Skip to main content

Zevenhuizen - Gemeentelijke begraafplaats

15 januari 2023

Groningen kent qua bewoning meerdere gezichten. Eeuwenoude dorpen met kerkjes en kerkhoven en niet ver daar vandaan jonge dorpen waar een compleet andere funeraire cultuur tot stand kwam. Toch zijn er ook in deze veengebieden soms verrassend oude begraafplaatsen te vinden. In het hoogveen ten zuiden van Marum en Tolbert ontstonden in de negentiende eeuw drie woonkernen: De Wilp, Jonkersvaart en Zevenhuizen. Het veen was voordien al op kleine schaal ontgonnen, maar vanaf het begin van de negentiende eeuw werd het werk grootschaliger aangepakt.

Een rij stèles op de graven van de familie Bosklopper op de begraafplaats van Zevenhuizen.Een rij stèles op de graven van de familie Bosklopper op de begraafplaats van Zevenhuizen.De schaalvergroting in het vervenen trok meer arbeiders naar het gebied en niet alleen vanuit de bestaande dorpen. Toen meer en meer mensen zich ook daadwerkelijk vestigden in het veen, was dat vooral langs de gegraven vaarten. Met name bij kruisingen begonnen zich kleine woonconcentraties te vormen, wat na een grote brand in het veen onder meer leidde tot bewoning bij de kruising van het Hoofddiep en de Everswijk, het begin van het dorp Zevenhuizen. Al snel ontstond er behoefte aan een kerkgebouw en in 1830 werd een collecte gehouden voor de bouw van een kerk. In datzelfde jaar kocht de gemeente Leek, waar het groeiende dorp onder viel, een perceel van 6.370 m2 ten behoeve van een begraafplaats. De begraafplaats, met een huisje daarop, was er dus eerder dan de kerk. Die kwam er in 1835, gelegen ten zuiden van de begraafplaats. Daarmee was deze begraafplaats vooralsnog de aangewezen plaats voor alle doden die in het veen vielen.

Detail van de kadastrale kaart van ± 1830 met rood omcirkeld het perceel dat bestemd was als begraafplaats (Beeldbank RCE)Detail van de kadastrale kaart van ± 1830 met rood omcirkeld het perceel dat bestemd was als begraafplaats. De kerk werd later ten zuiden van dit perceel gebouwd (Beeldbank RCE).

Gemeentelijke begraafplaats

De aanleg van de begraafplaats was vrij eenvoudig. Op het rechthoekige perceel werden een viertal grafvakken (A, B, C en D) aangelegd, waarbinnen de verschillende klassen hun plek kregen. Een dergelijke aanleg was destijds het meest gebruikelijk en ook het meest functioneel. De vakken werden blokken genoemd. De twee voorste blokken zijn het eerst gebruikt en later waarschijnlijk heringericht. Zo liggen op blok D, dat links van de ingang ligt, vooral graven die vanaf eind negentiende eeuw zijn uitgegeven. Althans, dat is af te lezen aan de huidige grafmonumenten. Mogelijk lagen hier voordien nog oudere graven.

Op de oude blokken liggen alle graven dicht opeen, zonder al te veel ruimte ertussen. Een dergelijk gebruik van grafvelden was in de negentiende eeuw heel gebruikelijk en bepaalt tot op de dag van vandaag het karakter van het oude gedeelte. Bij de centraal geplaatste ingang, werd een lijkenhuisje gebouwd, dat ook afgebeeld staat op de kadastrale tekening van circa 1830. Het huidige huisje is waarschijnlijk rond 1870 gebouwd, toen de gemeente Leek ook in Midwolde een dergelijk gebouw plaatste. Het bakstenen gebouw is behoorlijk groot voor een lijkenhuis. Het staat op een rechthoekige grondslag en is onder een schilddak gebracht, wat voor dergelijke huisjes weinig gebruikelijk is. Bij een opknapbeurt in 1997 zijn er nieuwe deuren en kozijnen aangebracht. De korte gevels kennen ieder twee ramen met een vierruitsvenster en de lange gevel aan de achterzijde telt drie van dat soort ramen. Aan de voorzijde is een brede, dubbele deur aangebracht bestaande uit een smalle deur en een breder gedeelte. Inmiddels is het dak vernieuwd en zijn de oude gesmoorde pannen verdwenen net als de kleine pironnen (pieken) op de dakhoeken. De op het gebouw aansluitende toegangshekken zijn industrieel vervaardigde stalen hekken zonder franje.

Beeld van het lijkenhuisje in 2010, nog met oude dakpannen en pironnen.Beeld van de achterzijde van het lijkenhuisje in 2010, nog met oude dakpannen en pironnen.

In 1899 werd door de vereniging Eendracht maakt Macht om een luidklok gevraagd voor de begraafplaats. De gemeente wees dit verzoek af. In 1900 werden rechthebbenden erop gewezen dat iedereen die belang had bij een graf, bij dat graf een paal moest plaatsen met vermelding van de naam van de overledenen. Graven waarbij al een steen of paal stond, waren uitgesloten van deze bepaling. Graven waarbij geen paal werd geplaatst, zouden ‘geslecht’ worden. Dit wijst er mogelijk op dat er destijds nog nauwelijks grafmonumenten op de graven geplaatst werden. De wijze waarop de graven nu liggen, is waarschijnlijk toen pas ontstaan.

Verbeteringen en aanpassingen

Tot in de eerste jaren van de twintigste eeuw lag de begraafplaats aan een zandpad. Om op dat pad te komen, moest men een nauwe doorgang passeren omdat de pastorie van de kerk feitelijk in de weg stond. In 1910 werd door de gemeente voor het eerst getracht de toegang tot de weg naar de begraafplaats te verbeteren. De smalle doorgang bleef evenwel bestaan.

De inwoners van Zevenhuizen vroegen in 1930 wederom om een klokkenstoel met luidklok. B&W bepaalden dat zij dan wel vooraf hun goedkeuring dienden te geven en dat zij de locatie van de klok zouden aanwijzen. Of de klok er ooit gekomen is, is niet bekend. Vandaag de dag is die er in ieder geval niet.

In 1948 werd op blok D een gedeelte benut voor een herdenkingsmonument voor gevallenen in de Tweede Wereldoorlog. Het monument werd vervaardigd door de Groninger kunstenaar Wladimir de Vries (1917-2001). Bij het monument zijn 6 verzetslieden begraven en 2 geallieerde vliegers. Een aantal andere gesneuvelden uit Zevenhuizen wordt hier herdacht. De Nederlanders waren vooral actief in het verzet en vonden in 1944 en 1945 de dood. Het grafmonument op hun graf is bijzonder te noemen, zowel vanwege de vormgeving, het materiaalgebruik als de symboliek.

Een bijzonder onderdeel van de gemeentelijke begraafplaats van Zevenhuizen wordt gevormd door het oorlogsmonument.Een bijzonder onderdeel van de gemeentelijke begraafplaats van Zevenhuizen wordt gevormd door het oorlogsmonument.

Na de Tweede Wereldoorlog groeide Zevenhuizen aanzienlijk en in de jaren zestig raakte de begraafplaats aan de zuid- en oostzijde steeds meer ingesloten door nieuwbouw. De vaart waaraan het dorp ooit ontstond werd eind jaren zestig gedempt, net als een deel van de Evertswijk. Daarbij werd ook de pastorie bij de ingang van de Kerkhoflaan afgebroken, zodat er meer ruimte ontstond om bij de begraafplaats te komen. In de jaren zeventig werd de begraafplaats uitgebreid met het huidige blok E. In tegenstelling tot de bestaande vakken, kwamen hier alle graven aan paden te liggen. De oudste graven hier dateren van 1978. Een tweede uitbreiding vond plaats eind jaren negentig met blok F. Daar werd voor het eerst begraven aan het begin van deze eeuw.

Grafcultuur

Op de oudere blokken treffen we nog een groot aantal hardstenen stèles en ook een aantal oudere zerken. Een daarvan is voor predikant Pieter Cremer (1813-1881) en diens vrouw Trijntje Kool (1821-1870), gelegen op een bakstenen roef. De brede zerk is geleverd door steenhouwerij M. van de Vennen uit Den Horn. De namen van beide echtelieden zijn gevat in medaillons die bovenin verbonden zijn met een kroon. Twee engelen, de ene met een loftrompet en de andere met een palmtak, brengen lof aan het paar. Daar weer boven een gecombineerde palm- en eikentak en centraal binnen de vorm van een ouroboros (staartbijtende slang) de tekst Rustplaats van onze geliefde ouders. Onderin, tussen de medaillons nog een verzameling funeraire symbolen zoals doodshoofd met knekel, zandloper, zeis, opgerichte toorts en een vlinder. Daar weer onder, binnen een kader de tekst van Johannes 12 vers 26 b: ‘Waar ik ben, aldaar zal ook mijn dienaar zijn’. Het meest opvallende aan de zerk is wel dat al het beeldhouwwerk vrij vlak is aangebracht. Van oudere zerken in Groningen kennen we voorbeelden die behoorlijk gedetailleerd en diep zijn uitgehakt, maar dat is hier niet het geval.

Fraai gedecoreerde zerk op roef op het graf van predikant Pieter Cremer en diens vrouw Trijntje Kool.Fraai gedecoreerde zerk op roef op het graf van predikant Pieter Cremer en diens vrouw Trijntje Kool.

Van de stèles, vaak van het smalle type, zijn in sommige gevallen nog fraaie series te vinden, zoals die voor de familie Bosklopper (zie header). Daaraan is goed te herkennen dat aanpalende graven door dezelfde familie werden gebruikt. Ook is op de verschillende blokken goed te volgen hoe de grafcultuur in de eerste helft van de twintigste eeuw veranderde. Eerst in vormgeving, later ook in materiaal en afmetingen. De geschiedenis laat zich samenvatten door het in de loop der tijd gewijzigde gebruik van hardsteen naar graniet en het afnemende gebruik van symboliek. Op oudere grafmonumenten komt nog vaak een treurboom of een palmtak voor. Verder zijn er nog tal van andere symbolen te vinden, maar op de jongere grafmonumenten dus niet meer.

Uiteraard zijn er op de begraafplaats ook wel voorbeelden te vinden van kunststeen, glas en smeedijzer, maar die materialen zijn minder bepalend dan het hardsteen en graniet. Oudere grafmonumenten van graniet zijn er vooral voor de wat rijkere inwoners van Zevenhuizen.

Bekende Zevenhuisters

Onder de begravenen zijn ook een aantal wat meer bekende personen te vinden. Zo wordt in Zevenhuizen landbouwer en wethouder Abel Appelhof (1883-1962) herinnert in een straatnaam. De eenvoudige dekplaat van graniet op diens graf en dat van zijn vrouw, valt evenwel nauwelijks op. Dat geldt niet voor de granieten obelisk voor huisarts Geert de Vries (1894-1963) die eveneens vernoemd is in een straat in Zevenhuizen. De obelisk is geplaatst op een granieten zerk en ongetwijfeld geschonken door zijn dankbare patiënten. Ook twee onderwijzers kregen een straat naar zich vernoemd in Zevenhuizen. De eerste betreft Dirk Frederik Haarman (1877-1949) die naast zijn vrouw Geertje Loopstra (1879-1918) is begraven. Overigens was Geertje onderwijzeres. Haarman was actief in het verenigingsleven in Zevenhuizen en hielp naast zijn werk veel inwoners met hun administratie. De graven van Haarman, zijn vrouw en hun twee dochters, liggen bij elkaar en worden gekenmerkt door eenvoudige tekstplaten van marbriet op een lage console.

Eenvoudig grafmonument van marbriet op een console voor de familie Haarman.Eenvoudig grafmonument met tekstplaten van marbriet op een console voor de familie Haarman.

Iets meer bekendheid genoot het hoofd van de openbare school en tevens auteur Cornelis Reijntjes (1849-1915). In Zevenhuizen is ook naar hem een straat vernoemd, mede omdat hij bijdroeg aan de oprichting van de Coöperatieve Landbouwvereniging in Zevenhuizen. Ook introduceerde hij het gebruik van kunstmest in en rond Zevenhuizen. Als auteur publiceerde Reijntjes onder meer over de geschiedenis van het dorp en omgeving. De eenvoudige rood granieten stèle op de graven van Reijntjes en zijn vrouw zijn geschonken door de Landbouwvereniging, zoals vermeld staat op de steen.

Al met al vertelt de begraafplaats van Zevenhuizen een interessant verhaal over de geschiedenis van het dorp. Zo ligt er de eerste predikant van het dorp begraven en gesteld kan worden dat de begraafplaats daadwerkelijk een van de oudste permanent in gebruik zijnde locaties is in de verre omgeving. De Wilp kreeg in 1848 een eigen begraafplaats en Jonkersvaart nog veel later. Veel bewoners van dat laatste dorp zijn dan ook begraven op de begraafplaats in Zevenhuizen.

 

Literatuur

  • Aa, A.J. van der; Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden, Gorinchem 1848
  • Bok, Leon, René ten Dam (red.); Canon van het Nederlands funerair erfgoed, IJsselstein 2020
  • Stenvert, Roland e.a.; Monumenten in Nederland : Groningen, Zwolle 2000
  • Vries, Pieter de; Het huisje op de begraafplaats. Lijkenhuisjes in Groningen, Bedum 2007

 

Internet (alle geraadpleegd in januari 2023):

 

Aangepast: 17 februari 2024