsvenster. De deuren, dorpels en ramen zijn in een opvallende blauw geverfd, een kleur die niet vaak op lijkenhuisjes kan worden aangetroffen.
Het tentdak begint al op een vrij geringe hoogte waardoor de muren niet al te hoog opgemetseld hoefden te worden. Van grond tot begin van het dak bedraagt de hoogte ongeveer 1.20 meter. De muren zijn opgetrokken uit forse bakstenen, mogelijk stenen die bij een verbouwing van de kerk overbleven. Opvallend is het voegwerk dat vol over de stenen is uitgesmeerd en voorzien is van een streep in het midden. Door de geringe muurhoogte vult het rode pannendak grotendeels het blikveld.
Dit artikel verscheen in de nieuwsbrief van februari 2008
Nagenoeg alle nog bestaande lijkenhuisjes in Nederland zijn gebouwd in en na 1872. Toen verplichtte de Wet op de Besmettelijke Ziekten alle begraafplaatshouders om zo'n huisje te bouwen. Maar op sommige begraafplaatsen stonden al gebouwtjes die perfect waren voor de in de wet bedoelde reden. Dat waren bijvoorbeeld gebouwtjes voor het opbaren van drenkelingen. Daar waar regelmatig drenkelingen aanspoelden, kende men vaak al een apart gebouwtje. Na 1872 voldeden dergelijke gebouwtjes perfect aan de nieuwe wet en raakte de naam drenkelingenhuisje snel op de achtergrond.
In Nederland bestaan er niet veel meer, maar die van Nieuw-Lekkerland staat nog fier overeind. Het uit 1843 daterende gebouwtje staat op de oude algemene begraafplaats, gelegen langs de Lekdijk.
Het houten gebouw staat op een bakstenen plint die gecementeerd is. Wellicht heeft het in het verleden nog hoger gestaan om te voorkomen dat het bij een overstroming direct onder water kwam te staan. Vermoedelijk is het gebouwtje in de loop der tijd regelmatig vernieuwd. Dat het al helemaal aangepast was aan de functie van lijkenhuisje is te zien aan het funeraire symbool dat in het midden van de gevel is aangebracht: een met een sluier en krans omfloerste urn.
Het grijs geschilderde gebouw is voorzien van late empire-details. Het gebouwtje is echter niet helemaal wat het lijkt. Het wekt de indruk van een fors volume onder een plat dak, maar in werkelijkheid is het voorzien van een lessenaarsdak dat aan de achterzijde doorloopt in een afdak op palen. De hoger opgetrokken boeiboorden aan de zijkanten zijn dus nep.
In de voorgevel is aan weerszijden een langwerpig venster opgenomen onder een keperboog. Het middendeel komt enigszins naar voren en bevat in het midden het eerder beschreven symbool. De beide zijgevels zijn voorzien van een deur die eveneens onder een keperboog is gebracht. In de deuren is een rond venster aangebracht. Aan de achterzijde is het overstek van het dak benut om te dienen als een droge bewaarplaats voor de grafschotten. In het huisje zelf werden de baren en de drenkelingenkist bewaard.
Recent is het huisje door vrijwilligers van de werkgroep Karakteristieke Gebouwen en Dorpsbehoud van de historische vereniging West-Alblasserwaard opgeknapt.
Dit artikel verscheen in de nieuwsbrief van januari 2008