Skip to main content

Maastricht - Jean Perée - Een oorlogsgraf (met fouten…)


 

De laatste rustplaats van Jean Perée

 

Op het St. Pieterskerkhof bij Maastricht ligt een enkel oorlogsgraf. De tekst op het monument luidt:

KONINKRIJK
DER NEDERLANDEN

J. PEREE

23-1-1923
20-5-1945

detailVooral die laatste datum roept vragen op. Maastricht was immers al in september 1944 bevrijd. Het verhaal wordt nog vreemder als je weet dat het graf van Peree niet op de oorspronkelijke plaats ligt, maar in de jaren negentig van de vorige eeuw noodgedwongen op de huidige plaats terecht kwam. Aanleiding genoeg om uit te zoeken wat er met deze jonge man is gebeurd in die vreselijke oorlogsjaren. 

Wie was J. Peree?

J. Peree staat voor Johannes Perée, roepnaam Jean. De vader van Jean, Lambertus Hubertus Perée werd geboren op 11 april 1889 te Maastricht. Hij huwde op 9 april 1913 met de eveneens Maastrichtse Maria Anna Laheij. Lambertus was glasblazer van beroep. Johannes werd geboren op 23 januari 1923. Jean had in ieder geval een oudere broer, genaamd Theo, geboren in 1913. Begin 1943 woonde Jean aan de Papenweg in de wijk Sint Pieter [1] bij Maastricht. Hij werkte als broodbakker in Maastricht en was in maart van 1943 verloofd met Mariette Welters. Op 1 mei zou het paar in het huwelijk treden. Zover is het niet gekomen, getuige een advertentie waarin staat dat het huwelijk tot nader aankondiging wordt uitgesteld. Mogelijk dat dit te maken heeft met de oproep voor de Arbeitseinsatz. Later is Jean mogelijk toch nog getrouwd omdat er een wettig kind bestaat, Marlies Perée. Deze dochter speelt later in het verhaal nog een belangrijke rol. 

Arbeitseinsatz

Gezien de wijze waarop Perée om het leven kwam, is het duidelijk dat hij zich in de oorlogsjaren onttrokken had aan de zogenaamde Arbeitseinsatz. In 1943 en 1944 had die Arbeitseinsatz een grimmig karakter gekregen doordat veel Nederlandse arbeiders gedwongen werden om in Duitsland te gaan werken. Wie dat niet wilde, had kans op gevangenneming en liep ook kans op dwangarbeid. Vanaf mei 1943 had kamp Amersfoort de status gekregen van strafkamp voor Nederlanders die zich hadden onttrokken aan de Arbeitseinsatz. Na hun arrestatie verbleven ze zes weken in dit kamp voor ze ingezet werden in Duitsland als dwangarbeiders. Vanaf begin 1944 werd deze straf verlengd met drie tot zes maanden werkopvoedingskamp in Duitsland. Vanaf midden 1944 werden ook op de Duitse Waddeneilanden van dit soort kampen ingericht. Op 7 juni 1944 vertrok vanuit Amersfoort het eerste transport van 216 mannen naar het Waddeneiland Norderney. Zij zouden daar zes maanden moeten verblijven, voordat ze weer werden ingezet.

Op 15 juni 1944 vertrok het tweede transport van 315 man uit Amersfoort en nu per trein, via Wilhelmshaven, naar het Duitse Waddeneiland Wangerooge. Zij werden tijdens de reis per vijf man aan elkaar geketend. Of Perée al bij deze groep behoorde, is niet duidelijk; wel dat hij op Wangerooge terecht kwam. Wangerooge is een Waddeneiland dat ten noorden van Wilhelmshaven ligt bij de monding van de rivier de Jade. Al voor de Eerste Wereldoorlog werden hier bunkers en een kustbatterij gebouwd ter voorkoming van een aanval op de belangrijke havenstad Wilhelmshaven. In de Tweede Wereldoorlog gebeurde dit weer. In 1943 en zeker na de invasie in juni 1944 van de geallieerden in Normandië, kregen verdedigingsmaatregelen op Wangerooge voorrang. Er kwamen veel militairen en groepen dwangarbeiders naar het eiland. Die laatsten kwamen voornamelijk uit Nederland, Frankrijk, Polen en Rusland, maar er zaten ook enkele Belgen en Marokkanen bij. De gevangenen die de status van dwangarbeider hadden, kregen wel een vergoeding van een halve Reichsmark per dag. De werkdagen waren gewoonlijk tien uur. Het werk bestond voornamelijk uit zwaar grondwerk. Er moesten met de schep grote gaten in de grond gemaakt worden van zo'n 60x100 meter. Dan kwam het ijzerwerk en werd er beton gestort. Andere arbeiders hielden zich weer bezig met grind of cement. Het stof dat daarbij vrijkwam zorgde, zeker bij wind, voor veel ontstoken ogen bij de arbeiders. De bouwmaterialen werden per spoor vanuit de haven aangevoerd. De arbeiders hadden recht op geneeskundige verzorging. Dagelijks kregen zij een keer warm eten (meestal koolmaaltijden) en tweemaal per week brood, boter, jam, leverworst en smeerkaas. Bij goed gedrag kregen ze eenmaal per week zeven sigaretten. De kleding bestond uit grijze pakken van grof katoen. Sokken waren er niet, in plaats daarvan kreeg men voetlappen. Het schoeisel bestond uit zogenaamde Zweedse klompen (houten zolen met een leren kap). De gevangenen droegen vaak nog de kleding die ze bij hun arrestatie in Nederland aan hadden. Door het zware werk in de bouw hingen die uiteindelijk in flarden om hun lichaam. In de zeer koude wintermaanden werd er om een jas soms letterlijk gevochten. Eens in de zoveel weken werden alle gevangenen naar een fabriek in Bremen getransporteerd, waar ze werden ontluisd en een douche konden nemen.

Op 15 december 1944 liep eigenlijk de periode van zes maanden af, maar de bouwleiding van Organisation Todt (OT) [2] reageerde totaal niet op smeekbeden van diverse gevangenen en de burgeraannemers. Uiteindelijk werden in maart 1945 maar dertig Nederlandse dwangarbeiders overgedragen aan een arbeidsbureau. OT kon de ervaren arbeidskrachten echter niet missen en verzocht de Gestapo om op de rest van de gevangenen een beroep te mogen blijven doen. Het gevolg was dat de Nederlanders niet vrij kwamen. Perée bevond zich ongetwijfeld onder hen.
Het naderende eind van de oorlog bracht voor de gevangenen op Wangerooge geen verlichting. De beproevingen werden nog zwaarder, nu door geallieerde aanvallen op het versterkte eiland. Fort Wangerooge blokkeerde de toegang tot Wilhelmshaven en Bremen en vormde daarmee een bedreiging voor optrekkende troepen. Op 25 april 1945 bombardeerden 482 Engelse, Canadese en Franse bommenwerpers van het type Lancaster, Halifax en Mosquito het eiland. Het zou een van de laatste grote luchtbombardementen uit de Tweede Wereldoorlog zijn. Bij de aanval, rond 16.00 uur, werden zo'n 6.000 bommen losgelaten boven het eiland. De gevolgen waren vreselijk: het dorp werd grotendeels in puin geschoten, bunkers vol getroffen en de gevangenenbarakken waren na het bombardement spoorloos verdwenen. Het hele eiland was veranderd in een kraterlandschap. Bij de aanval verloren 140 militairen, 64 dorpsbewoners en 120 dwangarbeiders het leven (48 Nederlanders, 36 Belgen, 16 Polen, 16 Fransen en 4 Marokkanen). 

De Joanna brengt redding

Joanna

Op 7 mei 1945 kregen de dwangarbeiders te horen dat Duitsland had gecapituleerd. Het gerucht ging dat in Westanleger, de haven van het eiland, verschillende schepen lagen die naar Nederland gingen. Het ging om de Lelie, de Noordster, de tanker Macedonia en het vrachtschip de Joanna. De schepen waren klaar voor vertrek naar Nederland waarop de gevangenen besloten niet te wachten op hun ontslag. Ze vertrokken daarom zonder toestemming uit het werkkamp om illegaal met een schip richting Nederland te reizen. Bij de haven bleek dat de Noordster schade had opgelopen terwijl de Lelie nog lading aan boord had. Daarop schoot de kapitein van de Joanna te hulp. Hij was bereid een groot aantal dwangarbeiders naar Delfzijl te brengen. De zeskoppige Duitse bemanning voelde echter niets voor zo'n reis en wilde op de Duitse vaste wal afgezet worden. De Duitse kapitein nam voor de zekerheid de Nederlandse naam aan van de kapitein-eigenaar. Zo werd Heinz Baumeister tijdens de reis Piet Visser genoemd. De aan elkaar gekoppelde coasters Lelie en Noordster en de Macedonia vertrokken tegelijk met de Joanna en ook zij hadden vluchtelingen aan boord. Tijdens een tussenstop op het eiland Langeoog werden opvarenden uitgewisseld. Kort daarop liepen tijdens eb de schepen vast op het wad. De coasters vervolgden hun reis, maar de Joanna kon pas de volgende morgen haar reis voortzetten. De Duitse bemanning van de Joanna werd volgens afspraak afgezet in de haven van Norddeich. De Macedonia bleef echter vastzitten op het wad.

Hierna ging de reis verder via de monding van de Eems bij prachtig weer richting Delfzijl. De Lelie en Noordster gezusterlijk voorop. Op 9 mei 1945, rond half twee uur zaten de opvarenden van de achterop komende Joanna in het stuurhuis, sommigen in het ruim en weer anderen op de luiken. Ter hoogte van Spijk voer het schip echter op een zeemijn. Een tientallen meters hoge waterkolom was het gevolg. Het hele middenschip sprong uit elkaar en de luiken vlogen alle kanten op. Zij die de ramp hadden overleefd, klampten zich vast aan wrakhout. Het groepje werd echter steeds kleiner en de ebstroom dreef de drenkelingen uit elkaar. Sloepen van de coasters en vissloepen, bemand door toeschouwers aan de wal, schoten te hulp. Zeven opvarenden werden alsnog gered. De overlevenden werden in een zaaltje in Spijk ondergebracht. Eén gewonde werd naar het ziekenhuis in Groningen overgebracht. Spoedig hierna werden de overige overlevenden tijdelijk in een barak op het haventerrein in Delfzijl ondergebracht. Enkele overlevenden werden daar ingezet bij de identificatie van de (aangespoelde) slachtoffers. De opperwachtmeester-postcommandant van de Koninklijke Marechaussee te Spijk stelde aan de hand van de getuigenissen van deze overlevenden, een lijst van opvarenden van de 'Joanna' samen. Uit deze lijst bleek dat er 46 opvarenden aan boord moesten zijn geweest.

Uit de genoteerde gegevens van de 39 slachtoffers blijkt dat ze afkomstig waren uit het gehele land. Onder hen ook Jean Perée. Zijn lijk spoelde pas vele dagen later aan op de kust, net als die van enkele andere slachtoffers. Op 22 mei werd hij in het dorp Bierum officieel als overleden te boek gesteld. Door een vergissing werd dat 20 mei, vandaar dat die datum op het grafmonument staat. Vreemd genoeg werd het stoffelijk overschot van Jean in eerste instantie in Vlissingen begraven. Pas later werd zijn stoffelijk overschot overgebracht naar het kerkhof bij de Sint Pieter. Op het grafmonument werd de datum van 20 mei aangehouden, ook al zal bekend zijn geweest dat 9 mei de werkelijke dag van zijn overlijden was. Het merendeel van de overige slachtoffers werd begraven op de algemene begraafplaats van Delfzijl, als oorlogsslachtoffer [3] . De meesten hier hebben op hun grafsteen de datum van de ramp staan, maar op één staat de datum 23 mei 1945. Een aantal elders begraven slachtoffers heeft een datum van overlijden die ver na 9 mei ligt. Zij zijn waarschijnlijk in de loop van de dagen of weken na de ramp elders aangespoeld. Van vier slachtoffers zijn geen nadere gegevens bekend.

Het wrak van de Joanna bleef nog enkele jaren op de bodem van de Eems liggen. Pas in 1947 zag een bok van de bergingsmaatschappij Tak uit Rotterdam, kans de delen van het schip te lichten. Tijdens het bergen werden nog vijf stoffelijke overschotten van slachtoffers gevonden. De resten van het schip werden op een ondiepe plaats aan de grond gezet en waren daar nog jaren lang bij eb zichtbaar. 

Het graf van Jean Perée

Peree

Jean Perée kreeg op het kerkhof van Sint Pieter bij Maastricht een oorlogsgraf. Hij werd daar op vak H begraven. Wie echter op die plek zoekt naar het graf zal het niet meteen vinden. Op een dag, ongeveer 15 jaar geleden, kwam dochter Marlies Perée bij een bezoek aan het kerkhof er achter dat graf en grafmonument waren verdwenen. Nadat de familie bij de parochie om opheldering had gevraagd, bleek dat de stoffelijke resten van Jean waren opgegraven om op het Nederlandse Ereveld in Loenen herbegraven te worden. De familie, die niet op de hoogte was gesteld van deze gebeurtenis en daar ook geen toestemming voor gegeven zou hebben, eiste een "teruggave". Aldus geschiedde en op 14 maart 1995 werden de stoffelijke resten door de Oorlogsgravenstichting weer overgebracht naar Maastricht. Op het kerkhof bleek echter dat het oorspronkelijke graf inmiddels was toegewezen aan een ander persoon. Er restte niets anders dan de familie een andere locatie toe te wijzen voor de "herbegrafenis". De overlijdensdatum op het grafmonument is dus geen fout, maar een puur ambtelijke notatie. Immers pas op 22 mei 1945 kon vastgesteld worden dat Jean overleden was. De kleine fout met de datum die 20 mei werd, is vergeleken bij de fout van jaren later een hele kleine. De ongewenste verplaatsing van het graf is betreurenswaardig, maar inmiddels rusten de stoffelijke resten van Jean Perée weer op gepaste wijze overeenkomstig de wens van zijn familie op het kerkhof van St. Pieter.  

 

Noten

  1. Sint Pieter was tot 1920 een zelfstandige gemeente.
  2. Organisation Todt (OT) was een Duitse bouwmaatschappij die bestond ten tijde van Nazi-Duitsland, genoemd naar de oprichter Fritz Todt. De organisatie werd in 1938 opgericht en werd bij de val van het Derde Rijk in 1945 opgeheven. Organisation Todt was een Duitse overheidsorganisatie en aanvankelijk onderdeel van het Duitse Ministerie voor Bewapening en Munitie. Na het uitbreken van de oorlog kreeg de organisatie steeds meer bevoegdheden. In het kader van "Bouwen aan een nieuw Duitsland" gaf ze ondermeer leiding aan de bouw van de Atlantikwall. Op vrijwillige basis en in het kader van de Arbeitseinsatz werden arbeiders aan het werk gezet. Ze bouwden onder andere bunkers, kustversterkingen en wegen.
  3. Als oorlogsslachtoffer worden volgens de statuten van de Oorlogsgravenstichting de volgende personen aangemerkt: Militairen van de Nederlandse krijgsmacht die na 9 mei 1940 zijn gevallen en Nederlandse burgers die, hetzij metterdaad de vijand bestrijdende dan wel ten gevolge van hun handelingen of houding tegenover de vijand, het leven hebben verloren. Ook Nederlandse militairen en burgers die door de overheid zijn uitgezonden en omgekomen tijdens humanitaire en/of vredesmissies, vallen onder de beschrijving. 

 

Literatuur & Bronnen

 

Aangepast: 10 maart 2024

Nieuw op de website