Skip to main content

Lobith - Katholieke kerkhof

15 februari 2024

Honderden katholieke begraafplaatsen en kerkhoven telt Nederland. Van de meeste is weinig bekend over de ontstaansgeschiedenis en soms lijkt zelfs vergeten te zijn wie er begraven zijn. Ze zijn van grote betekenis voor de lokale gemeenschap, maar daarbuiten is dat een stuk minder. Toch zijn er tal van katholieke begraafplaatsen die een interessante geschiedenis kennen en nog veel verwijzingen naar gebeurtenissen in die geschiedenis bevatten. Zo’n begraafplaats is ook te vinden in Lobith, maar de vraag is wel voor hoe lang nog. Het kerkhof bij de kerk van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria wordt waarschijnlijk gesloten en er zijn plannen voor een park ter plekke.

Luchtfoto van de kerk met omgeving in 1972. De woning tussen de twee uitbreidingen is al afgebroken (Collectie Heemkundekring Rijnwaarden).

Lobith en haar historische betekenis

Over het algemeen staat het met katholieke begraafplaatsen boven de grote rivieren net iets beter ervoor dan met die daaronder. Er is iets minder geruimd en daardoor valt er nog wel wat te zien. Niet dat de geschiedenis van het kerkhof in Lobith zo ver teruggaat, maar met name de locatie doet dat wel. Lobith heeft lange tijd een strategische betekenis gehad als plaats waar degene die het bezit erover had tol kon heffen. En dat was voor Lobith, gelegen aan de Rijn, aanzienlijk. Lobith had dan ook een Tolhuis, feitelijk een versterkt kasteel, waar lange tijd het hertogdom Kleef de dienst uitmaakte. In de Tachtigjarige Oorlog bleef het gebied feitelijk neutraal en kwam het Tolhuis aan de keurvorst van Brandenburg, die ook Pruisen tot diens bezit mocht rekenen. Die heerschappij bleek verre van gunstig voor het katholieke Lobith. Johan Sigismund, keurvorst van Brandenburg, stapte in 1613 over naar het gereformeerde geloof en in de kapel die bij het Tolhuis hoorde, werden voortaan gereformeerde kerkdiensten gehouden. De katholieke inwoners konden niet anders dan ter kerke gaan in omliggende dorpen zoals Elten, Keeken of Bimmen. Voor zover dat mogelijk was, want de tocht naar die kerken was niet voor iedereen weggelegd. Na de Tachtigjarige Oorlog deelden protestantse ambtenaren de dienst uit op het Tolhuis in het verder katholieke Lobith. In 1672 werd het Tolhuis veroverd door de Fransen en in brand gestoken. De feitelijke tolheffing vond toen al lang niet meer plaats in Lobith, waardoor er geen noodzaak was tot herbouw van het Tolhuis. De resten werden gebruikt als bouwmateriaal en in 1771 schonk Frederik II de katholieken het terrein om er een kerk te bouwen.

Op de kadastrale kaart van rond 1830 is te zien dat de kerk centraal achter de bebouwing langs de dijk is geplaats.Op de kadastrale kaart van rond 1830 is te zien dat de kerk centraal achter de bebouwing langs de dijk is geplaatst.

De kerk

De katholieke gemeenschap van Lobith was niet direct in staat om een kerk te bouwen, maar met hulp van paters kapucijnen uit Elten kon de eerste mis in 1775 opgedragen worden. In 1785 kon de aanbesteding van een eigen kerk plaatsvinden en in 1787 kon ze in gebruik worden genomen. De kerk was gedeeltelijk uit steen en gedeeltelijk uit hout opgetrokken. Kennelijk voldeed die kerk niet, want in 1842 werd een kerk in Waterstaatsstijl opgetrokken.

De Waterstaatskerk gezien vanaf de Walhof met links de oude kosterij en rechts aan de dijk de pastorie (Collectie G.B. Janssen).De Waterstaatskerk gezien vanaf de Walhof met links de oude kosterij en rechts aan de dijk de pastorie (Collectie G.B. Janssen).

In 1886 werd ter plekke opnieuw een kerk gebouwd, groter. De kerk werd opgetrokken naar een ontwerp van architect Alfred Tepe. In 1890 is achter het koor de pastorie gebouwd, volgens sommige bronnen eveneens naar ontwerp van Tepe, maar andere bronnen geven aan dat Jacobus Etmans het ontwerp maakte. Etmans was echter eerst aannemer en later architect, dus mogelijk heeft Etmans het werk aangenomen.

In 1939 werd de kerk verder vergroot. Door architect Bernardus Koldewey werd een nieuw koor aangebouwd met transept en bovendien bekroonde hij de toren met de huidige zadeldakvormige top. In 1945 liep de kerk enige oorlogsschade op die nadien hersteld is.

Het kerkhof

Het huidige kerkhof geeft weinig aanwijzingen over de oorsprong van het kerkhof, mede ook omdat de oudste verwijzing naar een begraving die nu nog te vinden is op het kerkhof teruggaat tot 1868. Uit de door de parochie bijgehouden overlijdensboeken vanaf 1776 blijkt dat ook al voor 1868 begraven werd bij de kerk. Vervolgens vinden we in de archieven stukken over de begraving van de eerste patermissionaris die in Lobith aanwezig was. Na vier maanden in Lobith te hebben gewerkt overleed deze pater Haymonus Schonenbosch op 3 april 1776 en werd op het nieuwe kerkhof van Lobith begraven. Dezelfde pater zou het kerkhof eerder dat jaar ook hebben gewijd. Het ligt voor de hand dat het kerkhof destijds geheel rond de kerk lag zoals gebruikelijk en zoals ook te zien is op de kadastrale tekening van 1832.

Er is ook een beschrijving bekend van de begrafenis van pater Cantius Theussen die in 1820 op zijn verzoek voor de sacristie in Lobith begraven is. Dat moet geweest zijn waar nu ongeveer het koor van de kerk zich bevindt. De latere bouw van de kerk vond met name naar de oostzijde plaats. Een andere pastoor, Greeving, werd in 1823 voor de kerk begraven, maar die plek is later ook binnen de kerk komen te liggen, waar de ingang naar de kerk zich nu bevindt.

In 1835 werd begonnen met de verbetering van het kerkhof. Voorheen was het kerkhof met knotwilgen begroeid en vol met kuilen en bulten. Ruim 3.000 karrevrachten met zand waren nodig om het kerkhof te egaliseren. Daarna werd rondom een muur gebouwd. Een deel van de muur werd opgetrokken met stenen afkomstig van oudere fundamenten die men op het kerkhof had uitgegraven. Het nieuwe kerkhof werd in 1836 ingewijd door de aartspriester van Gelderland, pastoor M. ter Windt. In 1844 kocht het kerkbestuur twee aan het kerkhof grenzende tuinen. Hoewel het kerkhof met twee poorten afgesloten kon worden merkte de burgemeester van Herwen en Aerth het kerkpad aan als een openbaar dorpspad. Na protesten van het kerkbestuur is het pad niet meer aangemerkt als publiek pad.

In 1868 heeft het kerkbestuur het kerkhof laten ophogen. De werkzaamheden werden vrijwillig uitgevoerd door boeren uit Lobith en omgeving. In maart 1869 was het werk afgerond. In datzelfde jaar werd in Nederland de Begrafeniswet vastgesteld en op grond daarvan werd het kerkbestuur gewezen op de geringe omvang van het kerkhof. Door ruiling en aankoop van stukken grond kon het kerkhof met zo’n 100 m2 vergroot worden, met name aan de voorzijde van de kerk. Ook werd een op het kerkhof gebouwde school elders ingericht waardoor meer ruimte vrijkwam. Bij deze werkzaamheden is de oude muur afgebroken. Het gedeelte met de 1e klasse graven werd toen waarschijnlijk ingericht alsmede het priestergraf met calvariekruis erachter. Een aantal van de priesters die in de negentiende eeuw in Lobith dienden, liggen hier begraven. Als eerste Joan van Driel, de eerst pastoor in Lobith uit de wereldse priesterstand. Hij deed in 1824 zijn intrede in Lobith en stierf in 1849. Diens graf is mogelijk later verplaatst.

Het lijkenhuisje dat nog op het kerkhof te vinden is, is inmiddels geheel overgroeid en nauwelijks zichtbaar. Het werd waarschijnlijk rond 1875 gebouwd, helemaal in de uiterste noordwesthoek van het kerkhof. Hoe het bakstenen gebouwtje er precies uitziet is niet meer te zien.

In 1912 werd op het kerkhof Gerardus Hegeman begraven. Hegeman, geboren in 1844 in Huissen, was eind jaren zestig van de negentiende eeuw een zouaaf die streed voor behoud van de Pauselijke Staat in Italië die bedreigd werd door troepen onder leiding van de nationalist Garibaldi. Over die periode is van Hegeman weinig bekend. Wel dat hij later als brood- en banketbakker in Lobith terecht kwam, waar hij in 1881 trouwde met de 18 jaar oudere weduwe Johanna Gertruida Teunissen. In 1894 kreeg Hegeman van paus Leo XIII de bronzen medaille “Bene Merenti” voor ruim 35 jaar toewijding aan de katholieke kerk. Hegeman was onder meer penningmeester van het parochiaal armenbestuur in Lobith. Na het overlijden van zijn vrouw in 1905 trouwde hij nog datzelfde jaar met Tecla G. Bodewes. In 1912 overleed hij. Het grafmonument op zijn graf bestaat uit een hardstenen kruis op een hoog basement dat lijkt op ruwe rotsblokken met op de voorzijde een marmeren tekstplaat. Mogelijk is zijn eerste vrouw hier ook begraven, maar dat is niet vermeld op de steen.

Het grafmonument van de zouaaf Hegeman, een van de ongeveer 50 grafmonumenten van zouaven die nog resteren in Nederland.Het grafmonument van de zouaaf Hegeman, een van de ongeveer 50 grafmonumenten van zouaven die nog resteren in Nederland.

Nog in 1913 werd de bouw van een jongensschool geweigerd omdat deze te dicht op het kerkhof zou komen, maar niet lang daarna werd de vergunning toch afgegeven. Van de periode vóór de Tweede Wereldoorlog zijn niet heel veel grafmonumenten bewaard, maar voldoende om de geschiedenis van het dorp te kunnen volgen. De oudste graven liggen links van de ingang, vóór de toren. Hier bevindt zich een gedeelte met zerken op roef en ook het calvariekruis staat hier. Het is een wat ongewone plaats en zal oorspronkelijk op een meer logische locatie hebben gestaan.

Het kruis met corpus met daarvoor het priestergraf en links erachter het graf waar oorlogsslachtoffer Mulder is bijgezet.Het kruis met corpus met daarvoor het priestergraf en links erachter het graf waar oorlogsslachtoffer Mulder is bijgezet.

Een van de opvallendste grafmonumenten op dit deel is het hoge kruis op het graf van expediteur Hermann Kempers (1821-1884) en diens echtgenote Maria Sophia Elisabeth Düffels (1816-1907). Zij was geboren in Emmerich en hij in Lobith. Het lijkt erop dat Kempers vooral grove materialen zoals grond, hout en bestratingsmateriaal liet vervoeren, waarschijnlijk per schip. Het monument is opgetrokken uit zandsteen en bestaat uit een basement in een neogotische vormgeving op een getrapte sokkel. Het basement bevat een marmeren tekstplaat en kent een zadeldakachtige bekroning met bovenop een kruis. Het lijkt er op dat enkele kleine onderdelen missen. Naast dit monument staat nog een zandstenen monument in een nagenoeg zelfde vormgeving, maar minder uitbundig basement. Bovendien mist hier het kruis bovenop. Dit monument is voor vader Johann Peter Hubert van de Loo (1836-1883) en zoon Wilhelmus Hubertus Louis van de Loo (1877-1931).

Dan is er ook nog een fraai monument voor logementhouder en expediteur Gerard Schooff (1808-1890), geboren in Elten. In 1845 trouwde hij met de Lobithse, Alberdina Daams. Aan Schooff werd in 1855 het Nederlanderschap verleend. Er is verder weinig over hem bekend, maar gezien het grafmonument dat hij koos, was hij niet geheel onbemiddeld. Op een hoge getrapte sokkel is een basement geplaatst met daarin ruimte voor een heiligenbeeld onder een spitsboogvormige afsluiting. In dit geval is niet duidelijk wie de heilige is, aangezien de attributen missen. Wel draagt de heilige een mijter en heeft een baard. Gezien Schooff ook logementhouder was, verwijst het beeld mogelijk naar de heilige Willibrordus, patroon van caféhouders en herbergiers. Op de sokkel is in gotisch schrift de tekst voor Schooff opgenomen. Tussen de graven hier ligt ook dat van burgemeester Willem J.A.M. Bruns (1880-1942) die van 1924 tot zijn overlijden burgemeester was van Herwen en Aerdt. Hij was onder meer verantwoordelijk voor de totstandkoming van de brug over de Oude Rijn ten noorden van Herwen. Die kwam gereed in april 1940, waardoor de brug een maand later alweer opgeblazen werd door het Nederlandse leger. Uiteindelijk kwam er in 1958 een echte vaste brug die, hoe toepasselijk, naar burgemeester Bruns werd vernoemd.

Het grafmonument voor burgemeenster Bruns, diens vrouw en zoon.Het grafmonument voor burgemeenster Bruns, diens vrouw en zoon.

Oorlogsdoden in Lobith

Op het kerkhof ligt een opvallend groot aantal oorlogsdoden uit de Tweede Wereldoorlog, waaronder veel kinderen. Twee grafmonumenten vallen op omdat dit monumenten van de Oorlogsgravenstichting betreft. Maar er zijn op het kerkhof nog twaalf andere (gecombineerde) graven van slachtoffers te vinden, sommige met een duidelijke verwijzing, andere nauwelijks opvallend. Bovendien is hier nog een Duitse soldaat begraven, wat ook vrij ongebruikelijk is omdat nagenoeg alle gesneuvelde Duitse soldaten na de oorlog herbegraven zijn in Ysselsteyn op de Duitse oorlogsbegraafplaats.

Voor Lobith kwam de dreiging van de oorlog al in maart 1940 even heel dichtbij. Tijdens een luchtgevecht tussen Engelse en Duitse vliegtuigen ten zuiden van Lobith, werd een Engels vliegtuig geraakt. Het stortte vervolgens neer op Nederlands grondgebied nabij Herwen. De neus van het vliegtuig boorde zich in een geïnundeerd weiland en de piloot die zich had willen redden met een parachute viel te pletter op Duits grondgebied. Het nieuws van deze gebeurtenis werd snel opgevolgd door de gebeurtenissen op 10 mei. Lobith werd gepasseerd door Duitse troepen die probeerden zo snel mogelijk over de IJssel te komen. Fort Pannerden werd op de avond van 11 mei door de Duitsers veroverd, maar andere troepen waren toen al in gevecht bij de Grebbeberg. Al in de vroege ochtend werden de douane-faciliteiten in Tolkamer overgenomen door de Duitsers. Daarna druppelden verhalen binnen van omgekomen of gewonde soldaten uit de dorpen in de buurt. Na de capitulatie keerden gemobiliseerde soldaten uit Lobith in de loop van mei 1940 terug en daarna hervatte zich enigszins het normale leven in Lobith.

Een bombardement in augustus 1941 op de steenfabriek in Spijk bracht de oorlog weer dichtbij. Een dode was er te betreuren, namelijk de stoker Piet de Bruin. Hij werd begraven op de hervormde begraafplaats in Lobith waar zijn grafmonument nog steeds te vinden is. Afgezien van toevallige bombardementen op nabijgelegen dorpen of op Emmerich en beschietingen van schepen op de Rijn, bleef het lang relatief rustig. Er was werk volop en veel mannen uit Lobith werkten over de grens, al dan niet tewerkgesteld. In mei 1944 kwam Wilhelmus Stefanus Hesseling uit Tolkamer om het leven bij een bombardement op Dortmund. Hij was daar in het kader van de ‘Arbeidseinsatz’ gedwongen tewerkgesteld. In september 1951 werd zijn stoffelijk overschot overgebracht uit Duitsland en herbegraven op de nieuwe uitbreiding uit 1949 aan de westzijde van het kerkhof. Hesseling is door de Oorlogsgravenstichting (OGS) erkend als oorlogsslachtoffer en op zijn graf staat een door de OGS geplaatste steen.

De twee erkende oorlogsgraven op het kerkhof, links dat van Hesseling.De twee erkende oorlogsgraven op het kerkhof, links dat van Hesseling.

De gebroeders Reulink hadden een eigen vrachtautodienst in Lobith en werden regelmatig ingeschakeld door de Duitse Wehrmacht. Toen ze op 29 juni 1944 terugkeerden van een rit naar Duitsland werd hun vrachtwagen nabij Haldern, niet ver van Emmerich, beschoten door geallieerde jachtvliegtuigen. Beide broers kwamen daarbij om het leven en werden enkele dagen later gezamenlijk begraven op de 1e klasse afdeling van het kerkhof, tegen de buitenkant nabij de ingang. Het grafmonument betreft een eenvoudig hardstenen kruis op basement met onder de armen stèles met daarop de namen van de broers. Bij beiden wordt vermeld dat ze overleden zijn als gevolg van oorlogsgeweld.

In september 1944 werd voor de inwoners van Lobith duidelijk dat de geallieerden dichtbij waren. Dagelijks waren er beschietingen en luchtafweergeschut kwam regelmatig in actie. Ook de zware bombardementen op de nabijgelegen steden Emmerich en Kleef gingen niet ongemerkt voorbij. In september 1944 vluchtte de jonge student Wilhelm Mulder (*1926) over de Rijn om aan tewerkstelling door de Duitsers te ontkomen. Hij stelde zich vervolgens ter beschikking aan het Amerikaanse leger nabij Groesbeek. Hij had net toestemming om als tolk aan de slag te gaan toen hij op 6 november nabij Groesbeek door granaatvuur getroffen werd. Hij overleed eind november in het ziekenhuis in Eindhoven en werd in eerste instantie in Waalre begraven. Een jaar later, op 30 november 1945, werd hij op het kerkhof naast het calvariekruis begraven. Het graf was gekocht door zijn vader, gemeentesecretaris van Herwen en Aerdt, die hier later ook is bijgezet. De steen op de grafkelder is opvallend groot en van glimmend graniet. Die werd in 1980 geplaatst ter vervanging van een kleine steen die door de Oorlogsgravenstichting op het graf was geplaatst.

Ondertussen kwamen de dorpen rondom Lobith steeds vaker onder vuur te liggen, met name de haven bij Tolkamer was een van de doelwitten. Bij een van de beschietingen op 19 januari 1945 kwamen Johannes van Wachtendonk (*1906) en Antonius Verwijst (*1917) om het leven. Beiden werden naast elkaar begraven op het kerkhof van Lobith, net als de gebroeders Reulink aan de rand van het kerkhof op de 1e klasse afdeling. Het monument op hun graf betreft een kruis met keramisch christuskopje met ter weerszijden stèles met tekst en voorzien van een palmtak en oorspronkelijk twee fotoportretten. Alleen het portret van Johan is nog aanwezig. Onderaan op het basement staat de tekst “door oorlogshandelingen getroffen”. Een derde slachtoffer van de beschieting werd elders begraven.

In februari van 1945 werd Lobith met de omliggende boerderijen geëvacueerd. Terwijl het gezin Nieman in Tolkamer zich op 10 februari gereedmaakte om te vertrekken kreeg hun huis een voltreffer die 13-jarige dochter Gerrie (Gerarda Christina) fataal werd. Vader Hendrik haalde zijn kind uit het huis en bracht het naar een van de buren. Voordat er verder iets gedaan kon worden, werd iedereen door Duitse soldaten weggejaagd. Gerrie moest men achterlaten maar in Lobith werd contact opgenomen met de pastoor die een begrafenis regelde in Herwen. Die begrafenis vond plaats op 12 februari op het kerkhof van Herwen in aanwezig van vader en enkele mannen uit Lobith. De rest van het gezin was achtergebleven in Didam. Haar grafmonument is daar nog steeds te vinden, tussen andere kindergraven. Op de steen geen vermelding van het droevige ongeval.

De evacuatie was in anticipatie op een inval van de geallieerden die daadwerkelijk eind maart plaatsvond. De Eltenberg, enkele kilometers ten noordoosten van Lobith, was van cruciaal belang vanwege haar hoogte. Na bittere gevechten gaven de Duitsers begin april hun strijd op en rond 3 april waren er geen Duitsers meer in Lobith en directe omgeving. Wilhelmus Koerntjes, geëvacueerd naar Wehl, stierf daar op 2 april toen hij terecht kwam in een vuurgevecht tussen Canadezen en achterblijvende Duitsers. Koerntjes werd eerst in Wehl begraven en op 30 augustus 1945 herbegraven op het kerkhof van Lobith. Zijn grafmonument betreft een variant op een kruis met aan weerszijden tekstplaten op een breed basement. Centraal op het kruis is een corpus aangebracht. Op de rechter tekstplaat staat onder de naam “tijdens de bevrijding getroffen te Wehl”.

Halverwege april 1945 waren de meeste geëvacueerden alweer terug in Lobith, maar de nasleep van de oorlog zou nog een aantal slachtoffers eisen.

Spelen met vuur

De terugkeer van de bevolking naar Lobith betekende niet dat het leven meteen weer zijn oude gang ging. Vernielde huizen, wegen en achteloos weggesmeten munitie beheersten de eerste maanden het leven in het dorp. Niet iedereen was zich bewust van het gevaar dat schuilde in de munitie die achtergebleven was. Toen de 15-jarige Steffie Stift op straat een steelgranaat vond, nam hij die mee naar het schuurtje bij huis. De volgende dag wilde hij de granaat nader onderzoeken waarbij deze ontplofte. De jongen raakte zwaargewond, werd eerst overgebracht naar Nijmegen en vervolgens naar een inderhaast ingericht militair hospitaal in de gebouwen van de psychiatrische inrichting in Bedburg-Hau, iets voorbij Kleef. Daar overleed Steffie op 20 april en hij werd aldaar op de reeds bestaande begraafplaats begraven. In augustus 1951 werd het stoffelijk overschot herbegraven op het kerkhof in Lobith, op de uitbreiding. Op het graf plaatste de Oorlogsgravenstichting in 1956 een “steen met omlijsting”. Op de steen staat “gevallen voor het vaderland”, wat gezien de gebeurtenissen en omstandigheden waaronder Steffie omkwam, vreemd overkomt. Een maand na de herbegrafenis van Steffie werd het stoffelijk overschot van Hesseling naast hem begraven.

Op 18 mei waren drie jongens al spelend terecht gekomen bij een stapel anti-tankmijnen die opgeslagen lagen om afgevoerd te worden. Waarschijnlijk is door hun spel een mijn ontploft en ging de hele stapel de lucht in met als gevolg dat de drie jongens op slag dood waren. Het ging om de 8-jarige Jacobus Theodorus Wensink, zijn 11-jarige broer Johannes Bernardus Diederik en de 12-jarige Gerard Nieuwenhuis. De jongens werden naast elkaar begraven, rechts van de toren op het kerkhof waar veel meer kinderen begraven liggen. Het monument voor Gerard is wat groter met een kruis, waar helaas het corpus van is verdwenen. Rechts ervan staat een lagere marmeren stèle tussen blokken voor de beide broers Wensink. De tekst op de steen roept in eerste instantie vragen op, want de vermeldde namen luiden namelijk Joke en Corrie. In beide gevallen zijn dit waarschijnlijk de roepnamen van de jongens. De resten van een fotoportretje op de steen laten ook een kind zien dat de kleding van een jongen draagt. Dan werd de 8-jarige Jacobus Corrie genoemd en de 11-jarige Johannes Joke.

Het marmeren grafmonument voor de kinderen Wensink is helaas slecht leesbaar.Het marmeren grafmonument voor de kinderen Wensink is helaas slecht leesbaar.

Soms was er sprake van pech, zoals bij de 15-jarige Henkie Reuser (*1929). Hij stapte op 1 juni bij de waterkant van Tolkamer, die net vrijgegeven was, op een mijn. De ontploffing rukte het been van de jongen eraf. Net als Steffie eerder werd Henkie naar Bedburg-Hau gebracht, maar de behandeling daar mocht niet baten. Hij overleed in de nacht van 2 op 3 juni. Diens grafmonument op het kerkhof is enigszins vervallen, maar nog wel leesbaar. Het kruis dat tegen de stèle stond is op het graf gelegd.

Het grafmonument voor de jongens Elvering en Dietz, beiden met een fotoportret.Het grafmonument voor de jongens Elvering en Dietz, beiden met een fotoportret.

Op 18 juni vond ten noorden van Pannerden een ongeluk plaats met een truck vol met anti-tankmijnen. Daarbij kwamen drie jonge jongens om, allen uit Lobith. Ze reden voor hun plezier mee met een drietal Engelse soldaten, maar dat werd hen fataal. Een van de jongens, de 16-jarige Keesje Cretier werd begraven op de hervormde begraafplaats, de andere twee, de 14-jarige Theo Elfvering en de 13-jarige Stan Dietz naast elkaar op het katholieke kerkhof in Lobith, op dezelfde rij als een aantal andere slachtoffers van de oorlog. Op het monument, wederom een kruis met aan weerszijden tekstplaten, zijn bij beide jongens fotoportretjes aangebracht. Het mijnenruimen door de Engelsen werd na dit ongeval gestaakt en overgelaten aan Duitse krijgsgevangenen.

Op het bidprentje voor Stan Dietz is dezelfde foto opgenomen als die op zijn grafsteen.Op het bidprentje voor Stan Dietz is dezelfde foto opgenomen als die op zijn grafsteen.

Een aantal mannen uit Lobith die omkwamen in Duitsland zijn aldaar begraven op verschillende erevelden.

En dan ligt er op het kerkhof nog een graf van een Duitse soldaat. Het betreft Willy Heuvel (*1924), zoon van een koperslager uit het naburige Elten die getrouwd was met een vrouw geboren in Bijland (gemeente Herwen en Aerdt), ten noordwesten van Lobith. Vader Johann Heuvel had zich nooit laten naturaliseren ondanks dat het gezin in Nederland woonde en daarmee was Willy een Rijksduitser die moest dienen in het Duitse leger. De jonge Willy overleed echter in mei 1943 op 18-jarige leeftijd aan difterie in het ziekenhuis van Arnhem. Hij werd begraven in een graf waar eerder in 1921 een ander kind van Johann was begraven. Het grafmonument is waarschijnlijk pas na de oorlog op het graf geplaatst, maar is nu omgevallen.

Het kerkhof uitgebreid

Direct in 1945, na beëindiging van de oorlog vroeg de parochie de gemeente om toestemming voor een uitbreiding van het kerkhof. Ten noorden van het kerkhof lagen meerdere percelen waarvan op minstens twee nog gebouwen stonden. Het kerkhof werd aan nagenoeg alle zijden afgeschermd van de omgeving door een muur en die werd aan de noordzijde nu verwijderd. Een perceel met daarop een woning kon niet bemachtigd worden, waardoor de uitbreiding feitelijk in twee delen heeft plaatsgevonden. Een smalle strook aan de noordwestzijde, veld II, kon in 1949 in gebruik worden genomen. Een groter deel aan de noordoostzijde, veld III werd in 1951 in gebruik genomen. Op veld II zijn twee van de oorlogsgraven te vinden. Vanaf de jaren vijftig werd voornamelijk nog op veld III begraven, totdat ook hier eind jaren zestig bleek dat er te weinig ruimte was. De strook tussen de twee velden is altijd blijven bestaan, al is de woning die er stond waarschijnlijk in de jaren zeventig of tachtig afgebroken.

Kerk en kerkhof in 1960, gezien vanaf de Markt.Ansichtkaart van kerk en kerkhof in 1960, gezien vanaf de Markt.

In 1970 riep de parochieraad van Lobith de inwoners op om het kerkhof een grondige schoonmaakbeurt te geven. De oproep in de krant van 23 oktober moest ervoor zorgen dat het kerkhof er met Allerzielen weer keurig bij lag.

In 1972 werd ten oosten van het dorp door de toenmalige gemeente Rijnwaarden een gemeentelijke begraafplaats aangelegd. Vanaf 1967 had de gemeente Herwen en Aerdt hiervoor grond aangekocht en zelfs enkele percelen moeten onteigenen. Met de ingebruikname van de gemeentelijke begraafplaats werden de bestaande hervormde en katholieke begraafplaats minder gebruikt. Er werd vooral nog bijgezet in bestaande graven. Bovendien lieten steeds meer inwoners van Lobith zich cremeren waardoor de interesse voor het begraven en het kerkhof afnam.

In 1973 liet de parochie een onderzoek instellen naar de rechten op het kerkhof. Aangenomen werd dat de grotere grafmonumenten nabij het calvariekruis eigen graven waren voor onbepaalde tijd en de andere, zeker die op veld II en III voor bepaalde tijd.

Plattegrond van het kerkhof in 1973 (met dank aan archief Plattegrond van het kerkhof in 1973 (met dank aan Streekarchivariaat De Liemers en Doesburg).

Nieuwe plannen

In 2021 maakte het kerkbestuur bekend dat het kerkhof op de schop moest. De staat van het kerkhof was er de laatste decennia niet op vooruitgegaan. Het baarhuisje had men laten overwoekeren, een aantal grafmonumenten lag er verwaarloosd bij en het groen vanuit het perceel tussen de uitbreiding drong steeds verder het kerkhof op. De bedoeling was om het kerkhof een parkachtig karakter te geven, met groen en bankjes. Wel wilde het kerkbestuur de functie van begraafplaats overeind houden. Verwaarloosde grafmonumenten en graven waarvan de rechten verlopen waren, zouden geruimd worden. Houten paaltjes met een oproep werden bij veel graven geplaatst en nabestaanden, voor zover bekend, werden op de hoogte gebracht van de plannen. Rechthebbenden die dat wilden konden de grafrechten met 10 jaar verlengen tegen een vergoeding van 1.000 euro. In hoeverre daarmee rechten voor onbepaalde tijd worden gewaarborgd is onbekend.

Overzicht over het kerkhof met rechts het oude deel en links de uitbreiding. Op de achtergrond de pastorie en kerk.Overzicht over het kerkhof met rechts het oude deel en links de uitbreiding. Op de achtergrond de pastorie en kerk.

De situatie rondom corona heeft de plannen vertraagd, maar waarschijnlijk wordt in 2024 gestart met de renovatie van het kerkhof. Het nieuwe ontwerp voor het kerkhof dat wandelpaden en rustplekken bevat wordt aangevuld met bomen, struiken en veel gras.

Inmiddels is de kerk in januari 2024 aan de officiële eredienst onttrokken, waarmee een belangrijk onderdeel van het dorp dreigt weg te vallen. De Heemkundekring Rijnwaarden heeft inmiddels het kerkbestuur een lijst van te behouden graven aangeboden. Met het naderen van de uitvoering van de plannen komt er vanuit het dorp wat meer bemoeienis, want wie laat nou zo drie eeuwen geschiedenis verdwijnen? Zeker het aantal onvermoede graven van oorlogsdoden maakt dat deze plek meer aandacht verdient.

 

Met dank aan: Jack Aries, Frans Staring, Hein Janssens (Heemkundekring Rijnwaarden), Ludmilla van Santen (Werkgroep Oorlogsdoden) en Edith de Geest (Archivaris Streekarchivariaat De Liemers en Doesburg).

Bronnen:

  • Kerkarchief RK kerk Lobith, Streekarchivariaat De Liemers en Doesburg
  • Archief Fons Mulder Lobith

Literatuur:

  • Theussen, pater Cantius; De parochie Lobith. 1771-1824, in Archief voor de geschiedenis van het Aartsbisdom Utrecht, 1917
  • Janssen, G.B.; Oorlog over het Gelders Eiland, Aalten 1995
  • Janssen, G.B.; de R.K. parochiekerk te Lobith. Een korte geschiedenis van de bouw, verbouw, afbraak en herbouw van de r.k. godshuizen te Lobith. Deel 1 1771-1886, Zevenaar 1984 

Internet:

Aangepast: 09 maart 2024