Skip to main content

Graven van enige betrokkenen bij de Afscheiding van 1834

12 juli 2002

(Waar hun wegen zich tijdens hun leven scheidden, treffen we ze nu samen aan
op de Zuiderbegraafplaats te Groningen)

Enkele notities bij de Afscheiding van 1834

In het begin van de 19e eeuw verzamelden zich op veel plaatsen in het land gelovigen, die het in de officiële kerk van die dagen niet meer konden vinden. Hun samenkomsten waren een uiting van behoefte aan "oefening in het geloof en opscherping van de liefde". Ook was het reactie op het intellectualisme van de prediking, waarin de gewone man geen geestelijk voedsel vond. Daarnaast was er het verzet tegen een hiërarchisch kerksysteem, dat de zeggenschap in de kerk in handen had gelegd van de "aanzienlijken" en de door hen gevormde besturen. En niet te onderschatten was er de invloed van het Reveil, een geestelijke opwekkingsbeweging in het begin van de 19e eeuw in Europa, waarin we in ons land mensen tegenkomen als Da Costa en Groen van Prinsterer. De druppel, die de emmer dan doet overlopen is de theologie van de Groninger Richting, waarvan Dr. Petrus Hofstede de Groot één der grondleggers is geweest. Grote tegenspeler van Hofstede de Groot werd zijn vroegere studiegenoot en vriend Hendrik de Cock. Deze laatste zou aan de wieg staan van een nieuw kerkgenootschap, al was de vorming daarvan niet zijn bedoeling. Want de acte, die door De Cock was opgesteld in die hectische tijd, luidde: 'Acte van Afscheiding of Wederkeering'.

Ulrum Gereformeerde Kerk 1920-1930 (Groninger Archieven)Ulrum Gereformeerde Kerk 1920-1930 (Groninger Archieven)

Polemiek

Over en weer werd er fel geschreven en niet altijd scheidde men zaak en persoon. Hoe hevig en niets en niemand ontziend het er in die dagen aan toe ging mag blijken uit gedeelten van een pamflet, uitgegeven door Marten Douwes Teenstra, wanneer hij de vrouw van de Cock, Frouwe Venema, beschrijft. Hier verschijnt zij, op de avond van de begrafenis van haar dochtertje lachend naast haar man gezeten; zij wordt getypeerd als de keukenadjudant van de Cock, "zijne Xantippe…. eene helleveeg en een stokebrand van een wijf, zoo als er zelden van de hoogescholen der Rederijkers, de oorlogsschepen voor de mannen, en de visch- en groentemarkten voor de vrouwen, komen." En zij staat haar mannetje, ook als de pastorie inkwartiering krijgt van twaalf soldaten, die zich beknorren over "dejuvfrouw, die hen op stroo had willen laten slapen" en "jaloersch" zijn "dat zij in het vloeken en schelden voor mejuvfrouw de Cock moesten onderdoen". De Cock, maar vooral zijn "beminnelijke wederhelft" behoren, volgens de verlichte dorpsgenoot ( = M. D. Teenstra ) òf in het correctiehuis òf in een krankzinnigengesticht.

Een paar hoofdrolspelers

Ds. Hendrik de Cock (1801 - 1842) behoorde tot een aanzienlijk Gronings geslacht. Zijn vader, een welgestelde hereboer, werd korte tijd na Hendrik's geboorte burgemeester van Wildervank. Hendrik zelf studeerde aan de Groninger Academie en begon als predikant te Eppenhuizen, welke gemeente werd verruild voor Noordlaren. In 1829 wordt Hendrik de Cock door zijn voorganger, studiegenoot en vriend Petrus Hofstede de Groot als predikant bevestigd te Ulrum. Onder invloed van bevindelijke (bevinding = dat wat men zelf doorleeft en ervaren heeft) gemeenteleden, door het lezen en zich eigen maken van de Institutie van Calvijn en door het contact met mensen uit het Reveil veranderden zijn inzichten en dat werd merkbaar in zijn preken. Van heinde en ver kwam men om naar De Cock's preken te luisteren. Ook werden door hem kinderen uit andere gemeenten gedoopt, wat hem door collega's uit die andere gemeenten allerminst in dank werd afgenomen.Grafmonument De CockGrafmonument De CockGeruchtmakend was zijn verweerschrift tegen onder anderen Dr. Benthem Reddingius van Assen, vanwege diens 'Brieven over de tegenwoordige verdeeldheid en bewegingen in de Hervormde Kerk'. De Cock's geschrift droeg als titel: 'Verdediging van de ware Gereformeerde leer', en had als ondertitel: 'de Schaapskooi van Christus aangetast door twee wolven en verdedigd door H. de Cock, gereformeerd leeraar te Ulrum'. Aanvankelijk werd De Cock geschorst met behoud van tractement. Maar zijn verzet tegen de evangelische gezangen, die hij kwalificeerde als "sirenische minneliederen", leverde hem uiteindelijk een afzetting op in 1834. Toch ging hij door met preken en dat betekende gevangenisstraf en inkwartiering van soldaten (zgn. om de orde te handhaven). Na een noodgedwongen vertrek uit Ulrum vestigde de Cock zich in Smilde en zette van daaruit zijn werk voort. In 1837 vertrok hij naar de stad Groningen, waar hij op 14 november 1842 overleed.

Grafmonument Hofstede de GrootGrafmonument Hofstede de GrootHofstede de Groot  (1802 - 1886) was van 1826 tot 1829 predikant te Ulrum en van 1829 tot 1872 hoogleraar te Groningen. Samen met zijn collega's van Oordt en Pareau legde hij de basis voor de zogenaamde Groninger Richting. Nadruk werd in de Groninger Richting gelegd op de opvoeding van de mens door God, minder op verzoening en bekering. Leven en gevoel dienden te prevaleren boven leer en verstand. Aanvankelijk was Hofstede de Groot bevriend met De Cock, maar uiteindelijk scheidden zich hun wegen ten gevolge van hun theologische visies en werden zij elkaars felle bestrijders. Uit zijn theologische visie, waarin opvoeding een centrale plaats innam, trok Hofstede de Groot consequenties. Hij trad naast zijn hoogleraarsschap op als schoolopziener en betoonde zich een groot voorstander van geheelonthouding.

Portret ReddingiusPortret ReddingiusDr. G. Benthem Reddingius (1774 - 1844) was gepromoveerd te Franeker, was eredoctor te Harderwijk en sinds 1809 predikant te Assen. Reddingius publiceerde veel wetenschappelijk werk over het Nieuwe Testament en wist met zijn catechisatieboekjes en populariserend-stichtelijk werk veel gemeenteleden aan zich te binden. Naast de oude formulieren, die in de kerk werden gebruikt, wilde hij nieuwere, die meer pasten bij de tijd en aansloten bij het godsdienstig gevoel van die dagen. 

In De Cock zag Reddingius een gevaar voor de éénheid der kerk en daarom publiceerde hij in 1833: 'Brieven over de tegenwoordige verdeeldheid en bewegingen in de Hervormde Kerk'. De Cock's reactie liet niet op zich wachten en Reddingius werd uitgemaakt voor een wolf die Christus' schaapskooi aantastte. Reddingius kon niet voorkomen dat gemeenteleden kozen voor de Afscheidingsbeweging van de Cock en dat er al spoedig in Drenthe afgescheiden gemeenten ontstonden.

 

Literatuur

  • 'Geloven in Groningen', Prof. Dr. F. R. J. Knetsch e.a.; Kok, Kampen (1990)
  • 'De Kerk in Stad en Lande', Ds. I. Hamming; Europeesche Bibl., Zaltbommel (1975)
  • 'De Nederlandse Hervormde Kerk vanaf 1795', Prof. Dr. A.J. Rasker; Kok, Kampen (1974)
  • 'Nederlandse Kerkgeschiedenis', Prof. Dr. Otto J. de Jong; Callenbach, Nijkerk (1978)
  • 'Geschiedenis van Assen', Dr. H. Gras e.a.; Van Gorcum (2000)
  • 'Geschiedenis van Drenthe', Dr. J. Heringa e.a.; Boom Meppel, Amsterdam (1985)

 

 

Aangepast: 06 april 2024