Skip to main content

Amsterdam - Het grafmonument voor freule Stapert

20 juni 2020

Op De Nieuwe Oosterbegraafplaats in Amsterdam staan talloze grote en bijzondere grafmonumenten. Sommige vallen pas op als je er dichtbij staat, andere maken al van verre indruk. Onder die laatste categorie valt het bijzondere grafmonument voor freule Stapert, zoals het op de begraafplaats wordt genoemd. Het monument valt op vanwege de enorme marmeren engel die het graf siert.

De engel op het grafmonument in 2020 na reiniging.De engel op het grafmonument in 2020 na reiniging.Lange tijd was nauwelijks zichtbaar voor wie het graf was, omdat het monument vervuild was en de tekst nauwelijks leesbaar. Het grafmonument betreft vier graven, waarvan twee een grafkelder en twee graven een zandgraf. Boven de kelders is een samengesteld monument geplaatst van twee lage zerken op een roef, met in het midden een grotere zerk op een hoge roef. Erachter is een opstand aangebracht met daarop een boven alles uittorenende engel. Op de middelste zerk staan twee familiewapens afgebeeld die wijzen op een adellijke afkomst van de personen die hier begraven liggen.Situatie van het grafmonument in 2006, sterk vervuild en vervallen.Situatie van het grafmonument in 2006, sterk vervuild en vervallen.

Wie zijn er begraven

In het graf zijn in totaal twaalf personen bijgezet of begraven. Als eerste was dat de urn van de in 1913 overleden Grelina Jacoba Sijbrands Stapert (geboren 1851). Tegelijkertijd liet de rechthebbende van het graf, waarover later meer, zijn moeder Anna Catharina Mulder (1822-1886) bijzetten. Haar lichaam werd overgebracht van een huurgraf op vak 25, maar al eerder was haar lichaam naar dat graf overgebracht van de Oude Oosterbegraafplaats. Op 14 maart 1919 werden de resten van Feike Stapert (1828-1909) en diens vrouw Aagjen Schuil (1828-1906) bijgezet. Hun resten werden overgebracht van de particuliere begraafplaats Vredenhof in het westen van Amsterdam. In 1920 volgde de begrafenis van Jouwert Stapert (geboren 1863), een andere zoon van Feike en Aagjen. In 1933 werd hun dochter Sjoukje Stapert (geboren 1860) bijgezet. In 1937 volgde de begrafenis van Obe Schaafsma (geboren 1867) die getrouwd was met dochter Wiepkje Stapert (geboren 1870). Wiepkje overleed overigens nog in datzelfde jaar en werd ook hier begraven. In maart 1938 werd Janke Stapert (geboren 1868), tweede echtgenote van de rechthebbende, bijgezet. Later in 1938 werd de rechthebbende Jean Charles Henri Matile (geboren 1863) bijgezet. In 1941 werd de vrouw van Jouwert Stapert, Gesina Henriëtta Elisabeth Janssen (geboren 1867) bijgezet en als laatste in 1944 Grelina Stapert (geboren 1862), eveneens een dochter van Feike en nicht van de eerste Grelina die hier was bijgezet. Met name het verhaal van de freule, de eerste Grelina die hier bijgezet werd en haar man Jean Matile, is hoogst interessant.De grafkaart uit het archief van De Nieuwe Ooster met daarop de personen die in een van de graven ter aarde zijn besteldDe grafkaart uit het archief van De Nieuwe Ooster met daarop de personen die in een van de graven ter aarde zijn besteld.

De freule

Grelina Jacoba Sijbrands Stapert werd geboren op 12 februari 1851 in Amsterdam. Haar vader Sijbrand Jouwerts Stapert (1819-1877) was afkomstig uit Lemmer en haar moeder Kornelia Koning (1822-1856) uit Zandvoort, dochter van de burgemeester aldaar. Ten tijde van haar geboorte woonde het gezin formeel nog niet in Amsterdam, want vader Stapert werd pas in 1853 geregistreerd. Hij woonde toen op de Haarlemmerdijk 509 op de bovenste kamers. Later woonde het gezin in de Bickersstraat. Dat vader pas later geregistreerd werd, kan te maken hebben met het feit dat hij kapitein op de grote vaart was. In 1853 werd broertje Jan Gerardus geboren en in 1854 zusje Sophia Barra. In 1856 overleed moeder Kornelia. Vader Stapert hertrouwde in 1859 met Elisabeth Johanna Koning (1816 - 1887), enige dochter uit een Haarlems gezin. Elisabeth Johanna was een niet onverdienstelijk schilderes en tekenares van stillevens. Na de huwelijksreis vestigde het gezin zich in Groningen waar in 1860 dochter Cornelia werd geboren. Een jaar voor haar huwelijk verhuisde het gezin naar Rotterdam. Daar trouwde Grelina in 1875 met Jan Mees, geboren in Groningen rond 1851, predikant van beroep. Al in 1881 lieten de echtelieden bij de Arrondissementsrechtbank in Heerenveen een scheiding van tafel en bed uitspreken, op beider verzoek. Op 5 mei 1887 werd de echtscheiding tussen de twee definitief uitgesproken. In 1886 was Grelina toegelaten voor het examen Nuttige Handwerken. Dat betekende waarschijnlijk dat ze in het onderwijs wilde gaan werken. Twee jaar later werd ze toegelaten tot het examen voor de akte van onderwijzeres maar in 1889 werkte Grelina vermoedelijk bij de Rijkstelegraaf, waar ze in dat jaar ook eervol ontslagen werd. In de jaren daarna moet ze Jean Charles Henri Matile hebben leren kennen, waarschijnlijk al begin jaren negentig.

De Wilhelminaboom in Wommels

Het door Grelina geschonken hekwerk bij de Wilhelminaboom in WommelsIn Wommels staat op het plein voor de kerk een zogenaamde Wilhelmina-linde met daaromheen een prachtig gietijzeren hekwerk. Dit hekwerk werd in december 1898 aan het dorp Wommels aangeboden door mejuffrouw Grelina Jacoba Stapert uit Amsterdam ter ere van de inhuldiging van Koningin Wilhelmina. Jeugdportretten van de jonge koningin zijn verwerkt in het ronde hekwerk, dat is vervaardigd door de "Doetinchemse yzergietery". Het verhaal wil dat mejuffrouw zich met Wommels verwant voelde, via het door Karel V rond 1555 in de adelstand verheven geslacht Stapert dat immers afkomstig is uit Wommels. Grelina zag zichzelf dus als een verwante van “de Staperts“ van Wommels, afstammelingen van Epe Stapert uit de vijftiende eeuw. Een klein berichtje in de krant in die tijd maakt gewag van de schenking. Het hek is in 2001 aangewezen als rijksmonument.

Meineed en huishoudster

In juni 1904 stond Grelina bij de rechtbank terecht voor een zaak rond mishandeling van een buurvrouw bij een vechtpartij. Zij zou een buurvrouw met een stok hebben geslagen bij een uit de hand gelopen opstootje voor de deur van hun huis. Grelina werd aangeduid als huishoudster van de heer Jean Charles Matile, leraar Frans en letterkunde en beëdigd vertaler in Amsterdam. Matile had echter getuigen omgekocht om een gunstige verklaring af te leggen over Grelina. Slechts enkele maanden later stond Matile met een van de getuigen van destijds weer voor de rechtbank, nu beiden op verdenking van uitlokken van meineed, respectievelijk meineed. Matile zou geweten hebben dat de getuige een valse verklaring zou afleggen. In de zaak die kennelijk wel wat om het lijf had, kwam ook in een artsenverklaring naar voren dat Matile een ‘zenuwoverspanning’ had. Andere getuigen verklaarden dat de verhouding tussen Matile, zijn huishoudster en de buren nogal gespannen was. Matile zou herhaaldelijk door buren gemolesteerd zijn. Dat zou te maken hebben met het feit dat het stel iedereen in de buurt zou ‘bekladden’. Matile zou geheel onder invloed staan van Grelina. De advocaat haalde ter verdediging aan dat Grelina een nicht was van Matile en dat deze verplichtingen had jegens haar. Er werd anderhalf jaar celstraf geëist tegen Matile.Een van de talloze advertenties die Matile in de krant liet opnemen (Algemeen Handelsblad 18 september 1897).Een van de talloze advertenties die Matile in de krant liet opnemen (Algemeen Handelsblad 18 september 1897).

In de rechtszaak werd Grelina weinig rooskleurig afgeschilderd. Ze beklaagde zich bij het hoger beroep dat de buren het op haar voorzien hadden. Getuigen verklaarden daarentegen dat er feitelijk weinig aan de hand was en de procureur-generaal hield Grelina voor dat er een geschiedenis was van ruzie met buren, op alle adressen waar ze gewoond had. Matile had haar op haar woord geloofd dat de buren haar dwarszaten en hij wilde dus voor haar opkomen. Op de vraag of hij onder de plak zat bij zijn huishoudster gaf Matile een ontwijkend antwoord. Grelina zelf kwam ervan af met acht dagen gevangenisstraf. Matile kreeg een jaar opgelegd.

In 1905 verscheen er eind november een dankbetuiging in de krant waarbij Matile mejuffrouw G.J. Stapert openlijk dankte voor haar energie bij het behartigen van zijn belangen en zaken en dat alles ‘niettegenstaande eene onschuldige veroordeeling’. Kennelijk was de relatie tussen Matile en Grelina meer geworden dan alleen huishoudster en huisbaas.De openbare dankbetuiging van Matile aan Grelina in het Algemeen Handelsblad van 29 november 1905.De openbare dankbetuiging van Matile aan Grelina in het Algemeen Handelsblad van 29 november 1905.

Eind 1907 werd Grelina geregistreerd in Zandvoort. Daar trouwde ze in februari 1908 met Matile. Ze was toen 56 jaar oud, terwijl Matile 44 jaar was. Beiden vertrokken nog in datzelfde jaar weer naar Amsterdam. Wat er in de jaren daarna gebeurde is niet bekend. Kennelijk werd Grelina ziek waarna ze op 28 maart 1913 overleed. Nog datzelfde jaar trad Matile in het huwelijk met Janke Stapert (geboren 1868), dan 45 jaar oud. Janke was een nicht van Grelina, dochter van Feike Stapert en Aagjen Schuil. Nadat Janke in maart 1938 overleed, trouwde Matile kort voor zijn dood nogmaals met Anna Catharina Schepers (1885 - ?). Zowel Grelina als Matile werden begraven in hetzelfde graf op De Nieuwe Oosterbegraafplaats, maar er zit nog wel een staartje aan het verhaal.

Afstamming

De vader van Grelina was sterk geïnteresseerd in genealogie en zocht de afstamming van de familie Stapert na, samen met een achterneef. Na het overlijden van haar vader in 1888 trachtte diens schoonzoon J.H.W. Unger, de echtgenoot van stiefzusje Cornelia de genealogie te completeren. Later ging Matile zich met de genealogie bemoeien. In verschillende bronnen wordt hij echter opgevoerd als een ‘jager naar mooie’ genealogieën. Matile publiceerde in 1895 een boek over de Staperts. Daarin is de stamboom van Grelina terug te voeren tot die van Epe Stapert, geboren 1450 in Wommels. Een van de nazaten, Sipcke Hanzes Stapert was een vooruitstrevend rechtsgeleerde en wetenschapper. In 1547 mocht deze Stapert een erewapen dragen en in 1555 werd hij samen met zijn broers in de adelstand verheven door de Rooms-Duits keizer Karel V met de titel van baron, later zelfs paltsgraaf. De titels en rechten werden in 1569 bevestigd door keizer Maximiliaan II van het Heilige Roomse Rijk. Op het wapen van Stapert is een stappend of staand paard afgebeeld.Het wapen van de familie Stapert dat in de genealogie werd opgenomenHet wapen van de familie Stapert dat in de genealogie werd opgenomen.

Het boek van Matile had volgens critici wel bepaalde verdiensten, maar kent een ‘gebrek aan kritische zin en historische kennis’. Er zou dus de nodige fantasie aan te pas zijn gekomen. In 1955 werd na verder onderzoek duidelijk dat de naam Stapert voor 1511 nergens genoemd werd. De adellijke titels waren inderdaad ooit verleend, maar in hoeverre die nog golden voor de latere nazaten is niet bekend. Matile fabriceerde de genealogie van de Staperts zodanig dat ze zich liet gelden als nazaat van het adellijke geslacht. Vandaar de schenking van de Wilhelminaboom in 1898.

Overlijden en uitvaart van Grelina

Grelina overleed op 28 maart 1913, 62 jaar oud. In de krant verscheen van haar overlijden alleen een regel in de familieberichten. In 1914 liet Matile een 400 bladzijden tellende genealogie verschijnen van de familie Matile, in het Frans. Daarin besteedt Matile wederom veel aandacht aan de Staperts en hun vermeende afkomst en adellijke titels. In het boek werden Grelina veel deugden toegedicht, een vrouw van grote intelligentie, begaafd met vele talenten. Zij sprak verschillende talen, had veel kennis van geschiedenis en aardrijkskunde en was toch tegelijk zo bescheiden en eenvoudig. In het boek wordt ook weergegeven hoe de uitvaart van Grelina destijds verliep. Dat moet volgens het verslag een grootse tocht zijn geweest. In de ochtend van 2 april 1913 stelde zich bij de Boerhave-kliniek waar Grelina gestorven was een enorme stoet op. Verschillende politiebeambten gingen de kapel voor van het zevende Regiment Infanterie in groot uniform. Vervolgens de lijkwagen met kransen, de rouwstoet en nog een aantal rouwkoetsen. Bijkans meer dan 30.000 mensen aanschouwden de tweeënhalf uur durende tocht richting Centraal Station. Politie langs de kant van de weg hield de menigte in bedwang. Een dergelijke processie was volgens het verhaal alleen voorbehouden aan prinsessen of leden van vorstelijke huize. Aan Grelina werd die eer verleend vanwege haar afkomst en ‘omdat zij zich nooit heeft bemoeid met sociaal gedoe, zooals thans vrouwen wel eens doen…’. Bij de woning aan de Overtoom 292 hield de stoet 10 minuten halt en daarna ging de stoet weer heen en weer door de stad naar het station. Onderweg salueerden officieren en de schildwacht bij het koninklijk paleis presenteerde het geweer. Overal hingen de vlaggen halfstok, ook op officiële gebouwen. Op het station stond de trein naar Bremen gereed alwaar de kist met bloemen in een aparte wagen werd verzegeld. De kapel speelde nog een afscheidsmars. In Bremen is het lichaam van Grelina gecremeerd en op 7 november 1913 is de as bijgezet in de grafkelder op vak 1, graf 119-120 op de Nieuwe Ooster. Op het graf stond toen al een groot grafmonument met als hoogtepunt een geheel in Carrara-marmer uitgevoerde engel.De marmeren engel op het familiegraf prijkt nu weer in volle glorie.De marmeren engel op het familiegraf prijkt nu weer in volle glorie.

Uitvaart echt of niet

In één krant, de Sumatra Post is in een uitgebreid artikel, gepubliceerd 8 oktober 1915, de nodige kritiek te lezen op het verslag van Matile in zijn boek. De auteur van het artikel vraagt zich af waarom Amsterdammers zich die wonderbaarlijke dag niet kunnen herinneren waarop de opzienbarende uitvaart plaatsvond. De auteur haalde nog eens de gebeurtenissen aan rond het opstootje in 1903, die leidden tot een gevangenisstraf voor Matile. De auteur vertelt in zijn verhaal dat over de dag van de uitvaart wel bekend is dat politie die dag alleen nodig was bij de woning van Grelina, omdat er een opstootje dreigde van boze buren die nieuwsgierig waren naar de overledene. De auteur noemt de mogelijkheid dat de overledene nog wat geld had geërfd, waardoor een eerdere verhuizing mogelijk was van de Kerkstraat naar de Overtoom. Ook de brede uitvaart, crematie en grafmonument en het feit dat Matile niet lang na het overlijden van Grelina het boek over zijn genealogie had kunnen uitgeven, konden hierdoor verklaard worden.

Al met is het maar de vraag of Grelina daadwerkelijk zo’n grootse uitvaart heeft gekregen en of ze inderdaad de bekende vrouw is geweest die Matile beschrijft. Aan het verhaal zitten zoveel kanten en zoveel vragen blijven over dat je zou denken dat het grootse grafmonument dat op haar graf is geplaatst niet bestaat. En dat blijkt nou juist wel het geval te zijn.

Het grafmonument

Van de grafkaarten uit het archief weten we dat Jean Charles Henri Matile de eerste rechthebbende op het graf was. Maar dat was in eerste instantie de grafkelder op graf 119 en 120. Later kocht Matile naast en achter het graf nog eens 9 m2 grond extra, waarin de zandgraven van 119a en 120a werden gerealiseerd. Na het overlijden van Matile in 1938 werden de rechten in 1939 overgeschreven op Anna Catharina Schepers, Matile’s derde vrouw waarmee hij net voor zijn overlijden was getrouwd. In 1961 deed Schepers afstand van het graf en viel het terug aan De Nieuwe Ooster. In 1988 werd het grafmonument door De Nieuwe Ooster aangemerkt als monument en mocht het feitelijk niet meer verwijderd worden. Hoewel in de loop van de tijd werd geconstateerd dat het monument gebreken ging vertonen, was het niet meteen mogelijk in te grijpen. Dankzij de werkgroep het Stenen Archief konden in 2019 voldoende middelen gevonden worden om het monument in sobere staat te herstellen. De werkzaamheden werden in het vroege voorjaar van 2020 voltooid door Jan Reek natuursteen.

Nu het grafmonument hersteld is, betekent dit niet dat alle tekst ook meteen goed te lezen is. Er is voor een consoliderende aanpak gekozen. Dat betekent dat bijvoorbeeld de teksten niet opnieuw gekapt zijn en de verroeste hekdelen niet aangeheeld zijn. Wel is het geheel constructief weer helemaal in orde en bovendien is al het natuursteen gereinigd. Volgens het verhaal dat verteld werd over de begrafenis van Grelina is de engel op het grafmonument gemaakt in Italië, terwijl Box en Bosch, steenhouwers in Amsterdam, het geheel opgebouwd en geplaatst hebben. Dat laatste kan bevestigd worden omdat het bedrijf hun naam heeft achtergelaten op de voorste rand aan de linkerzijde van het grafmonument.Het steenhouwersmerk van Box & Bosch op de rand aan de linkerzijde van het monumentHet steenhouwersmerk van Box & Bosch op de rand aan de linkerzijde van het monument.

Familiegraf

De wapens van de familie Matile en Stapert uitgehouwen op de middelste zerk van het monumentHet grafmonument bestaat uit een brede roef die in het midden het hoogst is en daar gedekt is door een marmeren zerk. Op deze zerk zijn - in een iets verdiepte cartouche - twee familiewapens afgebeeld, links dat van de familie Matile met een klaverblad en rechts van de familie Stapert met een steigerend paard. Beide wapens zijn voorzien van een ridderhelm en onderaan een devies. Dat van Matile luidt: Humilis sublima wat zoveel wil zeggen als “eenvoudig in het verhevene” en dat van Stapert Ceteri cedant wat betekent “laten de anderen maar wijken”. Onder de wapens is een door Grelina geschreven gedicht opgenomen met de titel Vertrouwen. Haar naam is onderaan het gedicht uitgehakt. Links en rechts van deze marmeren zerk liggen smallere hardstenen zerken met daarop wederom gedichten en de namen van een aantal overleden. Een deel van de tekst op de zerken is inmiddels nog maar moeilijk te lezen, maar naar verluidt gaat het om gedichten van Ernest Renan en Goethe. Met name de rechter zerk was in verschillende stukken gebroken, maar die vormt na restauratie weer één geheel. Centraal achter de hoge roef is een opstand van hardsteen aangebracht, met daarop in grote kapitalen “FAMILIEGRAF”. Het monument na restauratie in het voorjaar van 2020De opstand verjongt vervolgens tot een vierkant basement gesteund door voluut-achtige aanzetten. Op het basement dat bovenaan iets uitkraagt, is de marmeren engel geplaatst. De engel heeft een hand op het hart en de ander wijst naar voren. Deze rechterhand is echter reeds lange tijd verdwenen, zodat we niet weten of en eventueel wat zich in de hand heeft bevonden. De vleugels van de engel steken prachtig uit tot ver boven het naar beneden gerichte hoofd. Ter weerszijden van de roef strekt zich een marmeren rand uit die bezet is met palen met een ronde kop waartussen zich een laag smeedijzeren hekwerk bevindt. Het krulwerk van het hek is deels aangetast door roest. Het hekwerk zou vervaardigd zijn door Andreas Antonius Helsloot (1842-1922). Hij nam in mei 1872 een smederij over in de Korte Leidsedwarsstraat 86 die daar al sinds 1812 zat. In 1912 vierde de smederij het 100-jarig bestaan. Binnen de rand is steenslag aangebracht terwijl in het rechtergraf een console ligt in de vorm van een levensrol met daarop de namen van zeven van de overledenen die in het graf zijn bijgezet of begraven. Ooit stond er in het linker grafvak nog een witte bank, maar die is verdwenen.

Al met al een luisterrijk grafmonument waar weliswaar geen echte freule is begraven, maar wel iemand die zich er een waande. In de negentiende eeuw was het niet ongebruikelijk om via allerlei ingenieuze stambomen een familieverleden te claimen dat de familie status gaf. Bij de families Stapert en Matile is deze status tot uitdrukking gekomen in het grafmonument.

 

Internet:

 

Met dank aan Cees Meilink en Mischa Smeding van De Nieuwe Ooster

Aangepast: 09 maart 2024