Skip to main content

Schiermonnikoog - Kerkhof

10 januari 2010

Het eiland Schiermonnikoog kent twee begraafplaatsen: Vredenhof, waar veel Duitse en geallieerde soldaten liggen begraven die hier aanspoelden en de burgerlijke begraafplaats. Deze laatste begraafplaats, gelegen midden in het dorp rondom het eenvoudige kerkje, was enkele jaren geleden het middelpunt van aandacht voor de gemeente Schiermonnikoog. Deze liet namelijk op het kerkhof een inventarisatie maken van bijzondere graftekens. Daarnaast werd een nieuwe urnenmuur geplaatst en is beleid ontwikkeld voor behoud van het kerkhof. Onderdeel van de inventarisatie was ondermeer een archiefonderzoek naar de geschiedenis van het kerkhof. Die geschiedenis volgt hieronder.

Fazant op het kerkhof van Schiermonnikoog.

Eerste begravingen op het eiland

De vroegste geschiedenis van het eiland is verbonden met de in het grijs (schier) geklede monniken die ook hun naam aan het eiland gaven. Aan het eind van de twaalfde eeuw vestigden monniken van het cisterciënzerklooster Claerkamp zich op Schiermonnikoog. Vermoedelijk was het klooster in bezit gekomen van delen van het eiland door erfenissen en door het opkopen van eigendommen, zoals het klooster dat ook deed op andere waddeneilanden. De monniken bouwden op Schiermonnikoog een uithof met een kapel, schuur en veel landbouwgrond die ze zelf bewerkten. Daarnaast werd veel werk gedaan door zogeheten lekenbroeders of conversen.

De kapel die zij bouwden, was lange tijd het enige religieuze gebouw op het eiland. Omdat de overige bevolking van het eiland hier ook ter kerk ging, werd de kloosterkapel in 1465 tot parochiekerk verheven. Bij de kapel werd waarschijnlijk van meet af aan ook begraven. Afgezien van losse graven die voordien misschien gebruikt werden, was dit de eerste plaats waar regulier begraven werd.

Het klooster met de kapel groeide in de dertiende en veertiende eeuw uit tot een kleine nederzetting. Oorspronkelijk lag deze meer westelijk dan het huidige dorp. De kleine kerk moest in 1715 afgebroken worden vanwege het overstuiven van de duinen. Verder landinwaarts werd de kerk herbouwd. Volgens een uit 1762 daterende beschrijving van Sjoerd Hayes uit Oenkerk, was een gedeelte van het fundament van de oude kerk in dat jaar nog zichtbaar. Hayes vervolgt zijn beschrijving dan met 'de dooden hebben zij lange jaaren op dat kerkhof begraven, die staen zoo hoog op malkander, omdat het zand daer zoo met der tyd al hooger bij op stuifde, maar nu begraven zy de dooden daer beneden op die vlakte'. Die vlakte was een terrein tegen de duinen ten oosten van het oude dorp. Daar werd in 1717 de kerk herbouwd. In 1760 echter moest de kerk alweer opgegeven worden en werd deze een prooi van de zee. Sjoerd Hayes beschrijft dat de banken en de preekstoel drie dagen voor dat de zee definitief de kerk omspoelde er uit waren gehaald en '…de dooden uit hun graven. Elk borg doe zyn eigen doden. Het is daer een gebruik als daer een sterft, dat haer naam op de kiste gezet wordt, en de andere doden die spoelden van het kerkhof af in de zee; de kisten, die zy weer krygen konden, die hebben zy aangehaald en op het land weer begraven, en van die ryke lieden, die in de kerk begraaven waren, die hebben zy by die plaats gebragt, daer de nieuwe kerk staan zal. Als die gemaakt is, dan zullen zij daer weer begraven worden; zij staan nuu zoo lang onder een afdak die daertoe gemaakt is'. [1]

Na deze kleine ramp werd meer oostelijk, op de huidige plaats, een nieuw dorp gebouwd dat de naam Oosterburen kreeg, maar inmiddels de naam Schiermonnikoog draagt. Er waren niet direct voldoende middelen voorhanden om een nieuwe kerk te bouwen maar in 1762 kon men weer beschikken over een kerkgebouw. In 1866 werd deze vervangen door de huidige zaalkerk. In 1908 werd de torenopbouw met naaldspits toegevoegd.Kerk en kerkhof ± 1950 (collectie Leon Bok).Kerk en kerkhof ± 1950 (collectie Leon Bok).

Direct vanaf de opbouw van het dorp is hier begraven, maar het beeld zoals dat op Ameland of Terschelling gevonden kan worden, is hier niet (meer) aanwezig. De zestiende- en zeventiende-eeuwse stoeppalen en zerken die zo typerend zijn voor de Waddeneilanden zijn mogelijk bij de overspoeling van het dorp verdwenen. Het oudste grafmonument dat nu nog voorkomt op het kerkhof dateert uit het midden van de zeventiende eeuw en komt van het eerste kerkhof. De zerk is na allerlei omzwervingen over het eiland in 1925 gevonden bij de openbare school. Daar diende de steen als stoep. Na de vondst is de steen naar het kerkhof gebracht en weer op de juiste wijze teruggelegd. Tientallen grafmonumenten op het kerkhof passen nog in de traditie van de negentiende-eeuwse grafkunst en vinden qua vorm en type aansluiting bij de grafmonumenten die voorkomen in de noord-oosthoek van Friesland en breder bij het soort grafmonumenten dat in Noord-Nederland vrij algemeen is. In de twintigste eeuw zijn veel nieuwe grafmonumenten geplaatst en dat gaat tot de dag van vandaag door. Sommige nieuwe grafmonumenten voegen zich snel in het karakter, andere daarentegen steken schril af en trekken de aandacht.

Geschiedenis kerkhof

Toen de nieuwe kerk in 1762 [2] gereed was, zijn de kisten die in afwachting van een nieuw graf onder een afdak waren geplaatst, herbegraven in de nieuwe kerk. De overige opgegraven overledenen werden herbegraven op het nieuwe kerkhof. Dat kerkhof was veel kleiner dan het huidige. De afmetingen waren elf bij negentien meter. Dit kerkhof telde 112 graven en lag aan de oostkant van de kerk. Bij de aanleg in 1762 werd het kerkhof enigszins verhoogd en omringd door een muur. Van die 'twee stenen klinkers' muur, in het verlengde van de noord- en zuidmuur van de kerk zijn bij opgravingen in 1971 restanten teruggevonden. Bij die opgraving is ook een trapje aan de zuidkant van de oostmuur gevonden, dat ligt in het verlengde van het Kerklaantje. De eigenaars van het eiland, destijds de familie Stachouwer, gebruikten dit pad om van slot 'Rijsbergen', hun woonstede, naar de kerk te gaan. Via het trapje en over het kerkhof konden zij dan de kortste weg nemen naar de kerk.

Het begraven op het kerkhof was strak gereglementeerd. Zo mochten er geen palen op de graven worden gezet. (Platte) zerken waren wel toegestaan. Tussen de graven moesten 'klinkers op de kant gezet' komen. Tijdens de opgraving in 1971 zijn er inderdaad rechtopstaande steentjes om de oude graven gevonden.

Al in 1786 werd het kerkhof uitgebreid tot de huidige omvang. Hoewel het de bedoeling was om weer een muur rondom het kerkhof te maken, is dit nooit gebeurd. [3] Overigens maakten de kerkvoogden in 1851, bij het verstrekken van bewijzen van eigendom van grafsteden, nog onderscheid tussen het 'oude' en 'nieuwe' kerkhof. [4]

Halverwege de negentiende eeuw bleek het kerkgebouw uit 1762 zo bouwvallig dat tot afbraak werd besloten. Het huidige kerkgebouw werd op dezelfde plaats gebouwd en op 9 december 1866 ingewijd. [5] Mogelijk liggen de in 1762 herbegravenen en de sinds die tijd begravenen (tot aan het verbod in 1829 om in kerken te begraven) nog steeds onder de huidige vloer.Overzicht van de kerk en het kerkhof in 2017.Overzicht van de kerk en het kerkhof in 2017. Het kerkhof stond tot 1875 onder het beheer van de kerkvoogden en de gemeente zorgde ondermeer voor de omheining en de daarvoor geplaatste hekken. Ook betaalde de gemeente het salaris van de doodgraver. Mogelijk werden ook door de gemeente in 1873 'nieuwe herkenningspaaltjes met nummers' aangebracht. De rol van de gemeente zou allengs groter worden en uiteindelijk leiden tot een overdracht.

Overdracht van het kerkhof

In 1875 werd het kerkhof door de kerkelijke gemeente overgedragen aan de burgerlijke gemeente. Vanaf die tijd werd door de gemeente ook een nieuw grafregister aangelegd en bijgehouden. Bij de overdracht werden (al) vanuit de gemeenteraad vragen gesteld over 'het opvolgen in eigendom in verschillende generaties der bestaande graven'. De bestaande regeling was klaarblijkelijk niet tot ieders genoegen, maar de kerkvoogdij kon bij de overdracht geen andere bepalingen maken die in strijd zouden zijn met het 'sints jaren bezeten recht van eigendom der familiegraven'. De oorzaak hiervan was dat er geen verordening omtrent de eigendom van de graven en de overgang in eigendom bestond. Ook werd de vraag gesteld of de opbrengst van de collecten bij begrafenissen bij overdracht van het kerkhof naar de burgerlijke gemeente dan ook bestemd zouden zijn voor het Burgerlijk Armbestuur. Bij de overdracht was echter niets bepaald over de opbrengst van deze collecten. Ook na overleg tussen de burgemeester en de kerkvoogdij werd daarover niets opgenomen in de (niet bewaard gebleven) overdrachtsverklaring. De overdracht van kerkelijke naar burgerlijke begraafplaats (onder invloed van bepalingen van de Begrafeniswet 1869) was dan wel geregeld, maar de begraafplaats kon alleen maar behouden blijven indien er een lijkenhuisje gebouwd zou worden. De Wet op de besmettelijke ziekten van 1872 bepaalde namelijk dat lichamen van overledenen aan besmettelijke ziekten uit de sterfhuizen gehaald moesten worden om opgebaard te worden in een apart lijkenhuisje. Elke begraafplaats diende vanaf 1872 te beschikken over een dergelijk lijkenhuis. In december 1875 werd door de gemeenteraad besloten tot de bouw van een lijkenhuis op aandrang van het Geneeskundig Staatstoezicht.

De aanbesteding voor de daadwerkelijke bouw van het lijkenhuis, waarvoor het Staatstoezicht als enige geschikte plaats de oostzijde van de kerk 'en niet te digt bij de looppaden of toegangen tot de kerk' had aangewezen, vond plaats in juni 1876. J. Gaasterland mocht het bouwen voor ƒ 113,00. [6] Vandaag de dag is het lijkenhuisje nog steeds op dezelfde plaats te vinden.

Veranderingen op het kerkhof

Al in 1867 had de gemeenteraad besloten tot de aankoop van bomen die rond het kerkhof geplant zouden worden. Ook toen werd toen al een hoofdhek gemaakt door timmerman W. Schaafsma. Zo kon de gemeente in 1869 aan Gedeputeerde Staten berichten dat het kerkhof was begrensd en afgesloten met een heg en drie hekken van twee meter hoog. [7]

Na 1875 werd in de gemeentelijke jaarverslagen voortdurend geschreven dat de toestand van de algemene begraafplaats voldoende tot goed was. Dit duurde tot in de jaren negentig van de negentiende eeuw. Het gemeentelijk verslag over 1893 bevat dan de volgende opmerking: 'het ware intusschen te wenschen dat de toestand der gemeentefinanciën toelieten dat buiten de kom van het dorp een nieuwe begraafplaats kon aangelegd worden'. In de daarop volgende jaren werd de toestand echter weer bevredigend genoemd, hoewel in het gemeenteverslag van 1896 wel wordt opgemerkt dat de nummering van de graven verbeterd kan worden 'daar de nummerpaaltjes verrot zijn en weg'. Een nieuwe begraafplaats buiten de kom van het dorp kwam er niet, maar wel nieuwe ijzeren hekken voor de bestaande begraafplaats in plaats van de bestaande houten. [8]

In 1897 besloten B en W tot een reorganisatie van de begraafplaats. Als reden werd genoemd dat er veel ongebruikte graven waren, waarvan de eigenaren onbekend waren. De gemeente kon deze graven daardoor niet uitgeven. Besloten werd om een oproep te doen aan alle grafeigenaren in diverse kranten. De oproepen werden begin 1898 een aantal malen geplaatst. De grafbriefjes en eventuele bewijzen van erfrecht moesten in maart 1898 ingeleverd zijn. In juli 1898 werden de zaken afgerond en liet de burgemeester in de gemeenteraadsvergadering de nieuw gemaakte kaart van de begraafplaats zien. Het bleek dat op veel graven geen aanspraak gemaakt was. Deze kwamen dus voor nieuwe uitgifte in aanmerking. Daarbij werd voorgesteld dat op de nieuwe grafbriefjes op de achterzijde het oude briefje diende te worden opgenomen en dat op de voorzijde werd vermeld aan wie het nieuwe briefje was uitgereikt. Tevens werd bepaald dat overboeking van graven ter gemeentesecretarie diende te geschieden en dat daarvoor een bepaald recht verschuldigd zou zijn. Eind 1898 werden er nieuwe nummerpaaltjes op de begraafplaats geplaatst. Het verschuldigde recht werd geregeld in de eerste gemeentelijke verordening over de heffing en invordering van begrafenisrechten in 1899. De totstandkoming daarvan kostte overigens nog veel discussie. Het voorgestelde artikel over jaarlijkse onderhoudskosten werd namelijk door de gemeenteraad verworpen. In de verdere behandeling van het voorstel wees de burgemeester nog op het feit dat door het punt van te betalen kosten bij een begrafenis het stelsel van het geven van fooien aan de doodgraver ten einde zou zijn. Voor deze functie werd een instructie vastgesteld.

In 1902 werd besloten de oude bomen (uit 1867?) rond de begraafplaats te rooien en deze te vervangen door veertig jonge iepen. [9] Andere ingrepen volgden. Zo werd in 1935 of eerder, de heg rond de begraafplaats gerooid. Daardoor liep de begraafplaats meer in het oog. Dat deed de begrafenisvereniging in de pen klimmen. Er werd een brief aan het gemeentebestuur gericht met de opmerking dat 'het de netheid en het plaatselijk schoon ten goede komt, en tevens aangenaam zal zijn voor degenen die er wel prijs op stellen dat de graven van hun overleden bloedverwanten er netjes uitzien, wanneer er iets gedaan zou worden om verbetering te brengen in de toestand van sommige graven en van de begraafplaats'. Zij vroegen dan ook gaten op te vullen, bulten te egaliseren, het gras kort te houden en, indien mogelijk, enige paden aan te leggen. Ook het onderhoud van slecht onderhouden grafmonumenten diende volgens de begrafenisvereniging aangepakt te worden.De begrafenisstoet voor Wopke Fenenga in winterse omstandigheden in januari 1940 (foto Archief B. Henstra).De begrafenisstoet voor Wopke Fenenga in winterse omstandigheden in februari 1940 (foto Archief B. Henstra).

Familieleden van de overledene moesten door de gemeente van de slechte onderhoudstoestand op de hoogte gebracht worden en aangespoord worden het onderhoud op zich te nemen binnen een zekere termijn. Bij het verlopen van die termijn en blijvend slecht onderhoud zou tot opruiming van de grafmonumenten overgegaan moeten worden! Opmerkelijk is dat de VVV van Schiermonnikoog vanwege de 'aantrekkelijkheid' van het eiland met een brief aan de gemeenteraad instemde met de brief van de begrafenisvereniging. B en W van Schiermonnikoog zegden wel toe te bevorderen dat de begraafplaats opgeknapt en in goede staat zou worden gehouden, maar in de jaarvergadering van de begrafenisvereniging in 1937 werd gesteld dat er wel iets was gedaan, maar dat het bestuur nog niet tevreden was. [10]Grafmonument voor Wopke Fenenga op het kerkhof.Grafmonument voor Wopke Fenenga op het kerkhof.

Oorlog en daarna

Gedurende de Eerste Wereldoorlog waren er op het eiland veel drenkelingen aangespoeld. Door persoonlijk initiatief van enkele eilanders werden deze drenkelingen begraven op een plek in de duinen, die nu bekend staat als Vredenhof. Ook de doden die in de Tweede Wereldoorlog op het eiland aanspoelden, werden op Vredenhof begraven. Maar ook op het kerkhof liggen slachtoffers van de periode 1940-1945 begraven. Het zijn burgerslachtoffers die vielen bij twee ongelukkige bombardementen of andere ongelukken. Al voor de oorlog vielen er slachtoffers te betreuren. Na het uitbreken van de oorlog deed het eerste bombardement zich voor op 8 januari 1941. Een bom die per ongeluk werd afgeworpen boven het eiland trof in het dorp het huis van de familie Karst-Draijer waar juist een verjaardagspartijtje werd gevierd. Vier familieleden kwamen daarbij om en er viel ook nog een vijfde slachtoffer.Beeld van de begrafenis van burgemeester Van den Berg, juli 1943 (foto Archief B. Henstra).Beeld van de begrafenis van burgemeester Van den Berg, juli 1943 (foto Archief B. Henstra).

Op 28 juli 1943 werd een aantal Amerikaanse bommenwerpers, op weg naar doelen in Duitsland, boven de Waddenzee beschoten door Duitse jagers. Die hadden de bommenwerpers onderschept vanaf Fliegerhorst Leeuwarden. Om aan de snellere Duitse jagers te ontkomen lieten de Amerikanen hun bommenlast los. Veel bommen vielen op het wad, maar ook een aantal huizen op het eiland werd getroffen. Midden in het dorp werden het gemeentehuis en de oude zeevaartschool getroffen. Daarbij vielen in totaal zeven doden, waaronder burgemeester Van den Berg en zijn vrouw. Bij de begrafenis van de slachtoffers was nagenoeg het hele dorp uitgelopen om de doden de laatste eer te bewijzen. Alle grafmonumenten van de slachtoffers zijn nog te vinden op het kerkhof.

Ook elders werden bewoners van het eiland slachtoffer van de oorlog. Enkelen bleven op zee of stierven in een kamp in Duitsland of in Nederlands Oost-Indië. Hun namen worden samen met de slachtoffers van de bombardementen, herdacht op een plaquette die ingemetseld is in de muur aan de noordzijde van de kerk.Plaquette met daarop alle oorlogsslachtoffers op de kerkmuur.Plaquette met daarop alle oorlogsslachtoffers op de kerkmuur.

In 1941 werd de in 1899 vastgestelde verordening vervangen door een door de burgemeester vastgestelde nieuwe verordening. In 1950 werd geconcludeerd dat de burgemeester daartoe niet bevoegd was en de verordening uit 1941 werd vervangen. Deze is vervolgens weer vervangen door een nieuwe verordening in 1971. Uiteraard beschikt de gemeente inmiddels over een eigentijdse verordening.

In 1959 werd het lijkenhuisje, toen eigenlijk alleen nog in gebruik als bergplaats voor de begrafenisvereniging, opgeknapt. Een reorganisatie van de begraafplaats vond plaats in 1973. [11] Grootscheepse veranderingen zijn daarna niet meer opgetreden, behalve toen in 1980 de bescheiden urnenmuur werd geplaatst in de zuid-west hoek van het kerkhof. [12] Het kerkhof veranderde daarna geleidelijk van karakter doordat steeds meer lage, brede granieten confectiemonumenten verschenen. Toch is op kerkhof nog veel bijzonders te vinden dat de  geschiedenis van het eiland en zijn bewoners vertelt.

Het baarhuisje achter de kerk in 2017Het baarhuisje achter de kerk in 2017

Karakter

Het kerkhof is vandaag de dag aan alle zijden omgeven door een forse, hoge haag van hulst. In de randen is ook nog een rij loofbomen opgenomen, behalve aan de westrand, waar alleen struiken staan. Dit deel was in het verleden dan ook vrij open. Vanaf de omringende paden en straten heeft men geen zicht op het kerkhof, zelfs niet in de winter. Het kerkhof is van drie zijden toegankelijk via kleine gietijzeren poortjes, dezelfde die aan het eind van de negentiende eeuw geplaatst werden . Achter deze toegangen leiden smalle klinkerpaden naar de kerkingang. Rondom de kerk zelf is een grindpad aangebracht. De verdere ruimte is geheel gevuld met grafmonumenten. Waar geen grafmonumenten staan, ligt gras. Op een enkele plaats is een smal pad gevormd waar geen grafmonumenten staan.

De begraafplaats wordt gekarakteriseerd door een variatie van oude en nieuwe grafmonumenten. Opvallend is daarbij dat de nieuwere grafmonumenten een meer kleurige indruk maken dan de oude grafmonumenten. Dat laatste heeft vooral te maken met de toepassing van andere materialen. De oudere grafmonumenten zijn overwegend van grijze hardsteen terwijl vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw steeds meer zwart graniet werd toegepast en recenter ook andere kleuren. De oudere grafmonumenten kunnen overwegend getypeerd worden als lang en smal en het toegepaste materiaal is overwegend hardsteen. De nieuwere grafmonumenten zijn veelal lager en breder en graniet is daarbij het meest toegepaste materiaal. Op den duur zal zonder ingrijpen de verticaliteit het afleggen tegen de lagere, meer horizontale grafmonumenten. De vele tientallen zerken die op de begraafplaats liggen, vallen eigenlijk pas op als men tussen de grafmonumenten zelf loopt. Deze zerken zijn voor het karakter en het beeld van ondergeschikt belang, maar geven op plaatsen waar er meerdere bij elkaar liggen wel een beeld van openheid, waardoor het kerkhof ruimtelijker overkomt dan het werkelijkheid is.
Sommige details op de begraafplaats zullen de bezoeker verbazen. Zo zijn er enkele graftekens met verwijzing naar de soefibeweging die in de eerste helft van de twintigste eeuw veel aanhangers op het eiland kende. Ook is er nog een ruime variatie aan hekwerken, hoewel dat er vroeger meer waren. Aan de nog bestaande hekwerken zijn in een aantal gevallen glazen naamplaten bevestigd, in plaats van staande of liggende grafmonumenten binnen het hekwerk. Verwijzingen naar het eiland en de activiteiten van de bewoners op zee zijn slechts sporadisch te vinden.

Hoewel men het kerkhof beleeft als een groene oase, speelt groen op de begraafplaats zelf geen rol van betekenis. Het is juist het groen rondom de begraafplaats dat dit beeld opwekt en is dus van wezenlijk belang voor de beleving van het kerkhof. Grafbeplanting komt slechts sporadisch voor. 

Commissie Funerair Erfgoed

Een speciaal in het leven geroepen commissie, onder leiding van de toenmalige burgemeester Bert Swart (1956-2017), heeft in het voorjaar van 2008 enkele tientallen grafmonumenten geïnventariseerd. Samen met de historische vereniging 't Heer en Feer, de administratieve medewerker van de gemeente, de gemeentearchivaris en een funerair deskundige is een selectie gemaakt van bijzondere grafmonumenten.Fraai ensemble, voorgedragen op de lijst van te behouden monumenten.Fraai ensemble, voorgedragen op de lijst van te behouden monumenten.

Deze grafmonumenten zal men trachten te behouden vanwege hun waarde als verwijzing naar de personen die er begraven liggen, vanwege hun bijzondere materiaalgebruik, symboliek of vormgeving. Aan de hand van de geselecteerde grafmonumenten kan in feite de geschiedenis van het eiland vanaf de achttiende eeuw verteld worden. Een nader beleid voor het verdere behoud van dit kerkhof zal nog vorm krijgen, maar dat zou de bezoekers van het eiland er niet van hoeven te weerhouden dit kerkhof eens in ogenschouw te nemen.

 

Met dank aan: de leden van de Adviescommissie Funerair Erfgoed Schiermonnikoog.

 

Noten

  1. A. Winkler Prins, Geschiedenis en beschrijving van het eiland Schiermonnikoog (Amsterdam, 1868)
  2. Tresoar, Archief van de Heerlijkheid Schiermonnikoog, inv. Nr. 165
  3. H. Feenstra, Opgravingen op het kerkhof, in: Dorpsbode van Schiermonnikoog 09-11-1971; Tresoar, Archief van de Heerlijkheid Schiermonnikoog, inv. Nrs 169, 171, 173, 180.
  4. Inventaris van het archief van de gemeente Schiermonnikoog (1808) 1814-1945 (1964), inv. Nr. 1202
  5. A. Winkler Prins, Geschiedenis en beschrijving van het eiland Schiermonnikoog (Amsterdam, 1868)
  6. Inventaris van het archief van de gemeente Schiermonnikoog (1808) 1814-1945 (1964), inv. Nrs. 2, 74, 683, 732, 735, 1201.
  7. Inventaris van het archief van de gemeente Schiermonnikoog (1808) 1814-1945 (1964), inv. Nrs 2, 677.
  8. Inventaris van het archief van de gemeente Schiermonnikoog (1808) 1814-1945 (1964), inv.nrs 732-760.
  9. Inventaris van het archief van de gemeente Schiermonnikoog (1808) 1814-1945 (1964), inv.nrs 7, 16, 17, 1202, 1203.
  10. Inventaris van het archief van de gemeente Schiermonnikoog (1808) 1814-1945 (1964), inv.nrs 20, 455; Leeuwarder Courant 23-01-1935.
  11. Secretarie-archief gemeente Schiermonnikoog na 1945, dossiersnrs. 172, 831, 1040, 1468.
  12. Secretarie-archief gemeente Schiermonnikoog na 1945, dossiersnrs. 179, 237.

 

Literatuur

  • Adviescommissie Funerair Erfgoed, Rapportage Adviescommissie funerair erfgoed Schiermonnikoog, Schiermonnikoog 2008

 

Internet

 

Aangepast: 26 mei 2024