Skip to main content

Leeuwarden - Noorderbegraafplaats

08 november 2009

 

Meestal als er over de aanleg van een nieuwe begraafplaats wordt gesproken krijg je een verhaal van ontwerptekeningen, kosten en de uiteindelijke realisatie. In werkelijkheid is de ontstaansgeschiedenis van een begraafplaats vaak tijdrovender, ingewikkelder en kostbaarder dan in eerste instantie lijkt. Zo ging het ook met de Noorderbegraafplaats in Leeuwarden. Bijna honderd jaar geleden werd de begraafplaats geopend, maar de totstandkoming ging niet van een leien dakje, getuige het volgende verhaal.

Waar komt de nieuwe begraafplaats?

Al in 1910 werd binnen de gemeente gesproken over ontlasting van de algemene begraafplaats aan de Spanjaardslaan. Deze begraafplaats was geopend in 1833 en begon aan het eind van de negentiende eeuw aardig vol te raken. In december 1914 werd door de raad in een geheime zitting een terrein aangewezen voor een nieuwe begraafplaats. Dit terrein, het zogenaamde Hinneland, lag ten noorden van de stad, tussen de Lekkumerdijk en de Dokkumer Ee. De gronden daar werden al jarenlang verpacht door de gemeente waardoor dure kosten voor verwerving uit konden blijven. B&W belastte een commissie met een onderzoek naar de geschiktheid van het terrein. Haast was geboden want volgens de directeur van de begraafplaats zou er in mei 1917 op zijn begraafplaats geen ruimte meer zijn. Toen het onderzoek uitwees dat het aangewezen terrein zonder kostbare verbetering weinig geschikt was, werd een terrein direct ten noorden van de bestaande begraafplaats als mogelijkheid in ogenschouw genomen. Uitgaande van een sluiting van de bestaande begraafplaats werd de nabijheid van nieuwe graven beter geacht dan wanneer die ver weg lagen. Die (tijdelijke) sluiting zou moeten dienen om de bestaande begraafplaats te verbeteren en meer geschikt te maken voor begraven. Dit betrof met name de afdelingen IV, IVA en IVnieuw, waar veel algemene graven en goedkope huurgraven lagen.


In een raadsvergadering in februari 1916 werden de voors en tegens van alle plannen besproken. Men zag ondermeer de stadsuitbreidingen rondom de bestaande begraafplaats als een grote belemmering voor uitbreiding en handhaving ervan. Er werd ondermeer geopperd dat het beter was de bestaande begraafplaats te sluiten en deze later bij het Rengerspark te trekken. Er werd een krachtige oppositie gevoerd, waarbij ondermeer het volgende werd aangevoerd: "Een bestendiging echter van de algemene begraafplaats op dit punt door daarnaast een ongeveer even groote aan te leggen, komt de minderheid (van de qemeenteraad, sic) voor zulk een grove fout tegen de natuurlijke ontwikkeling der gemeente te zijn, dat naar hare overtuiging het Leeuwarden van over 50 jaren zich zal afvragen wat toch wel de bestuurderen in 1916 tot deze daad kan hebben bewogen". Niettemin vroegen B&W op 25 februari 1916 aan de raad om voorbij te gaan aan het minderheidsstandpunt en hen te machtigen om het eerder genomen besluit over het Hinneland in te trekken en voorbereidingen te treffen voor de aanleg van een nieuwe begraafplaats ten noorden van de bestaande. 

Ontevredenheid alom

Kennelijk was de ontevredenheid over de gang van zaken groot want voor het jaar om was, verzochten de raadsleden Fransen en Koopmans om opschorting van het eerdere besluit. Ook wilden zij een nader onderzoek in laten stellen naar de mogelijkheid van een nieuwe algemene begraafplaats aan de Stienserweg of daar vlakbij langs het sinds 1901 besintelde Schapendijkje. Deze plekken lagen buiten de bebouwde kom ten noordwesten van de stad, nabij de Stienser Weg of Breede Dijk. De grond behoorde voor het grootste gedeelte tot het gemeentelijke bezit en was algemeen bekend als 'De Magere Weide'. De Commissies voor Openbare Werken en die voor het Uitbreidingsplan van de stad Leeuwarden konden zich wel vinden in dit idee, omdat op die wijze het terrein ten noorden van de begraafplaats dan gemakkelijker opgenomen kon worden in de toekomstige uitbreidingsplannen.
Op de topografische kaart van 1932 liggen drie begraafplaatsen aan de noordwestzijde van Leeuwarden met linksboven de Noorderbegraafplaats.Het stadsbestuur hield vooralsnog vast aan het eerder genomen besluit. In maart 1917 werd door hen het voorstel Koopmans-Fransen ten stelligste ontraden. De gemeenteraad dacht daar echter anders over, want deze nam op 24 april 1917 het besluit om het eerder genomen besluit op te schorten. Vervolgens kreeg de directeur van de Dienst Gemeentewerken, de heer Holsboer, opdracht om een serieus onderzoek in te stellen naar de haalbaarheid van het nieuwe idee. Dat de ambtelijke molens traag draaiden, blijkt wel uit het feit dat begin juni in de Leeuwarder Courant een aankondiging verscheen voor onteigening van gronden ter vergroting van de algemene begraafplaats. Tot uitvoer is die onteigening niet gekomen want op 5 februari 1918 werden twee (nieuwe) planvarianten in stemming gebracht.
Het idee van de raadsleden was namelijk niet helemaal overgenomen. Holsboer had gemeend dit om diverse redenen terzijde te moeten schuiven en had de begraafplaats verder van de Stienser Weg af geprojecteerd. Wel aan het Schapendijkje, maar meer westelijk. Hij had twee plannen waarvan het eerste plan de voorkeur kreeg. In dit plan was een ruimere opzet van de begraafplaats bedacht en een meer uitgebreide plantsoenaanleg. Bij de ingang was een door gewelven gedekte poort gedacht met de nodige dienstgebouwen. Op een terrein van iets meer dan 4 ha zou plaats zijn voor 5.130 graven met de mogelijkheid tot uitbreiding. Volgens de directeur Gemeentewerken zou dit oppervlak, zonder rekening te houden met de aan invloed winnende mogelijkheid tot lijkverbranding, voldoende moeten zijn voor 50 tot 70 jaar. 

Crematorium

Terwijl de gemeenteraad en B&W worstelden met de materie lieten ook de burgers zich zo nu en dan horen. In januari 1917 werd in de Leeuwarder Courant een lans gebroken voor de bouw van een crematorium bij de nieuwe begraafplaats. Over begraven werden gruwelijke feiten weergegeven en cremeren zou zoveel beter zijn. In Nederland werd op dat moment al tientallen jaren gesproken over crematoria en in 1914 had daadwerkelijk de eerste crematie plaats in Driehuis-Westerveld plaatsgevonden.
Tijdens de discussies in de gemeenteraad kwam ook het te bouwen crematorium herhaaldelijk aan de orde. Sommige raadsleden wilden tegen het hele plan voor de nieuwe begraafplaats stemmen vanwege het feit dat er mogelijk ook een crematorium gebouwd zou worden. Na overleg werd besloten de bouw van een crematorium buiten de stemming over de begraafplaats te laten. In een aparte stemming werd daarna het voorstel voor de bouw van een crematorium met 20 van de 25 stemmen aangenomen. In beginsel zou Leeuwarden dus een crematorium krijgen.
Maar zover zou het niet komen, want op aanraden van de ingeschakelde Schoonheidscommissie stelde B&W aan de Raad voor om te wachten met de oprichting van een hoofdgebouw met kapel en crematorium, evenals met de aanleg van het gedeelte eromheen. Kapel en crematorium zouden middenin het terrein gesitueerd worden. Het advies van de commissie kwam B&W waarschijnlijk goed uit, want er was eigenlijk geen geld voor die onderdelen. Hoezeer de financiële rek er bij de gemeente uit was, blijkt wel uit het feit dat ook de bouw van een entreepoort met flankerende dienstgebouwen eerst geen doorgang zou vinden. En dat terwijl al besparingen bereikt konden worden door de begraafplaats uit te voeren als een project ter bestrijding van de werkloosheid, niet vreemd trouwens voor de periode omstreeks de Eerste Wereldoorlog.
Op de opengehouden plek voor een hoofdgebouw waarin een kapel en crematorium zouden worden opgenomen is later de Erehof aangelegd. 

Aanleg en ingebruikname

In februari 1919 was men zover gevorderd met de aanleg dat met de verkoop van graven kon worden beginnen. Dat betekende dat ook nagedacht moest worden over de sluiting van de oude begraafplaats. Besloten werd een overgangsperiode in te stellen van 20 jaar waarbij op de oude begraafplaats geen nieuwe graven meer zouden worden uitgegeven. Men mocht nog wel begraven in eigen graven waar op het moment van opening van de Noorderbegraafplaats nog grafruimte voorhanden was. Verder werd aan rechthebbenden de kans geboden een goedkoop graf aan te schaffen op de nieuwe begraafplaats.
Op 26 juli 1919 lieten B&W weten dat de Noorderbegraafplaats op 1 augustus van dat jaar in gebruik genomen zou worden. Enkele dagen later, op 4 augustus, vond de eerste teraardebestelling plaats. Net als destijds in 1833 bij de begraafplaats aan de Spanjaardslaan betrof het ook hier een kind.
De begraafplaats was in vijf klassen verdeeld, maar de eerste afdeling werd nooit gebruikt en op de vijfde klasse werd na 1947 geen graf meer uitgegeven.

Wie nou precies de Noorderbegraafplaats ontworpen heeft, is moeilijk vast te stellen. Mogelijk is het de eerdergenoemde Holsboer geweest, die tot april 1919 directeur van de Dienst Gemeentewerken was. Holsboers opvolger, de eigenzinnige en met meer ontwerptalent begiftigde L.H.E. van Hijlckama Vlieg, tekende in elk geval de ingangspartij van twee entreegebouwen en flankerende muren met poorten, die begin jaren twintig alsnog gebouwd werden. Over de bebouwing waren in ieder geval de doodgravers minder te spreken, want al in 1923 klaagden zij over het doorwateren van de muren. De woningen waren voorzien van platte daken en boden weinig ruimte. Besloten werd een flauw hellend dak met een forse overstek aan te brengen en de muren te behandelen met een pleisterlaag tegen inwatering. Onder de kap kon op die manier ook slaapruimte worden gemaakt. 

Het ontwerp

Een van de woningen bij de oude poortHet ontwerp van de Noorderbegraafplaats sloot niet aan bij de landschappelijke traditie van de Spanjaardslaan. Functionele rechthoekige velden overheersten het beeld waar aan lange paden de graven werden gelegd. Her en der werden vierkante plantsoenen ontworpen en alleen links en rechts van het centraal geplande hoofdgebouw waren twee gebogen paden gedacht. Een zakelijk ontwerp dat paste bij de trend van het Nieuwe Bouwen. Het meest opvallend was de brede middenas die naar een groter plein leidde. Ook de entreepartij werd in die lijn opgezet. Centraal werd een openslaand hek geplaatst tussen muren met penanten en aan weerszijden twee identieke gebouwen. Links een kantoor met bovenwoning en rechts de aula met eveneens een bovenwoning. Naast enig decoratief metselwerk ontvingen de van roodbruine baksteen opgetrokken muren tien tableaus in roodbakkende terracotta. Deze werden besteld bij de bekende keramist en pottenbakker W.C. Brouwer uit Leiderdorp, die bouwaardewerk door heel Nederland leverde. De tableaus dragen in Art Déco-trant gestileerde voorstellingen van een vrouwenhoofd met zichtbaar gelaat en een oudemannenhoofd met voor de ogen geslagen handen en van een brandende respectievelijk een gedoofde kaars in een schaal.

Aanvankelijk waren de gebouwen opgeleverd in schoon metselwerk, maar zoals beschreven, zijn ze later voorzien van een bepleistering. Nu een opvallend element, maar oorspronkelijk niet gepland, zijn de samengestelde met rode Hollandse golfpannen gedekte schildkappen die een fors overstek hebben. Binnen in de panden zijn nog originele betimmeringen, kastenwanden en dergelijke aan te treffen. De bovenwoningen waren bestemd voor doodgravers. 

De begraafplaats in gebruik

Overzicht werkzaamheden in 1927-1928. Opvallend zijn onder meer de vele kransdozen. (foto HCL)Niet lang nadat de begraafplaats in gebruik was genomen, ontstonden er grote problemen met de drainering. In de aanloop van de plannen voor de begraafplaats was hier al voor gewaarschuwd, maar om de boel niet te duur te laten worden, was een eenvoudiger plan uitgevoerd. Al snel bleek dat het begraven van twee lijken in een graf problemen opleverde. Dat er plaats zou zijn voor twee lijken per graf was bij de aanleg de bedoeling geweest, maar de ophoging was niet juist uitgevoerd waardoor het praktisch onmogelijk was. De oude kleilaag was dan wel tot een halve meter doorgewerkt, maar kennelijk was deze laag weer dichtgezet bij de ophoging. Bij de toenmalige stand van zaken zou Leeuwarden slechts tot 1936 grafruimte hebben, iets wat bij de aanleg duidelijk niet de bedoeling was geweest.
In 1927 werden drastische maatregelen genomen om het probleem te verhelpen. Over het hele oppervlak van de begraafplaats werden zes sleuven gegraven die tot 80 centimeter onder het oude maaiveld werden verdiept. Hierin werden rioolbuizen gelegd en de sleuf werd vervolgens afgedekt met poreuze materialen en uiteindelijk met het zand van de begraafplaats. Smalspoor over de hele begraafplaats bracht de materialen daar waar ze toegepast werden. De graven bleven ondertussen ongeschonden. Al met al een kostbare zaak voor de gemeente. In april 1928 was de nieuwe drainage klaar.

Al vroeg in de Tweede Wereldoorlog werden op de Noorderbegraafplaats de eerste Duitse militairen begraven. Met de Fliegerhorst nabij had Leeuwarden een grote militaire bezetting. Veel slachtoffers vielen bij gevechten in de lucht. Met militaire eer werden deze gesneuvelde soldaten ter aarde besteld. Naarmate de oorlog voortduurde, werden deze begrafenissen steeds minder pompeus, verdween het vuurpeleton en ook de muziek bleef later achterwege. Tussen 1940 en 1945 werden ongeveer 400 Duitse soldaten op de Noorderbegraafplaats begraven.

Graven van Duitse soldaten in 1943De stad kreeg ook te maken met bombardementen op de Fliegerhorst en andere doelwitten in de stad. Daarbij vielen meerdere malen gewonden en doden. In de avond van 20 januari 1942 vielen er vier doden, vermoedelijk doordat een bommenwerper in de problemen was geraakt bij een aanval op Emden. Van twee slachtoffers van dit bombardement is op de Noorderbegraafplaats nog een grafmonument te vinden.

Van geallieerde zijde liggen dertien slachtoffers op de Noorderbegraafplaats begraven. Zes van hen zijn niet geïdentificeerd, de overige zeven betreft Engelse militairen die bij verschillende bombardementsvluchten om het leven kwamen. De begrafenissen van de soldaten werden door de Duitsers met militaire eer uitgevoerd.
Jaarlijks vindt bij hun grafmonumenten een herdenking plaats. 

Na de oorlog: veranderingen op komst

Direct na de oorlog werd de Stichting Friesland 1940-'45 opgericht. Een van de eerste initiatieven was het inrichten van een deel van de Noorderbegraafplaats in Leeuwarden tot Erebegraafplaats met een bijzonder monument. De stichting schreef in 1945 een prijsvraag uit voor een Friese gedenksteen, te plaatsen op de graven van hen die in de Tweede Wereldoorlog omkwamen in de strijd voor vrijheid en recht. In 1947 werd door de gemeente Leeuwarden de benodigde grond op de Noorderbegraafplaats afgestaan en gereed gemaakt voor overbrenging van vijftien gevallen verzetsstrijders. Als locatie werd het middenterrein aan het eind van de brede hoofdas genomen. Hier had ooit een aula gebouwd zullen worden, maar deze werd nu ten noorden van de erebegraafplaats gepland.

Beeld van de uitbreiding in 1953 (foto Leeuwarder Courant)Begin 1952 werd gemeld dat de begraafplaats bijna vol was. Door toename van het aantal eigen graven, maar ook door de groei van Leeuwarden bleek een uitbreiding nodig. Gemiddeld vonden er jaarlijks 300 begravingen plaats, vooral in de vierde klasse. Men liet vervolgens het oog vallen op het terrein tussen de begraafplaats en de spoorlijn naar Stiens. In een krantenartikel werd in februari 1952 gelijk een lans gebroken voor afschaffing van het klassensysteem om daarmee te komen tot meer soberheid. De begraafplaats zou een al te rommelige aanblik bieden door de chaotische hoeveelheid monumenten in soort en uitvoering. Het waren letterlijk andere tijden.

Nog voor het jaar om was, werd een begin gemaakt met de uitbreiding. Zo'n 75.000 m2 zand uit de Waddenzee werd opgebracht op het terrein ten oosten van het bestaande deel. Een sloot werd omgelegd en de sloot langs het Schapendijkje werd enigszins verbreed. Terwijl de werkzaamheden vorderden en nagenoeg afgerond waren in 1956 werd ook gediscussieerd over een nieuwe verordening. In die verordening zou ondermeer een termijn worden verbonden aan het grafrecht, werd een mogelijkheid in het leven geroepen voor het bewaren van urnen en werd tevens het aantal klassen terug te brengen tot twee. Belangrijk was ook het besluit om het grafonderhoud door de gemeente te laten uitvoeren. Het invoeren van het nieuwe klassenstelsel liep echter uit op protesten omdat er eigenlijk meer regels en mogelijkheden werden geschapen. Per klasse werden vijf mogelijkheden geboden met verschillende rechten en prijzen.

In het voorjaar van 1958 werden op de Noorderbegraafplaats twaalf stoffelijke overschotten van Duitse militairen opgegraven. Deze werden op verzoek van de familie overgebracht naar Duitsland waar ze werden herbegraven. In het najaar werden de resterende stoffelijke overschotten opgegraven en overgebracht naar Ysselsteijn in Limburg waar de Duitse militaire begraafplaats ligt. Het deel waar de Duitsers begraven waren, werd enige jaren daarna weer in gebruik genomen voor reguliere begrafenissen. 

De aula

De aula die in 1966 in gebruik werd genomen.De uitbreiding van de begraafplaats die in 1956 in gebruik werd genomen, lag ongeveer een meter hoger dan het oude deel van de begraafplaats. Een nieuwe hoofdas, gelijkend op die op het oude deel, werd ook bij dit nieuwe deel opgenomen. In 1964 werd in het midden van de nieuwe hoofdas een aula geprojecteerd. Gezien de uitbreidingen van de begraafplaats achtte men deze plek meer geschikt dan op het oude deel. Tegelijk zou ook een nieuwe toegang vanaf het Schapendijkje worden gemaakt met een brede dam. Eind 1965 werd het werk aanbesteed en kreeg de begraafplaats eindelijk een langverwachte ruimte waar op gepaste wijze afscheid genomen kon worden door de nabestaanden. De aula die gebouwd werd, was van een eenvoudig ontwerp op een rechthoekige plattegrond onder een plat dak. Ter rechterzijde van de aula werd een klokkentoren gebouwd. In deze toren hangt een luidklok met de Friese tekst:

myn lieden jowt jim to fearstean
de minske hat syn wei to gean

In vertaling luidt de tekst: mijn luiden geeft jullie te verstaan, de mens heeft zijn weg te gaan

Vandaag de dag is in de aula het kantoor van de begraafplaats gevestigd.
Ook in 1965 werd de eerste urnenhof geopend op de begraafplaats. In deze hof was plaats voor 115 urnengraven met daarin plaats voor 230 urnen. 

Verdere uitbreidingen

In 1972 bleek een volgende uitbreiding noodzakelijk te zijn. Deze werd achter de aula gepland. Wederom werd een grote hoeveelheid zand aangevoerd, 56.000 m2 dit keer. Enkele jaren later werd ook dit deel in gebruik genomen. De ruimte die met de uitbreidingen werd toegevoegd aan de begraafplaats hadden inmiddels voor een verdubbeling van het grafoppervlak gezorgd. De uitbreidingen waren in hun vorm en voorkomen nog meer een vertaling van de functionele kijk op de lijkbezorging zoals men die in die tijd had. Hoewel de nodige aandacht werd besteed aan het groenaspect, zijn de lange rijen grafmonumenten wel erg sober uitgevallen. Maar dat was kennelijk wat men wilde.

Beeld van het oude deel van de begraafplaats voor de werkzaamheden.In 1983 presenteerde de gemeente Leeuwarden het plan om een islamitische begraafplaats aan te leggen. Dat was in die tijd nog niet zo gebruikelijk in Nederland. Op een stuk van 1.400 m2, gelegen ten noord-westen van de originele aanleg zou plaats zijn voor ongeveer 200 begravingen. Dit aantal zou volgens de plannen voldoende moeten zijn tot het jaar 2000. In maart 1985 werd het islamitisch gedeelte geopend. Een opvallend verschil met de rest van de begraafplaats is de ligging van de graven: deze zijn hier georiënteerd in de richting van Mekka. Bij de islamiitsiche begraafplaats is ook een overkapte opbaartafel gerealiseerd waar de doden vooraf ritueel gewassen kunnen worden. De begraafplaats is anno 2008 nog lang niet vol, want met het begraven in Nederland door moslims liep het niet direct zo'n vaart.

Beeld zoals ontstaan na de werkzaamheden.In 1988 werd de begraafplaats nog eens uitgebreid met ongeveer 800 graven. Daarmee kwam het totaal aantal graven op 12.000. Na de eerste urnenhof zijn er ook meer gelegenheden gecreëerd voor asbestemmingen. De Noorderbegraafplaats telt momenteel vier verschillende urnentuinen waar plaats is voor 750 urnengraven. 

Kindermonument

Waar tot 1985 de kinderen werden begraven die voor, tijdens of zeer kort na de geboorte overleden, is in 2005 een herdenkingsmonument geplaatst. Op het grafveld waar dat gebeurde, zijn in de loop der tijd zo'n 1.700 baby's naamloos begraven. De baby's werden in de administratie geregistreerd op naam van de ouders, grafnummer en datum.
In het midden van het grafveld dat 10 bij 70 meter meet, zijn vier glasplaten geplaatst met elk een uitsparing op een andere plaats. Deze platen symboliseren de gezinnen met ieder hun eigen verhaal. Op afstand is door de transparantie niets waar te nemen. Pas wanneer men dichterbij komt, komt men achter het verhaal, het verdriet en het gemis dat nog aanwezig is bij ouders, broertjes en zusjes. Doordat de glasplaten achter elkaar zijn geplaatst, ontstaat tevens een kruis. De aanplant van heggen en dakplatanen moet uiteindelijk een besloten karakter geven aan het monument. 

Toekomst

Luchtfoto van de begraafplaats omstreeks 1995.Vanaf de ingebruikname in 1919 veranderde de begraafplaats zo'n veertig jaar niet of nauwelijks. Met de eerste uitbreiding in 1956 begon een lange weg van aanpassingen, uitbreidingen, toevoegingen en vernieuwingen. Ondanks die veranderingen is het originele grondplan van de begraafplaats nog zeer goed herkenbaar. De essentie van het ontwerp is overeind gebleven, zij het dat de details behoorlijk veranderd zijn. De sterk karakteriserende hagen tussen de graven hebben jarenlang het beeld bepaald. Men kon er niet overheen kijken maar wel waren in het voorjaar de bloesems van de prunussen zichtbaar of de lange afhangende takken van de berken langs de brede hoofdas. Inmiddels is de gemeente Leeuwarden begonnen met een grondige aanpak van het achterstallig onderhoud. Dat betekent dat het beeld op het oude deel behoorlijk gaat veranderen. In 2006 stelde de gemeenteraad voor deze aanpak € 2.300.000,- beschikbaar. Een deel daarvan wordt ook besteed aan de gemeentelijke begraafplaats in Huizum.
Tot 2010 zal er op de Noorderbegraafplaats het nodige aangepakt worden. Sommige onderdelen zijn sterk zichtbaar, andere wat minder. Zo werd al de schaftruimte van de hoveniers en grafdelvers verbouwd, maar dat loopt voor de bezoekers niet zo in het oog. Wat wel in het oog loopt, is het vernieuwen van de beplanting op het oude deel van de begraafplaats en het vervangen van de met grind beslagen paden door asfalt. Een eerste fase is inmiddels afgerond. Door het aanbrengen van nieuwe hagen, in dit geval beuken en taxus, is de begraafplaats meer open en overzichtelijk geworden. De beslotenheid is helaas wel verdwenen, maar keert op den duur wel weer terug.
Bij een van de nieuwere urnentuinen is ook de mogelijkheid tot asverstrooiing gecreëerd. Om dit veld beter te markeren zijn enkele opvallende gedenktekens geplaatst. Een weer minder in het oog lopende klus was het verbeteren van de drainage van de velden G en H.

In de komende jaren gaat een volgende uitbreiding gerealiseerd worden op de Noorderbegraafplaats, namelijk "Begraven in het bos". Dit plan wordt uitgevoerd in het verlengde van de oude hoofdas. Verder zal de aula verbouwd worden, waarbij de buitenzijde een modern jasje krijgt en intern de dienstverlening wordt verbeterd. Daarnaast zal doorgegaan worden met het vernieuwen van de beplanting op het oude deel, zullen op verschillende delen van de begraafplaats de paden verbeterd worden en zal ook naar de overige beplanting gekeken worden.

Door particulier initiatief is inmiddels ook een stichting opgericht die ijvert voor een theehuis op de Noorderbegraafplaats. Als die plannen doorgaan, wordt het nog meer de moeite waard om deze begraafplaats eens met een bezoek te vereren.

 

 

Literatuur

  • Bok, L.A.H., Leeuwarden. Reeks Funeraire Cultuur De Terebinth, Rotterdam 2004
  • Zandberg, K., 'Hier wordt U, voor gij sterft, een lusthof aangeboden' Begraven en begraafplaatsen tijdens de Open Monumentendag in Leeuwarden, 1999.
  • Diverse krantenartikelen uit de Leeuwarder Courant.

 

Internet

 

 

 

Aangepast: 03 januari 2022

Nieuw op de website