Nieuwsbrief
In Indonesïe bevinden nog tal van begraafplaatsen uit de koloniale tijd. Eén van de bekendste en meest fraaie is de kleine begraafplaats in Bogor, het vroegere Buitenzorg. Dat was tot eind 1949 de residentie van de Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië en tegenwoordig het presidentiële paleis van Indonesië.
Het paleis dateert uit 1856 en verving het buitenverblijf dat Gouverneur-Generaal Van Imhoff er in 1745 had laten aanleggen. Tijdens het Engelse bewind van 1811 tot 1816 werd een Engelse tuin aangelegd. Toen de Engelsen zich in 1816 moesten terugtrekken, liet de Nederlandse Gouverneur-Generaal baron van der Capellen de Duitse botanicus Caspar Reinwardt een botanische tuin inrichten. In 1820 werden er twee Nederlandse ornithologen begraven die vanuit Nederland waren aangekomen om in de tuin te werken, maar al snel na aankomst aan uitputting overleden. Zij werden als eerste op de kleine begraafplaats begraven. In totaal liggen hier 42 doden. De grote overkappingen boven een aantal monumenten, zoals te zien op de prentbriefkaart uit het begin van de vorige eeuw, zijn inmiddels verdwenen.
Aan de zuidzijde van de kooromgang van de Sint-Janskerk te Gouda bevindt zich de voormalige grafkapel van de familie Van Beverningh. De opdrachtgever, Hieronymus van Beverningh, was een gerespecteerd diplomaat en staatsman. Hij liet de kapel tussen 1668 en 1674 bouwen.
Bij het ontwerp en de uitvoering van het grafmonument waren verschillende vooraanstaande beeldhouwers betrokken. In de voorfase van de kapel leverde Artus Quelllinus een tekening, maar na zijn dood nam Bartholomeus Eggers de opdracht aan. Eggers had onder leiding van Quellinus gewerkt aan de uitvoering van het stadhuis van Amsterdam (het huidige Paleis op de Dam) en was verantwoordelijk voor het grafmonument voor Jacob van Wassenaer Obdam in de Grote Kerk van Den Haag naar een ontwerp van Cornelis Mininckx.
Het interieur van de grafkapel is waarschijnlijk in de Franse tijd verloren gegaan. Er zijn geen afbeeldingen bekend, maar er wordt gesproken over twee marmeren tombes met twee staande en twee liggende beelden met portretten. Vanaf die tijd is de kapel vooral als opslagruimte gebruikt. Bij het funderingsherstel en de aanleg van de nieuwe verwarming, in 1975, werd de grafkelder geruimd en werden de stoffelijke resten van het echtpaar Van Beverningh in het koor herbegraven.
In 1930 vond een mijnwerker in het Limburgse Simpelveld bij graafwerkzaamheden voor de fundamenten van zijn nieuwe huis maar liefst drie Romeinse sarcofagen. Twee van de drie kisten waren leeggeroofd, maar de derde kist was nog intact. In die sarcofaag lagen giften voor de overledene, zoals gouden sieraden en voorwerpen van zilver, glas en aardewerk. Met name de laatste grafvondst dateert de sarcofaag aan het einde van de tweede of in de eerste helft van de derde eeuw na Christus. Ook werden crematieresten aangetroffen.
Meest opvallende was echter de rijkelijk met beeldhouwwerk versierde binnenkant van de grafkist. In de sarcofaag was het gedetailleerde interieur van een kamer gemaakt. Op een bank ligt de overledene, een vrouw. In de wanden zijn nissen gehouwen. Tussen de laatste nis en het voeteneinde van de bank is een afbeelding van een Romeinse villa gemaakt. Mogelijk een afbeelding van het huis waar de vrouw woonde. Enkele jaren later, in 1937, werden vlakbij de opgraving, op 150 meter afstand, de resten van een Romeinse villa teruggevonden. Die was van het type dat overeenkomt met de weergave in de sarcofaag.
De sarcofaag staat bekend als de Sarcofaag van Simpelveld en is één van de topstukken in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden.
Langs de Nederlandse kust, maar ook langs de rivieren, worden al eeuwenlang drenkelingen begraven op de plaatselijke kerkhoven en begraafplaatsen. Met name tijdens jaren van oorlog was het aantal drenkelingen dat langs de kust een laatste rustplaats vond groot. In enkele gevallen werden aparte begraafplaatsen aangelegd voor drenkelingen. Een bekend voorbeeld daarvan is begraafplaats Vredenhof op het eiland Schiermonnikoog, aangelegd tijdens de Eerste Wereldoorlog in 1917.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog spoelden er met enige regelmaat drenkelingen aan op Schiermonnikoog. Als ze konden worden geïdentificeerd, werden de doden begraven op het dorpskerkhof. Anders werden de doden begraven in de duinen. Toen op een warme zomerdag in 1917 een Duitse soldaat aanspoelde en onderweg naar het kerkhof het dode lichaam zo'n stank verspreidde, kwamen er protesten tegen het nog langer begraven van drenkelingen in het dorp. Aanvankelijk werd de aan te leggen begraafplaats aangeduid als 'Vredenoord', maar bij oprichting van de vereniging die zich inspande voor de drenkelingen werd bepaald dat het 'Vredehof' zou worden. In de jaren dertig van de vorige eeuw liet hoteleigenaar Sake van der Werff de naam veranderen in Vredenhof.
De kaart toont de situatie van de kleine begraafplaats voordat het lijkenhuisje in 1925 werd gebouwd. Er zijn zo'n twintig graven te zien, vooral Duitse zeelieden uit de Eerste Wereldoorlog.