Skip to main content

IJmuiden - Duits oorlogsmonument

28 juni 2007

 

Het aantal oorlogsmonumenten of -begraafplaatsen voor Duitsers is in Nederland op de vingers van een hand te tellen. Voor Duitse gesneuvelden uit de Tweede Wereldoorlog is er maar één begraafplaats en die ligt in Ysselsteyn. Met betrekking tot de Eerste Wereldoorlog ligt dat anders. Hoewel er toen op Nederlandse bodem niet gevochten werd, rusten hier nogal wat geallieerden en Duitsers. Wat de laatsten betreft zijn er in Nederland op meerdere plaatsen monumenten te vinden, ook op Ysselsteyn. Het grafmonument tussen de twee zeedennen op de Westerbegraafplaats.Verder staat op Crooswijk in Rotterdam een gedenkteken uit 1919 voor 14 omgekomen soldaten die stierven op weg terug naar huis na een gevangenenruil. Op de gemeentelijke begraafplaats te Weert worden ook zes gesneuvelden herdacht en op het kleine begraafplaatsje Vredenhof op Schiermonnikoog liggen negentien drenkelingen uit de Eerste Wereldoorlog. Dan is er nog één groter Duits oorlogsmonument te vinden in IJmuiden. Deze laatste leek in de vergetelheid te geraken totdat in 2002 de Duitse Marinebond het zogenaamde "patenschaft" [1] op zich nam.

Aanleiding voor het monument

{seog:disable}Op maandagmiddag 22 januari 1917 vertrok het VI. Torpedobootsflottille uit de Duitse oorlogshaven Wilhelmshafen. Vlaggenschip van het flottielje was de V69, onder leiding van korvettenkapitän (luitenant-ter-zee 1e klasse) Max Schultz, die zich aan boord van het schip bevond. De V69 was toen pas anderhalf jaar oud en had onder meer deelgenomen aan de slag bij Skaggerrak (Jutland) die van 31 mei tot 1 juni 1916 duurde. Bij temperaturen ver onder nul voeren de schepen langs de Nederlandse kust met als doel de haven van Zeebrugge om zich daar bij het Marinekorps Flandern te voegen. De Britten waren op de hoogte van het feit dat het flottielje was uitgevaren en tegen de avond wachtte een groot aantal Britse schepen, verdeeld over twee groepen, de Duitse schepen op. De Engelsen hadden post gevat tussen de Schouwen Bank voor de kust bij Zeeland en de Maas bij Rotterdam. De Duitsers voeren echter tussen de twee groepen door waardoor de Engelsen hen te laat ontdekten, maar niet te laat om het flottielje nog onder vuur te nemen. De V69 werd daarbij twee keer geraakt. De eerste inslag trof de commandobrug. Bij de explosie raakte Korvettenkapitän Schultz zwaar gewond en vonden twee officieren de dood. De tweede inslag trof het kanon op het voordek. Het schip was door de eerste explosie stuurloos geraakt aangezien het roer blokkeerde. De V69 begon daardoor rondjes te varen en kwam daarbij nog eens tot tweemaal toe in aanvaring met een andere torpedoboot. De kapitein van de V69, Kapitänleutnant Herman Böhm, kreeg ondanks de chaos in de commandobrug het schip weer onder controle. Hij gaf opdracht om koers te zetten in de richting van de neutrale Nederlandse haven van IJmuiden.

Zwaar beschadigde V69 in de haven van IJmuidenIn de ochtend van de volgende dag kreeg het zwaar beschadigde schip de stoomtrawler Eems in zicht. Er werd direct besloten de Eems te paaien om te vragen of het schip een aantal zwaargewonden kon meenemen naar de neutrale haven van IJmuiden. Uiteindelijk werd de V69 door de sleepboot Billiton de haven van IJmuiden binnengesleept.

Daar bleek pas hoe zwaar de V69 en haar bemanning die nacht hadden geleden. Aan boord bevonden zich gewonden en een zevental gesneuvelden. Enkelen van hen waren aan het dek vastgevroren. De strenge vorst had ervoor gezorgd dat het bloed van de gesneuvelden in de commandotoren als bloedrode ijsnaalden aan de zijkanten hing. De doden werden verzameld aan de voorkant van het schip waar zij afgedekt werden met de vlag van hun vaderland. Omdat enkele doden waren vastgevroren aan het dek moesten ze eerst losgehakt worden. Voor Korvettenkapitän Schultz, die door het verliezen van zijn beide benen veel bloed had verloren, kwam alle hulp te laat; hij overleed kort na aankomst in IJmuiden. De gewonden werden meteen van boord gehaald en naar het noodhospitaal in de Kanaalstraat te IJmuiden gebracht. Een tiental gewonden, die eveneens werden behandeld in het noodhospitaal, werden op woensdag 24 januari 1917 per trein naar een militair hospitaal in Amsterdam overgebracht. In een gebouw aan het Wilhelmsplein werd voor de overledenen een chapelle ardente ingericht. De kisten van de omgekomen bemanningsleden stonden in de ruimte in een halve cirkel opgesteld. De kisten waren alle bedekt onder een Duitse vlag en bloemen. 

De begrafenis

Het grafmonument voor korvettenkapitän Schult op de begraafplaats in Wilhelmshaven, Duitsland (foto Willem Donck).Op zaterdag 27 januari 1917, de dag dat in Friesland de derde Elfstedentocht werd gereden, werden de kisten van twee overleden officieren van de V69 in statige lijkkoetsen naar het station van IJmuiden gebracht voor vervoer naar Duitsland. Terwijl de officieren in hun eigen land begraven werden, was voor de zes overige bemanningsleden een graf besteld op de Westerbegraafplaats in IJmuiden. Om 14.00 uur vertrok de rouwstoet vanaf het Willemsplein naar de begraafplaats. Naast de zes met elk twee paarden bespannen koetsen, zette zich ook een indrukwekkende stoet in beweging. Deze bestond zowel 's morgens als 's middags achtereenvolgens uit:

  • tamboers en een pijper;
  • een gewapende troepenafdeling;
  • een Duitse zeeofficier die de ordetekenen van de gesneuvelden droeg;
  • lijkkoetsen met de overledenen met slippendragers;
  • familie, autoriteiten, gedeputeerden, Nederlandse officieren en genodigden;
  • volgrijtuigen;
  • een Duitse zangvereniging;
  • een detachement Duitse marinematrozen van de V69;
  • een deputatie Duitse geïnterneerde soldaten uit Bergen;
  • een deputatie Nederlandse marine;
  • een deputatie Nederlandse landmacht te IJmuiden.

De uitvaart op zaterdag 27 januari 1917Langs de route die de lijkkoetsen aflegden stonden vele belangstellenden. Toen de stoet bij de Westerbegraafplaats aankwam, werden de kisten van de overledenen, ieder bedekt met een Duitse vlag, naar hun laatste rustplaats gedragen. Vele Nederlandse en buitenlandse genodigden waren bij de plechtigheid aanwezig waaronder het gemeentebestuur van de gemeente Velsen. Toen de kameraden van de omgekomenen de kisten in het graf lieten zakken, werden salvo's gelost en speelde een militaire kapel de treurmars van Chopin. Nadat de zesde kist in het graf was neergelaten zong de Duitse zangvereniging Über den Sternen. Daarop nam de, speciaal uit Den Haag overgekomen, Duitse gezant Rosen het woord om iedereen te bedanken voor de verleende hulp. Deze dag werden begraven:

  • reserve luitenant ter zee K. Hannover, 26 jaar;
  • matroos 1e klasse H. Hammer, 22 jaar;
  • matroos K. Klintworth, 21 jaar;
  • stoker J. Meven, 21 jaar;
  • stoker K. Bertram, 21 jaar;
  • matroos K. Dierks, 20 jaar.

Op zondag 28 januari 1917 stierf de 22-jarige matroos Paul Hartman alsnog aan zijn verwondingen. Zijn begrafenis vond plaats op woensdag 31 januari 1917 op het kerkhof van de Rooms-katholieke H. Gregoriuskerk aan de Kanaalstraat [2] . De plechtigheden begonnen met een mis, waarna de ter aarde bestelling plaatsvond. Bij de begrafenis waren de vader en de jongste broer van Paul Hartmann aanwezig. 

De gewonde opvarenden van de V69 die in IJmuiden waren achtergebleven, werden na hun herstel geïnterneerd. Twee bemanningsleden zijn echter nooit naar het interneringskamp gegaan, maar doken onder in IJmuiden. Eén van hen trouwde in 1920 zelfs met een IJmuidense.

Op 3 maart 1917 schreef de Nederlandse Minister van Buitenlandse Zaken aan de burgemeester van de gemeente Velsen dat de Keizerlijke Regering van Duitsland zeer dankbaar was voor de zorg voor de zieken en gewonden, de begrafenis der overledenen en het onderhoud van de bemanning ten tijde van het verblijf van de V69 in IJmuiden. Men liet via het ministerie ook weten dat de Keizerlijke Marine in het bijzonder getroffen was door de welwillende ontvangst die het schip en de bemanning in IJmuiden hadden ondervonden. De Keizerlijke Marine liet zelfs een bedrag van 10.000 gulden ter beschikking stellen ten behoeve van werken van liefdadigheid in IJmuiden. Het bedrag werd bestemd voor een fonds tot oprichting van een ziekenhuis.

De verdere geschiedenis van de V69

Omdat Nederland in de Eerste Wereldoorlog neutraal was, mochten oorlogsschepen en opvarenden van alle landen binnen het Nederlandse rechtsgebied komen wanneer averij hen daartoe noodzaakte. Zodra de averij was verholpen, moest het schip Nederland weer verlaten. Bleef een schip langer dan strikt noodzakelijk, dan werd het geïnterneerd. Net als bij andere gevallen stelde de Nederlandse overheid vast welke reparaties er nodig waren en binnen hoeveel tijd deze werkzaamheden afgerond konden worden zodat het schip IJmuiden snel weer kon verlaten. Een ploeg van 28 werklieden van een scheepswerf uit Amsterdam moest indien nodig dag en nacht werken om de V69 op tijd klaar te krijgen voor vertrek. Kapitänleutnant Böhm stond voor een aantal problemen, want hij vermoedde dat de Engelsen hem opwachtten, aangezien zij waarschijnlijk op de hoogte waren van het verblijf van zijn schip in IJmuiden. De pers had daar wel voor gezorgd. Een ander probleem was dat de Nederlandse marine het geschut van de V69 onklaar had gemaakt. Böhm wist dat een aantal reparaties aan zijn schip alleen in Rotterdam konden plaatsvinden. De Nederlandse marine ging hiermee akkoord en zegde toe de V69 te zullen laten escorteren. In de nacht van zaterdag 10 februari op zondag 11 februari arriveerde de uit Duitsland afkomstige sleepboot Südamerika VIII, die speciaal was overgekomen om de V69 naar de haven van Rotterdam te slepen. Toen de V69 die zondagmiddag de haven werd uitgesleept, was het nog steeds erg koud en daarbij was het die dag ook nog ontzettend mistig. Het schip was inmiddels zo goed en zo kwaad opgelapt, de kapotgeschoten commandobrug was met hout hersteld en er waren twee andere reddingsboten aangebracht.

Begeleid door H.M.S. Noord Brabant en zes torpedoboten verdween de V69 voor het oog van de vele belangstellenden in de mist, gesleept door de Südamerika VIII. Nadat de V69 de haven van IJmuiden had verlaten, ging de reis via Zandvoort verder in de richting van Rotterdam. Alle schepen kwamen in Rotterdam aan behalve de V69. Kapitänleutnant Böhm had even ten zuiden van Zandvoort zijn machinekamer opdracht gegeven om rechtsomkeert te maken richting Duitsland. De dikke mist had hem waarschijnlijk op het idee gebracht om te ontsnappen. Niet om te ontsnappen aan de Nederlandse schepen, maar aan de Engelse schepen. Aangezien er nog geen radar bestond, was het voor de Engelsen vrijwel onmogelijk de V69 waar te nemen. Het gelukte het schip dan ook om ongemerkt en op eigen kracht Wilhelmshafen te bereiken. Het feit dat de sleepboot gewoon doorgevaren was, maakt het hoogstwaarschijnlijk dat men op de hoogte is geweest van de plannen van Böhm. Na te zijn gerepareerd speelde de V69 nog een behoorlijke rol in de oorlog. Het schip werd ondermeer ingezet bij Operatie Albion die van 12 tot 25 oktober 1917 duurde. Het doel van die operatie was het veroveren van enkele Baltische eilanden. Daarbij fungeerde de V69 weer als vlaggenschip van het VI. Torpedobootsflottille. Nog in november vertrok de V69 samen met andere schepen van het flottielje wederom naar Vlaanderen om zich bij het Marinekorps Flandern te voegen.

In de haven van Brugge kreeg het flottielje op 6 juni 1918 een luchtaanval te verduren waarbij een vliegtuigbom de V69 trof. Toen het Marinekorps Flandern in oktober 1918 uit Vlaanderen werd geëvacueerd bleef de V69 en een aantal andere schepen achter. Nadat de situatie kennelijk hopeloos was geworden door de opmars van de geallieerden liet de bemanning het schip op 2 november 1918 zinken in het kanaal van Gent. 

Het grafmonument op de Westerbegraafplaats

Het monument voor de zes Duitse zeelieden.In het graf op de Westerbegraafplaats liggen vandaag de dag nog steeds zes Duitse marinemannen, maar niet dezelfde als die op 27 januari 1917 begraven werden. Binnen een week na de begrafenis, op donderdag 1 februari, werd reserve luitenant ter zee K. Hannover alsnog opgegraven en overgebracht naar Güstrom (Mecklenburg) in Duitsland. De zesde Duitser die er daarna is begraven is de op 31 juli 1918 verdronken 27 jarige Friedrich Sdorra uit Gelsenkirchen. Hij liet het leven op de Noordzee en werd op 5 augustus 1918 bij de anderen begraven.

Op de graven werd een fors monument opgericht van Duitse Muschelkalksteen, een materiaal dat in de jaren twintig van de twintigste eeuw gangbaar werd in Nederland. Het monument bestaat uit een stèle die centraal binnen een grafvak geplaatst is. Het grafvak dat in totaal drie graven beslaat, wordt afgeperkt door banden in het zelfde materiaal als de stèle. De stèle "verjongt" zich naar boven en wordt bekroond door een groot IJzeren Kruis. In de vorm van het kruis is een deel verdiept uitgehakt en zijn enkele verwijzingen naar het Duitse Keizerrijk opgenomen. Allereerst bovenin een Keizerskroon met daaronder de hoofdletter W (van Wilhelm II, Keizer van het Duitse rijk tijdens de Eerste Wereldoorlog) en het jaartal 1916. Op de basis staat bovenaan de tekst: "DEM ANDENKEN DER IN NIEDERLANDISCHER ERDE RUHENDEN DEUTSCHEN KRIEGER".

Onder de tekst is een groot anker met een stuk ketting daaromheen afgebeeld, als verwijzing naar de Marine. Op het monument worden geen namen genoemd. Links en rechts van het monument zijn in een ver verleden zeedennen geplaatst die nu fors uit de kluiten gewassen zijn en in hun groei de banden wegdrukken. Ze vormen niettemin een fraaie aanvulling en fungeren haast de functie van wachters.

Het monument is op 1 november 2002, na een grondige opknapbeurt, door de gemeente Velsen overgedragen aan de Duitse Marinebond. Het wordt jaarlijks door kameraden van de Marinebond onderhouden.

 

Noten

  1. Dit woord kan vertaald worden als peetoom. Leden van de Duitse Marinebond onderhouden het monument.
  2. Deze kerk werd in 1978 afgebroken en de graven op het kerkhof werden overgebracht naar de algemene begraafplaats Duinhof.

 

Internet

 

Aangepast: 02 oktober 2021

Nieuw op de website