Skip to main content

Grafpoëzie


Geschreven: 24 januari 2010
Aangepast: 31 maart 2013
Auteur: Willem Bilderdijk
Categorie: Historische lijk- en grafdichten

 

VRAAG.

Dat D.O.M. op de ouder eerezerken
Schijnt thands in ongebruik. Waarom?
’k Mis overal dat oude DOM;
Wat deed dat op een graf of op den muur der kerken?

ANDWOORD.

’t Beteekent: « Gode zij de lof
Voor ’t geen Hy wrocht door ’t dierbre stof
Dat hier begraven ligt en ’t Vaderland verplichtte. » —
Maar nu is ’t goede uit ons, en de eer
Behoort aan Hem die ’t schonk’, niet meer,
Sints nieuwer wijsheid elk verlichtte,
En eigen hoogmoed den verstorven tomben stichtte.

1823.


Geschreven: 24 januari 2010
Aangepast: 31 maart 2013
Auteur: Nicolaas Beets
Categorie: Historische lijk- en grafdichten

 

Ik wandelde over ’t kerkhof rond,
En met mij ging mijn kleinste jongen:
Ik, met mijn oogen naar den grond;
Hij, lachende en met wilde sprongen.

„Lief kind!” vermaande ik, „’t is niet goed,
„Hier zoo onstuimig rond te draven,
„Zoo luid te schreeuwen als gij doet;
„Men maakt zoo’n leven niet bij graven.”

Hij kwam tot mij, voor ’t oogenblik,
En staakte ’t blijde spel, schoon noode!
Keek bijna even sip als ik,
En hield zijn mondje als zelf een doode,

Maar ’t jonge leven werkt met drang,
En wil van geen betooming weten;
Ras ging ’t opnieuw denzelfden gang,
Mijn hand geslaakt, mijn woord vergeten.

Maar nu ook liet ik ’t kind begaan,
’k Had naar den hemel ’t oog geheven;
Zijn aanblik had mij goed gedaan
En beter wijsheid ingegeven.

Hij immers had geen zwart of grauw
Juist boven ’t kerkhof uitgespannen,
Maar hier als ginds datzelfde blauw,
Dat al het sombre moet verbannen.

Daar zweefden vroolijk, op dit pas,
Sneeuwwitte wolkjes over henen;
En nergens werd een groener gras
Van rijker zonnegloed beschenen.

En uit denzelfden molm gevoed
Waarin zoo vele lijken lagen,
Hield Madeliefje ’t oog vol gloed,
Ten heldren hemel opgeslagen.

De wakkre kraai beschreef omhoog
Met blij gekras haar fraaiste kringen,
En op een grauwen grafpaal vloog
Het kneutje en zette zich tot zingen.

Neen, dacht ik, zoo veel glans had God
Hier over de aard niet uitgegoten,
Noch zulk een bron van rein genot
In ’t bruisend kinderhart besloten,

Indien ’t de hoogste wijsheid was
Naargeestig hier om ’t graf te dwalen,
En ’t hart aan wormen, stof en asch
Met nutloos mijmren op te halen.

Neen, neen! die heldre zonnestraal,
Die kinderjubel, niet te smoren,
Doen denken aan een zegepraal,
Die ons een Heiland heeft beschoren,

Die zonde en dood hun buit en roof .
Ontrukte en voor zijn macht deed buigen,
Zoodat op ’t kerkhof, ook ’t Geloof
Als een gelukkig kind mag juichen,


Geschreven: 24 januari 2010
Aangepast: 31 maart 2013
Auteur: Nicolaas Beets
Categorie: Historische lijk- en grafdichten

 

Ten vuren, ten vuren
Met vrouwen kroost, al klinkt het ruw!
’t Is goed voor u,
Dan kunje langer duren;
Wel eens zoo lang als nu.

De lijken, de lijken
Ontvolkten veel te lang het land
’t Is zonde en schand
Dat zal statistisch blijken,
Zoodra men ze verbrandt.

Naar d’oven, naar d’oven!
Die ’t lijk verbrandt, verbrandt den Dood,
Den stervensnood,
En brengt het leven boven?
Voorwaar! onze eeuw is groot!


Geschreven: 24 januari 2010
Aangepast: 12 december 2013
Auteur: Nicolaas Beets
Categorie: Historische lijk- en grafdichten

 

Rust zacht! Gij zijt ter rust gelegd,
Waar niets kan deren,
Beminlijk vriend! Getrouwe knecht
Des trouwsten Heeren!

Gij neemt een vriendschap mede in ’t graf,
Van veertig jaren,
En wacht haar nieuwen morgen af,
Bij de englenscharen.

Wij wandlen hier, door lief en leed,
Nog op en neder,
En gaan tot de ure, die God weet,
Door wind en weder.

Voor u was ’t weder dikwijls ruw,
— Het deel der vromen! —
Maar nooit is tusschen mij en u
Een wolk gekomen.

Daarboven zal geen wissling zijn
Van licht en duister,
Maar een, een zelfde zonneschijn,
In vollen luister.