Skip to main content

Lekkerkerk - Joodse begraafplaats

16 oktober 2016

Het dorp Lekkerkerk is in de middeleeuwen ontstaan op een oeverwal langs de Lek. Het dorp werd voor het eerst vermeld in de dertiende eeuw maar de kerk is mogelijk ouder. Al vroeg was er in het dorp sprake van een kleine Joodse gemeenschap die uiteindelijk ook een eigen begraafplaats kreeg.

Overzicht over de kleine begraafplaats.Overzicht over de kleine begraafplaats.De eerste bewoning van Lekkerkerk concentreerde zich voornamelijk langs de dijk en rond de kerk. Haaks op de dijk liep een weg de polder in die via een aantal dorpen in de richting van Gouda voerde. Parallel aan de dijk op ongeveer 150 meter afstand liep de Achterwetering. Tot in de twintigste eeuw beperkte de bebouwing van het dorp zich tussen dijk en wetering.

Al in 1759 is sprake van Joden In Lekkerkerk. Althans dan wordt toestemming verleend aan Abraham Gompers om in Lekkerkerk vee te slachten. Een jaar later wordt toestemming gegeven aan Joseph Moses, om zich te vestigen als slager en vleeshouwer. Het slagersberoep was in die tijd een veel voorkomend beroep onder joden. Waar Joden woonden, was een joodse slager nodig die de strenge regels rondom het slachten kende. In 1764 was ook Josef Heijman toegelaten als vleeshouwer en slager, wat in 1767 door twee andere Joden werd bevestigd in een verklaring aan Schout en Schepenen. Ondanks dat het geen vetpot was voor Joodse inwoners waren er mogelijkheden voor handel in Lekkerkerk.

De joodse gemeenschap in Lekkerkerk

In de negentiende eeuw werd de Joodse gemeente allengs groter. Veel Joden die in Lekkerkerk kwamen wonen, waren afkomstig uit Duitsland, zoals Joseph Meijer van der Heim, stamvader van veel joden in Lekkerkerk. Een andere belangrijke Joodse familie in Lekkerkerk waren de Blankensteijns. Rond 1840 had de toenmalige gemeente Lekkerkerk ruim 1.800 inwoners van wie 35 Joods. In en rond Lekkerkerk (inclusief Krimpen aan de Lek, Nieuw-Lekkerland, Ouderkerk aan de IJssel en Streefkerk) woonden er toen 55 Joden. In de negentiende eeuw ging het met de Joodse families in Lekkerkerk veel beter en werden ze voor de belastingen ook hoger aangeslagen dan voorheen. Een van de meer welvarende Joden, Heijman Philip van Blankensteijn (1786 - 1859), werd door de gemeente regelmatig bij belangrijke besluiten betrokken. Diens zonen Philip Heijman van Blankensteijn (1816 - 1874) en David Heijman van Blankensteijn (1820 – 1908) speelden een belangrijke rol bij het vormen van een officiële Joodse gemeente in Lekkerkerk. Hun welvaart hadden ze danken aan een ondernemende geest waarbij ze het verdiende geld investeerden in onroerend goed en land. Vanaf 1862 stelde Philip Heijman en zijn vrouw de bovenverdieping van hun huis aan de Lekdijk ter beschikking als synagoge. Daar de Joodse gemeenschap in Lekkerkerk onder die van Schoonhoven viel, begroef men daar de doden. Ouderen werden soms ook in Rotterdam begraven, zeker als zij op hun oude dag daar verzorgd werden. Maar de Joodse gemeenschap in Lekkerkerk wilde graag een eigen begraafplaats. Toen Philip Heijman in 1874 overleed, werd hij onder grote belangstelling begraven in Schoonhoven, waar eerder ook zijn vader was begraven.De stèle voor Heijman Philip van Blankensteijn op de begraafplaats in Schoonhoven (foto Stenen Archief).De stèle voor Heijman Philip van Blankensteijn op de begraafplaats in Schoonhoven (foto Stenen Archief).

De wens van een eigen begraafplaats

Na het overlijden van zijn broer in 1874 richtte David Heijman van Blankensteijn een verzoek aan de Koning om een begraafplaats te mogen aanleggen in Lekkerkerk. Het verzoek bleek niet goed te zijn verricht en er ontstond vervolgens onduidelijkheid over de wensen van de joodse gemeenschap in Lekkerkerk. Eind 1874 was de joodse gemeente in Lekkerkerk door het Nederlandsch-Israëlitisch Kerkgenootschap (N.I.K.) in Amsterdam landelijk erkend als een zelfstandige gemeente. Nu moest alleen nog toestemming van de Kerkeraad der Nederlandsche Israëlitische Gemeente Rotterdam verkregen worden om als zelfstandige gemeente toe te treden tot het Ressort Rotterdam . Er leek nu weinig meer in de weg te staan voor de aanleg van een begraafplaats. In 1875 schreef David een brief aan de gemeenteraad van Lekkerkerk voor een geschikte locatie voor een begraafplaats. Maar omdat men in Lekkerkerk niet alle vereiste zaken voor de joodse gemeente in eigendom had, kwam er geen aansluiting bij het ressort Rotterdam en dus ook geen officiële gemeente. Toen er in 1885 nog geen voortgang was, nam David zelf het initiatief. Bij het college van Burgemeester en Wethouders (B&W) vroeg hij toestemming aan om het zuidelijke deel van zijn weiland ‘Welgelege’ in te richten als begraafplaats. Dit stond B&W niet toe, maar het college gaf wel toestemming het noordelijke deel van het weiland in te richten. Toen de werkzaamheden voor de aanleg al begonnen waren, liet de gemeente het werk weer stilleggen. David zou de aanleg op de verkeerde locatie zijn gestart omdat deze te dicht bij de bebouwde kom lag. De zaak werd hierop voorgelegd aan Gedeputeerde Staten die in het voordeel van David Heijman oordeelden. De nabijheid van zeven bewoonde percelen maakte nog niet dat dit de bebouwde kom was. Ondertussen had David Heijman de begraafplaats op 3 mei 1886 geschonken aan de joodse gemeente (van) Lekkerkerk. Voor zichzelf en zijn familie reserveerde David twaalf grafruimten. In juni werd de bouw van een houten metaheerhuisje aanbesteed waarna de begraafplaats gereed was voor gebruik.

De volledige erkenning als zelfstandige joodse gemeente kwam er in 1888, maar het aantal joden in Lekkerkerk was toen al aan het teruglopen. In 1890 meldde de kerkmeester, David Heijman van Blankensteijn, aan het Ressort dat zijn gemeente nog 19 zielen telde.

De begraafplaats

Vanaf 1886 kon de joodse gemeenschap dus beschikken over een eigen begraafplaats. Het kleine rechthoekige begraafplaatsje lag op de hoek van de Kerkweg en de Tiendweg. Het zou nog even duren voordat er daadwerkelijk gebruik van werd gemaakt. Pas in 1895 werd er voor het eerst begraven, om precies te zijn op 23 augustus toen Levi van Wittene werd begraven. Hij was in 1816 in Lekkerkerk geboren en huwde in 1829 met de Amsterdamse Betje Fles.De stèle voor de eerste persoon die hier begraven werd.De stèle voor de eerste persoon die hier begraven werd.

Twee van de andere stenen die te zien zijn op de begraafplaats zijn voor Mozes van der Heim en zijn vrouw Beligje Keizer. Mozes was de voorganger van de joodse gemeente. Hij was van eenvoudige komaf maar had zich opgewerkt tot een zeer belezen voorganger, die vloeiend Hebreeuws sprak en las. Mozes was naast voorganger ook slagersknecht. Toen hij bij zijn werkgever tevergeefs om een loonsverhoging had gevraagd, nam hij ontslag en begon voor zichzelf. Hij werd handelaar in lompen en metalen en later handelde hij ook in antiek. In de jaren tachtig voer Mozes wekelijks met de boot naar Dordrecht voor zaken. Tijdens een van die reizen redde hij met gevaar voor eigen leven een meisje dat overboord was gevallen. De vader schonk hem in dank daarvoor de helft van zijn ontsmettingsbedrijf. Hieruit ontstond de succesvolle firma Mozes van der Heim & Zonen, Scheepszuiveraars. Na het overlijden van Mozes in 1917 werd de firma nog tot 1940 voortgezet.De stèles voor Mozes en Beligje.De stèles voor Mozes en Beligje.

Duifje van der Heim, de zus van Mozes, was in 1931 de laatste die op de begraafplaats begraven werd. Voor David Heijman van Blankensteijn werd ook een stèle opgericht na diens dood in 1908. Hij werd hier echter niet begraven, want zijn graf ligt op de joodse begraafplaats aan de Scheveningseweg in Den Haag, evenals dat van zijn vrouw en kinderen. In 1900 was David met zijn gezin in Den Haag gaan wonen. Dat staat ook op de herdenkingsteen naast het feit dat hij de begraafplaats aan de joodse gemeente in Lekkerkerk geschonken heeft zodat zijn nakomelingen hier kosteloos begraven zouden kunnen worden. De tekst in het Hebreeuws is nog wat uitgebreider en luidt als volgt:

Getuigenis van dank

 

Op maandag 28 van de maand Nissan van het jaar 5646 werd dit veld gegeven aan de Heilige Gemeente Lekkerkerk door de notabel de heer David zoon van de heer Chaim van Blankensteijn zijn nagedachtenis zij tot zegen, als een grondbezit voor een begrafenis veld en allen die afkomstig zijn uit onze stad hebben het recht om hier kosteloos begraven te worden en de weldoener ging in trouw naar zijn voorvaderen in de Heilige Gemeente [Den] Haag op maandag 4 Tevet van het jaar 5669

En daar ruste hij in ere

Op de joodse begraafplaats in Den Haag zijn overigens geen grafmonumenten van de familie Blankensteijn meer te vinden. Mogelijk zijn deze in de oorlog vernield bij het aanleggen van loopgraven of bij een voltreffer van een Britse bom.De gedenksteen voor David Heijman van Blankensteijn in Lekkerkerk.De gedenksteen voor David Heijman van Blankensteijn in Lekkerkerk.

In Lekkerkerk werd het houten metaheerhuisje in 1947 wegens bouwvalligheid afgebroken. Op een oude prentbriefkaart is nog iets van de toenmalige situatie te zien.

Einde joodse gemeente

Al eind negentiende eeuw was het aantal joden in Lekkerkerk gestaag teruggelopen. Velen zochten elders werk en wellicht ook betere voorzieningen die ingesteld waren op hun geloof. Zeker Rotterdam of Amsterdam zullen plaatsen zijn geweest waar men naar toe trok. Op eigen verzoek van de gemeente is deze in 1923 bij de joodse gemeente Rotterdam gevoegd. Het aantal leden was dusdanig teruggelopen dat al in 1922 geen diensten meer in de synagoge gehouden konden worden. De synagoge werd niet lang daarna verkocht met toestemming van het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap. In 1931 stierf met Duifje van der Heim de laatste joodse inwoner van Lekkerkerk. Wel bleef er veel onroerend goed in handen van de familie Van Blankensteijn. Tijdens de bezetting werden acht huizen van die familie verkocht, waarschijnlijk door de Duitsers. De Duitsers veranderden ook de naam van de Jodenbreestraat in Breestraat. Deze naamsverandering is na de oorlog aangepast en veranderd in Jodenbreeplaats. Van de in Lekkerkerk geboren joden hebben velen de Tweede Wereldoorlog niet overleefd.Prentbriefkaart uit de jaren dertig met rechts het houten metaheerhuisje (collectie René ten Dam / Bureau Funeralia)Prentbriefkaart uit de jaren dertig met rechts het houten metaheerhuisje (collectie René ten Dam / Bureau Funeralia).

In 1955 werd een strook van de begraafplaats, waar niet begraven was, verkocht. In 1967 nam de toenmalige gemeente Lekkerkerk het onderhoud van de begraafplaats over.

De begraafplaats in onze tijd

Op de begraafplaats staan in totaal nog zes grafstenen, waarvan één dus een gedenkteken voor de stichter. Hoeveel personen hier uiteindelijk begraven zijn, is niet bekend. De steen voor Duifje van der Heim is niet meer aanwezig. Op de locatie waar het metaheerhuis stond, ligt nu een trottoir en een deel van de weg. Dit zal bij de verbreding van de Tiendweg zo ontstaan zijn. Rondom het ongeveer 150 m2 grote perceel is een lage haag van Spaanse Aak geplant met aan het eind langs de Tiendweg een smal houten hekje. Direct ten zuiden staat bebouwing met een enkele boom. Ook langs de Tiendweg staan enkele bomen. De grafstenen staan geheel in het klimop, waardoor de begraafplaats een behoorlijk groene indruk maakt. In 2013 hebben leerlingen van een school nog een opknapbeurt gedaan. Het verdere onderhoud wordt nu door de gemeente Krimpenerwaard gedaan.

in 2023 werden twee grafstenen op de begraafplaats vernield. De politie gaat niet uit van een anti-semitische daad, maar van vernieling door vandalen.

 

Internet:

 

Bronnen:

  • Davidson, Leo; De joden van Lekkerkerk, in: Historische Encyclopedie Krimpenerwaard, 20ste jaargang, nr. 1 1995
  • Groningen, Catharina L. van; De Krimpenerwaard. De Nederlandse monumenten van geschiedenis en kunst, 1995 Zwolle
  • Hulsman, Rita; Funeraire Cultuur. Midden-Holland; Rotterdam 2002
  • Michman, Jozeph, Hartog Beem en Dan Michman; Pinkas, geschiedenis van de joodse gemeenschap in Nederland, 1992 Ede/Antwerpen

 

Aangepast: 30 maart 2024

Nieuw op de website