Skip to main content

Beroemde Graven


Geschreven: 12 juli 2002
Aangepast: 09 februari 2022
Auteur: Pim de Bie
Categorie: Letteren

 

* Naarden 21 juli 1902 - † Groningen 2 januari 1990

 

belcampo_portret_ANPHerman Pieter Schönfeld Wichers is vele malen bekender onder zijn alias Belcampo. Hij had twee redenen voor dit pseudoniem. Als bewonderaar van E. Th. Hoffman was hij zeer wel op de hoogte van diens werk. Hij was zodanig gecharmeerd van het zwierige kappersbaasje Pietro Belcampo dat in Hoffman's Het duivelselixer een rol speelt, dat hij voor deze naam koos en bovendien is het een letterlijke vertaling in het Italiaans van een deel van zijn achternaam.

{seog:disable}Hij werd een jaar na zijn broer Karel geboren. Hun karaktertrekken worden omschreven als introvert, bedachtzaam voor Karel en Herman wordt getypeerd als vrolijk, charmant. Vader was notaris. Diens huwelijk met A. Vrijburg werd beëindigd door echtscheiding. In 1906 ging het gezin in Rijssen wonen. Herman bracht hier vrijwel zijn gehele jeugd door. Hij volgde enkele jaren privélessen en ging in 1916 naar de HBS in Almelo. In 1918 kreeg hij t.b.c. en moest 3 jaar kuren wat hij in eerste instantie thuis deed, later in Renkum en Davos. Al kurend in Renkum werd door het lezen van het communistische blad De Tribune zijn belangstelling voor het bolsjewisme gewekt. In Amsterdam begon hij in 1921 met een studie rechten. Bijna aan het eind van deze studie (1927) verhuisde hij ook naar die stad, Overtoom 266, waarna hij een jaar later afstudeerde en onmiddellijk aanving met een studie notariaat in Leiden en Utrecht. Reeds in 1922 was hij begonnen met het schrijven van bizarre, fantastische verhalen. Z'n debuut vond plaats in Propia Cures met het verhaal Koningin Voozenkoone onder het pseudoniem A.B.C.

Voettocht

Op 15 oktober 1933 vertrekt hij voor een grote zwerftocht door een deel van Europa. Deze voettocht duurt tot in 1934. Hij reist in korte broek (thans in het Letterkundig museum in Den Haag), alpinopet en rugzak. In zijn onderhoud voorziet hij door het vertellen van verhalen aan ieder die het maar wil horen en het tekenen van portretten. De weerslag van deze reis is in veel van zijn verhalen terug te vinden. Zijn brieven naar huis vormen de grondslag voor het in 1938 verschijnende De zwerftocht van Belcampo dat hij in een eerste druk van 500 exemplaren in eigen beheer uitgeeft. Het is sindsdien reeds vele malen herdrukt. Ook zijn eerste boek, het kleurige en bizarre De Verhalen, had hij al in 1935 in eigen beheer uitgegeven. Zijn woedende vader eist echter dat de in De Verhalen voorkomende namen van echte Rijssenaren onherkenbaar gemaakt worden.
Na terugkomst van zijn trektocht werkt Herman enkele jaren op een notariskantoor. Als hij in 1938 voor de 3e maal voor het vergelijkend examen notaris zakt geeft hij er de brui aan en begint in 1939 een studie medicijnen. In hetzelfde jaar huwt hij met zijn eerste vrouw Joke Westerduin. Uit dit huwelijk worden 3 kinderen geboren. Hij blijft schrijven en in 1946 verschijnt o.a. Nieuwe Verhalen. In 1949 studeert hij af en vestigt zich als huisarts in Bathmen. Hier komt o.a. Sprongen in de branding tot stand. Van 1953 tot zijn pensioengerechtigde leeftijd in 1967 is hij studentenarts in Groningen.
De Marianne Philipsprijs wordt hem in 1956 toegekend. In 1958 schrijft hij Het grote gebeuren dat zich afspeelt in Rijssen waar hij zijn jeugd doorbracht. Met enige ironie beschrijft hij de Apocalyps zoals die er volgens hem uit zal zien en waarin de Rijssenaren hun angsten zagen uitgebeeld in legers van duivels en engelen die op de Dag des Oordeels de rekening komen vereffenen. Dat werd hem in dit streng christelijke bastion niet in dank afgenomen. Het verhaal werd evenwel voor televisie bewerkt en op Oudejaarsavond 1975 uitgezonden.

In de 60-er jaren stelt Belcampo zijn grote huis aan het Schuitendiep in Groningen open voor verschillende mensen uit de literatuur. Gerard Reve, Vasalis en Willem Frederik Hermans behoren tot zijn gasten. Er wordt gemusiceerd en over literatuur gesproken, aldus Jean-Paul Franssens in HP/De Tijd van 10 mei 1995. Zijn pennevruchten nemen in aantal toe. Hij schrijft bundels fantastische verhalen waaronder Tussen hemel en aarde (1959), De ideale dahlia (1968) en De dingen de baas (1976). De aanvang van zijn verhalen is heel herkenbaar en waarheidsgetrouw. Dan een onverwachte wending, een fantastische omslag met een grillig, demonisch en macaber karakter. Het gewone wordt ongewoon, het ongewone normaal. Het kenmerkt zijn werk dat niet is onder te brengen bij een literaire stroming (absurdisme?, surrealisme?). Enkele van zijn geschriften zijn vertaald in het Engels, Frans en Hongaars. In 1959 wordt hem de Prijs van de Stichting kunstenaarsverzet 1942-45 toegekend gevolgd door de Hendrik de Vriesprijs in 1960 en de Tollensprijs in 1983.

belcampo0146siteOp 2 januari 1990 overlijdt hij en wordt, nadat zijn stoffelijk overschot met een platte boerenkar is vervoerd, op 5 januari 1990 naast zijn vader begraven op de Oude algemene begraafplaats in Rijssen.

Pogingen hem in Rijssen te eren met een standbeeld of straatnaam stuitten bij het gemeentebestuur op verzet. In het dagblad Tubantia liet wethouder W. Markvoort aantekenen: Schönfeld Wichers heeft hier in zijn jeugd inderdaad gewoond en zijn boek 'Het grote gebeuren' speelt zich ook in onze stad af maar verder staat hij als schrijver toch vrij ver van ons, als gemeente, af.

 

Literatuur

  • H.J.M.F. Lodewick e.a.: Literatuur Geschiedenis & bloemlezing, (1982)
  • Mats Beek: Belcampo in Bi(bli)ografie, (2002)
  • Anthony Mertens: De laatste vrijbuiter in onze letteren in: 'De Groene Amsterdammer'
    (6 april 2002)

 

 


Geschreven: 12 juli 2002
Aangepast: 17 december 2019
Auteur: Marten Mulder
Categorie: Letteren

 

* Ruigzand 17 september 1795 - † Ulrum, 29 oktober 1864

 

Marten Teenstra was een telg uit een vooruitstrevend, verlicht en intellectueel landbouwersgeslacht, dat z'n wortels had in Friesland, maar zich in 1776 had gevestigd in Noord-Groningen. Marten Douwes, aanvankelijk boer op de boerderij Arion in de Noordpolder, koos voor een bestaan dat hem ver buiten 's lands grenzen voerde. Hij werd in 1826 opzichter van bruggen en wegen op Java, van 1828 tot 1834 landbouw-adviseur in Suriname.


Geschreven: 12 juli 2002
Aangepast: 17 februari 2023
Auteur: Marten Mulder
Categorie: Letteren

 

* Haarlem 13 september 1814 – † Utrecht 13 maart 1903

 

Dr. Nicolaas Beets, die van 1833-1839 theologie had gestudeerd te Leiden, leefde in een boeiende tijd wat de kerk aangaat. Het vuur van het Reveil (geestelijke opwekkingsbeweging in de 19e eeuw in Europa) brandde nog lustig. In de vaderlandse kerk (nederlandse hervormde kerk) woedde de strijd om de waarheid: zes vooraanstaande Hagenaars schreven onder aanvoering van Mr. Guillaume Groen van Prinsterer hun Adres aan de synode over de zogenaamde proponentsformule. In dit Adres wendden zij zich tot de Synode, omdat zij een onversneden rechtzinnigheid van de toekomstige predikanten wilden. Inmiddels had in 1834 de Afscheiding plaatsgevonden met als voorman dominee Hendrik de Cock.


Geschreven: 15 december 2001
Aangepast: 26 januari 2019
Auteur: Leon Bok
Categorie: Sport

 * Groningen 19 oktober 1873 - † Haarlem 2 februari 1925

 

Nederlandse schaatser Jaap Eden op het ijs. Plaats onbekend, 1890-1900. Ingekleurde zwart/wit foto. (Nationaal Archief / Spaarnestad Photo)Wie kan zich een Hilbert van der Duimhal voorstellen, of een Rintje Ritsma trofee! Misschien dat ze er ooit komen, maar een groot voorganger van beiden kreeg die eer in ieder geval al wel. Dan gaat het over Jaap Eden weten kenners al. Eden, geboren in Groningen op 19 oktober 1873, werd in zijn leven maar liefst drie maal wereldkampioen schaatsen en twee keer wereldkampioen wielrennen. 

Jeugd van Eden

Hoewel Eden werd geboren in de stad Groningen groeide hij op in Santpoort. Zijn moeder overleed bij zijn geboorte en zijn vader, gymnastiekleraar, had geen tijd om alleen voor hem te zorgen. In Santpoort hadden de grootouders van Eden een hotel, Velserend. Eden kon in zijn jeugd veel tijd besteden aan sporten. Op z’n 15de werd Eden ontdekt door schaatser Klaas Pander, die met hem ging trainen. In december 1890 won hij zijn eerste schaatswedstrijd op de korte baan, over een afstand van 160 meter waarmee het begin van een grootste sportcarrière was gelegd. 

Schaatser of wielrenner

Op 13 januari 1892 werden in Amsterdam de eerste wereldkampioenschappen schaatsen gehouden, op de plek waar nu het Museumplein ligt. Jaap Eden werd daar de allereerste wereldkampioen in de schaatsgeschiedenis. Daar was het niet mee gedaan want een jaar later werd hij in een internationaal gezelschap wederom wereldkampioen. In 1895 leverde hij de unieke prestatie om in hetzelfde jaar zowel de wereldtitel bij het schaatsen als bij het wielrennen op te eisen.

In vier jaar tijd werd Eden zelfs drie keer wereldkampioen op de schaats en twee maal wereldkampioen wielrennen. Records sneuvelden aan de lopende band, wat destijds voor onmogelijk werd gehouden. 'De wereldrecords waren zo opzienbarend', schreef sportjournalist Adriani Engels, 'dat zijn tijd van 17 minuten en 56 seconden over de 10.000 meter betwijfeld werd…’. Deze tijden werden in die tijd nog boven de menselijke prestaties geacht. Daar zat wel wat in want zijn tijd van 8 minuten en 37,4 seconden op de 5.000 meter bleef maar liefst 19 jaar als wereldrecord gehandhaafd.

Zijn eerste wereldtitel schaatsen, die toen nog werd behaald door drie van de vier afstanden te winnen, glipte Eden overigens bijna door de vingers. Op zijn eerste 500 meter - de deelnemers reden die twee keer - maakte hij vlak voor het eind een misslag en verloor de rit. Eden won echter de tweede rit en daarmee de 500 meter. Omdat dat zijn derde gewonnen afstand was, had hij de wereldtitel behaald. Sportpionier en Edens vriend Pim Mullier schreef: 'Toen het aan de tribune bekend werd, steeg een applaus op, hetwelk al sterker wordende, over de gehele baan gonsde en de arbeiders buiten de omheining en zelfs de stijve klabakken en de jongens op de schutting, alles juichte onze Nederlandse kampioen toe’. De eerste echte grote Nederlandse sportheld was geboren, maar al in dat stadium voorzag Mullier dat Eden moest uitkijken: 'Hij leeft niet bedaard genoeg en heeft voortdurend een kolossale sigaar in bewerking.' Een scherpe constatering, want een paar jaar later had Eden al zijn krachten verbruikt en raakte hij in de vergetelheid. Daarna ging het steeds slechter met hem. Zodanig dat hij veel van zijn prijzen moest verkopen om het hoofd boven water te houden. 

Overlijden

In 1923 werd Eden opgenomen in een inrichting voor zenuwlijders. Hoewel hij daarna weer wat opkrabbelde ging het begin 1925 weer heel slecht met hem. Op 2 februari 1925 overleed Eden. De begrafenis vond plaats op 6 februari 1925 op de algemene begraafplaats aan de Kleverlaan in Haarlem. Bij het graf werd gesproken door verschillende oude sportvrienden en menig bloemstuk bedekte het graf. Zijn nabestaanden hadden wel problemen om het graf te bekostigen. Geld werd ingezameld en men verkocht wat nog resteerde van de door Eden behaalde bekers en medailles. Het leek alsof de waardering voor Nederlands eerste grote sportheld geheel verdwenen was.

Ruim een jaar na de begrafenis bleek het graf nog steeds onbedekt. De destijds beroemde sportjournalist Leo Lauer kwam hierop in actie. Hij liet op 4 juni 1926 een oproep plaatsen waarbij hij de Nederlandse sportwereld opriep geld te geven voor een gedenkteken. Lauers oproep om een comité te vormen bleek niet aan dovemansoren gericht. 

Jaap Eden Comité

Lauer had zich al eerder voor Eden ingezet, toen hij nog leefde. Ook toen wilde hij geld inzamelen om te voorkomen dat Eden zijn prijzenkast te gelde zou moeten maken. Het opgehaalde geld zou worden aangewend voor de opvoeding van zoon Jaap Jr. De actie mislukte en een groot deel van de prijzen verdween naar opkopers. De rest is na het overlijden van Eden verkocht, zoals we al zagen, om zijn graf te kunnen betalen.

Grafmonument van Jaap EdenDit keer slaagde Lauer echter in zijn opzet, getuige het forse natuurstenen grafmonument in een frisse witte kleur dat het graf nu nog dekt. Duidelijk herkenbaar is het reliëf op het monument: Eden, voorovergebogen over het stuur van zijn racefiets. Aan het stuur hangen de schaatsen en achteloos is een lauwerkrans over het monument gedrapeerd. Het grafmonument werd ontworpen door Aug. Falise en op 18 juni 1928 onthuld. Het was Lauer zelf die de bijeenkomst opende, waarna baron Schimmelpenninck van der Oye, de voorzitter van het NOC, de officiële onthulling verrichte.

Eerbetoon viel Eden ook later ten toon door de vernoeming van de Amsterdamse kunstijsbaan naar hem. De Jaap Edenbaan werd in 1961 geopend en bestaat nog steeds.

 

Internet

  • Onthulling gedenksteen op graf Jaap Eden op /Geschiedenis