Skip to main content

De funeraire plek(ken) van... Eduard Huisman

15 juli 2022

 

Wie herkent dat niet, dat je in voorbije jaren iets bent gaan doen of gedaan hebt, dat later in meer of mindere mate een rol is gaan spelen in je beroepsleven of andere aspecten waarmee je steeds maar weer in aanraking komt? Dit fenomeen gaat wat meer specifiek over mijn interesse voor mijn voorouders, mijn familie en de plekken waar zij gewoond en gewerkt hebben.

Familie, voor velen vanzelfsprekend; voor anderen niet. Opvallend genoeg was het dit wel voor mij. Dat inzicht kwam toen ik ongeveer 16 jaar oud was en ik in een damesblad waarop mijn moeder was geabonneerd, een interview las met een Nederlands Joodse vrouw, die aangaf dat buiten haar ouders, er geen ooms tantes nichtjes of neefjes, dan wel grootouders waren waarmee zij dingen samen mee beleefde of kon vieren. Waarom? Die waren ‘niet teruggekomen’ een eufemistische vorm om het maar al te pijnlijke ‘vermoord’ niet te hoeven uitspreken en te doorvoelen. Die waarheid was en is te hard, als je weet dat er in de jaren 1940 – 1945 in ons land 107.000 mensen zijn vermoord louter vanwege het feit dat ze Joods waren.

107.000 (van de 140.000) = 76%, een aantal even groot als het inwonertal van de stad Leeuwarden.

Een uitwas en onder meer het resultaat van het eeuwenoude antisemitisme, waar men ook in Nederland sinds mensenheugenis over mee kan praten; al is het veelal onder de oppervlakte.

Over Leeuwarden gesproken, daar kwam mijn Beppe = Boebe = oma vandaan. Friezen met wie ik in contact kom, laat ik ook altijd weten dat ook ik Friese roots heb en dat mijn Beppe een echte Friese familienaam had. Als zij dan doorvragen, hoe die vraag ook gesteld wordt, antwoord ik meestal met: “Cohen” en blijf dan even stil. Maar liefst 150 jaar heeft deze familie in Ljouwert gewoond. Ze spraken naast Nederlands en Stadfries ook Jiddisch en Hebreeuws, mogelijk aangevuld met Duits.

Het leven van een mens is een keten van gebeurtenissen; zo ook bij mij. Mijn drie voornamen herbergen een volledige keten naar mijn voorgeslacht. Een ervan naar een oudoom, geboren in Assen en vermoord in Sobibor. Hij heette Philip. Mijn beide grootvaders werden Eduard genoemd, dus dat was niet zo’n moeilijke keuze. Mijn jongste oudoom Joseph werd tot José ingekort omdat de ph van Philip er al direct op volgde en wellicht ook wel om het niet te Joods te laten klinken. Want ook na 1945 waren mijn ouders nog vele jaren emotioneel ondergedoken. Zij deden er ook alles aan om ons als ‘normale Nederlanders’ op te voeden en ons te laten deelnemen aan datgene wat leidend was in de sociale upper-middle-class van de jaren ‘60 en ‘70 onder de boodschap maar ‘vooral niet te Joods te doen’, zo luidde het devies thuis.

Maar hoe kun je zoiets vragen van datgene wat al 4.000 jaar in je genen zit? Enkele jaren terug liet ik een DNA test doen en hieruit kwam dat ik voor 100% Asjkenazisch Joodse voorouders bezit. In diezelfde periode van dat damesblad ging ik ook op zoek naar mijn voorgeslacht bij het gemeentearchief in Rotterdam; de stad van mijn vaders familie. In tussenuren op school kon ik in een kwartier fietsen op het gemeentearchief terecht en vond daar een eerste aanzet tot mijn voorgeslacht, iets dat door het ontbreken van veel familieleden niet van mond tot mond doorverteld kon worden.

Met het carrière maken en het opbouwen van een gezin was er jaren maar matig aandacht voor deze interesse. Als familieleden vragen hadden wie nou precies was, kwam men al snel bij mij. Het stichten van een gezin en het opbouwen van een gezin gingen even voor, totdat het internet zijn intrede deed en veel data online te vinden was. Mijn ouders werden ouder en overleden op enig moment; mijn emotionele en spirituele zoektocht die in mijn pubertijd zijn wortels kreeg, kregen al gauw een steviger vorm en vormden de basis voor de man die ik nu ben. Een Joodse man geboren in de jaren '50 met een sterke binding met het verleden, qua etnische achtergrond, de geschiedenis van Nederland door een goede opleiding en algemene ontwikkeling en de wetenschap dat vele generaties voor mij al woonden in dit land en er hun bijdrage hebben geleverd aan de maatschappij waarin zij leefden.

Acht jaar geleden werd ik in de gelegenheid gesteld om mijn huidige functie te gaan uitoefenen voor het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap (NIK), waarbij ik de zorg en het beheer voor vele Joodse begraafplaatsen als kerntaak kreeg. De pure beheerstaak in de vorm van toezien op onderhoud was mij iets te krap, daar elke begraafplaats eigenlijk de representant is van de omgeving waarin deze is gelegen. Joodse grafstenen, matseiwes of matseiwoth in de Joodse volksmond, zijn eigenlijk een heel geschiedenisboek; dit onderscheidt zich veelal van die men tegenkomt op andere begraafplaatsen. Zeker de stenen van oudere datum.

In 2018 heeft onze regering in het kader van Erfgoed Telt € 2,5 miljoen beschikbaar gesteld ten behoeve van Joodse begraafplaatsen, omdat die blijvende resten zijn van Joods leven in dorpen en steden. Soms betreft het begraafplaatsen op plekken waar al geruime tijd geen Joodse gemeenschap meer te vinden is. Met de uitrol van het bijbehorende project ben ik de afgelopen jaren intensief bezig geweest. Door dit project kan verdwenen Joods leven en de bijdrage van de Joodse gemeenschap aan de Nederlandse samenleving opnieuw zichtbaar gemaakt worden. Een boeiende klus waar historie en antropologie elkaar tegenkomen, waarbij ik weer allerlei nieuwe ervaringen opdoe en kennis maak met talloze betrokken vrijwilligers.

In principe horen Joodse graven niet geruimd te worden en blijven daar, waar zij ooit gedolven zijn. Zo ook het grafmonument, als dat op het graf is geplaatst. De Staat der Nederlanden heeft deze eis uit de Hebreeuwse Bijbel al in 1814 omgezet in een garantie Joodse graven niet te ruimen en de grafrust te zullen eerbiedigen. Het eveneens in 1814 ontstane NIK, mijn huidige werkgever, nam namens de Joodse gemeenschap van de vroege negentiende eeuw deze garantie aan. Sinds die tijd is het NIK de instantie die zich sterk maakt voor het wel en wee in ons land. Hier hoort ook de zorg voor begraafplaatsen bij.

De religieuze wet- en regelgeving bij het sterven, overlijden en in standhouden van Joden in ons land hebben een afzonderlijk set van gebruiken, gebaseerd op Tenach, in de volksmond het Oude Testament. Deze worden nageleefd en gecommuniceerd in relatie met de overheid, vrijwilligers, familieleden en andere betrokkenen van hen die ooit begraven zijn op een Nederlands Joodse begraafplaats, door de Consul – Beheerder Joodse begraafplaatsen. Die functie bekleed ik komende maand acht jaar; met heel veel plezier en interesse.

Geschiedenis van het Nederlandse Jodendom en mijn familie die hier al sinds de zestiende eeuw woonachtig is, komen hier bijeen. Familienamen als Cohen, Levy, Van Dam, Wolff, Lezer, Van Zuiden, Salomons, Jacobson, Sanders, Huisman, Asscher, Boutelje, Van Leer, Van Westerborg en Gokkes komen voor in mijn stamboom. Deze namen prijken onder meer ook op de duizenden grafstenen, matseiwes die vanaf de zestiende eeuw in Nederland op Joodse begraafplaatsen te vinden zijn. Althans, als de begraafplaats niet door welke reden dan ook verstoord is of de doden herbegraven zijn op een andere plek.

Joodse begraafplaats Leeuwarden. Mijn overgrootmoeder overleden in 1916.Joodse begraafplaats Leeuwarden.
Mijn overgrootmoeder overleden in 1916.

Buiten Amsterdam was voor de Tweede Wereldoorlog Winschoten de tweede stad als het gaat om de verhouding totale bevolking in vergelijk met de Joodse bevolking. Slechts een heel klein gedeelte van de mensen die daar leefden in mei 1940 keerden terug na 1945. Een zus van mijn oma overleed in 1939 en werd op de Joodse begraafplaats Sint Vitusholt begraven. Haar man Maurits kwam via Westerbork drie jaar later terecht in een veewagen naar Auschwitz 58, waar hij direct bij aankomst vermoord werd, samen met vele anderen. Opmerkelijk dat families, die meerdere honderden jaren in Nederland hebben gewoond en gewerkt, in een periode van minder dan drie jaar (1942 – 1945) voor 76% uitgemoord zijn vanwege het feit dat ze Joods waren. Een combinatie van combinatie religieus antisemitisme (Rome en Luther, NT) samen met de ideologie van het nazisme hebben de voedingsbodem geschapen van haat en afgunst.

Een fenomeen waar we helaas ook vandaag nog steeds mee te maken hebben, alleen nu in een andere verschijningsvorm dan destijds. Ook in de families van mijn ouders keerden ruim 150 mensen niet meer terug naar de woningen waar zij bewoonden in 1940. In de kampen van het nazisme vonden zij net als zovele anderen de dood, door de hand van de vijand. Over die vermoorde familieleden werd praktisch niet gesproken; deed men het toch, dan in verhulde vorm met de terminologie dat ‘ze niet waren teruggekomen’.

Levi Cohen, Joodse begraafplaats Groningen.Levi en Sophie Cohen, Joodse begraafplaats Groningen.

Doordat mijn puberale speurzin naar het familieverleden sinds 2006 een nieuwe injectie heeft gekregen, door mijn lidmaatschap van een genealogie site, kreeg ik al gauw meer inzicht in de woonplaatsen en soms de beroepen van mijn voorouders en aangetrouwde familie. Joodse grafstenen zijn vaak een geschiedenisboek, door de tekst en de ornamenten die je er op kunt terugvinden. Naarmate je meer naar de moderne tijd komt bij de beschouwing van matseiwes, is de informatie minder uitgebreid aanwezig. Of dat te maken heeft met het informatietijdperk waarin we nu leven weet ik niet. In het verleden was een grafsteen vaak een van de weinige bronnen van informatie als het ging van een Joodse man of vrouw op een Joodse begraafplaats. Als voorbeeld de grafsteen van Levie Cohen in Groningen, die stierf in 1940 op 12 januari, mijn oma’s oudste broer. 

Naast Coheen (priester) was hij ook gazan (voorzanger) in de grote sjoel van Groningen aan de Folkingestraat en verrichtte hij het ambt van moheel. Dit is de man die de besnijdenis uitvoert bij Joodse jongetjes van acht dagen. De attributen die daarbij behoren staan op zijn grafsteen vermeld.

Dit was slechts een bloemlezing van wat mij boeit en hoe ik dat tegenkom in mijn werk. Een bezigheid waar ik heel veel plezier aan beleef en waardoor ik niet een maar talloze funeraire plekken koester.

Eduard J.P. Huisman, Geervliet 10 juli 2022; 11 tammoez 5782

 

In deze rubriek vertellen mensen uit het veld over een bijzondere funeraire plek. Eduard Huisman is consul-beheerder Joodse begraafplaatsen bij het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap.

Header: Joodse begraafplaats Geervliet.

 

Aangepast: 17 juli 2022