Skip to main content

Utrecht


Geschreven: 15 januari 2010
Aangepast: 20 februari 2022
Auteur: R.P.M. Rhoen
Categorie: Utrecht

 

Op 7 januari 1828 diende het gemeentebestuur van Zeist bij de koning een verzoekschrift in, waarbij verzocht werd ontheffing te verlenen van het Koninklijk besluit van 24 mei 1825, nummer 162, op grond waarvan het verboden werd in plaatsen met meer dan duizend inwoners na 1 januari 1829 de doden te begraven op kerkhoven of begraafplaatsen gelegen binnen de bebouwde kom.


Geschreven: 15 januari 2010
Aangepast: 23 december 2020
Auteur: R.P.M. Rhoen
Categorie: Utrecht

 

De oudste sporen

Op de natuurlijke heuvel gelegen op de grens van de Dorpsstraat en de Utrechtseweg werd in 1180 een tufstenen kerk gebouwd. Daarvoor moet op die plek al een houten kerk hebben gestaan.
Op deze kerkheuvel werd ook begraven. Tussen augustus 1964 en maart 1965 werd de kerk gerestaureerd en Dr. H. Halbertsma, conservator van de Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek te Amersfoort, werd in de gelegenheid gesteld kort archeologisch onderzoek uit te voeren. Er werden onder de vloer van de kerk in het zand restanten van graven van voor de bouw van de stenen kerk gevonden.
Een ander bewijs daarvan is dat bij de afbraak van de romaanse kerk in 1841 en in 1897, maar ook in de tussenliggende jaren, meerdere tufstenen doodskisten werden opgegraven. De doodskisten van tufsteen worden gedateerd 11e eeuw. Mogelijk dat geestelijken of rijke burgers in die kisten werden begraven.
Gelukkig waren bij de opgravingen in zowel 1841 als in 1897 enkele geleerde heren aanwezig, die hun bevindingen hebben gepubliceerd. Prof. N.C. Kist schreef in het 'Nederlandsch Archief voor kerkelijke geschiedenis' (2e jrg., 1842): 'in de hoopen van Tufsteen enkele brokken (zag), welke door derzelver platten vorm en aanzienlijke grootte van alle overige zich onderscheidden, terwijl zij daarentegen meestal aan éen zijde van eene ingehouwen geul of sponning waren voorzien. Zij waren herkomstig van zekere kisten, welke men in vrij groot aantal, tot op 2 Nederlandsche Ellen diepte onder den beganen grond had gevonden. Gelijk mij berigt werd bestonden de kisten uit platte, los nevens elkander opgestelde tufsteenen, voorzien van een, op dezelfde wijze samengesteld, aan beide zijden afhellend deksel, doch zonder bodem. Zij hadden buitenwerks een lengte van ruim twee Nederlandsche Ellen. Opmerkelijk is het, dat de kisten niet onder de eigenlijke Kerk, maar alleen buiten dezelve of ook onder het later gebouwde Koor werden aangetroffen'. De in 1897 gevonden tufstenen doodskist. (Collectie Gemeentearchief Zeist)Hij noemde ze grafkeldertjes of stolpen. Dr. G.A. Hulsebos gaf in 1897 de volgende beschrijving: 'Een gestapelde kist van 2.20 m lengte en 70 cm breedte. Aan de beide zijden van het daar met de voeten oostwaarts ter aarde bestelde lichaam waren twee op elkander rustende lagen van vierkante stukken tufsteen geplaatst, evenzoo aan het voeteneinde, terwijl er aan het hoofdeinde wat meer lagen. Daarover een dakvormig deksel, bestaande uit twee rijen langwerpig vierkante blokken tufsteen van 32 cm hoogte en verschillende breedte, steunende op de staande kanten. Er lag een geraamte in, dat echter in zeer vergane toestand verkeerde en 1.60 m lang was. Oorsprong en ouderdom zijn moeilijk aan te geven, maar zeer waarschijnlijk moet hier gedateerd worden in de 11e eeuw'.

Uit deze vondsten blijkt dat al heel lang op het kerkhof werd begraven. Het is jammer dat bijna alle archeologische vondsten verloren zijn geraakt en er geen intensieve opgravingen op het kerkterrein hebben plaats gevonden.

 


Geschreven: 12 januari 2010
Aangepast: 25 december 2020
Auteur: René ten Dam
Categorie: Utrecht

 

Vianen kent een joodse geschiedenis die ongeveer driehonderd jaar terug gaat. Hoewel in archiefstukken ook melding wordt gemaakt van enkele Portugese joden, was het merendeel van de joden in Vianen van Hoogduitse oorsprong. Over het algemeen waren zij minder kapitaalkrachtig dan hun Zuid-Europese geloofsgenoten. 


Geschreven: 11 januari 2010
Aangepast: 25 december 2020
Auteur: Leon Bok en René ten Dam
Categorie: Utrecht

 

Geschiedenis

Rond de eeuwwisseling van de 18de en 19de eeuw kregen de katholieken in Nederland weer de mogelijkheid hun geloof zonder restricties te belijden. Het voorrecht van de protestantse kerk werd in 1796 opgeheven. Hun doden moesten de katholieken tot dan toe noodgedwongen begraven in en om protestantse kerken, zoals de Domkerk, Geertekerk en Nicolaïkerk. Die praktijk hield na 1796 niet onmiddellijk op.

In 1818 nam de pastoor van de latere Biltstraatparochie het initiatief tot het aanleggen van een begraafplaats voor katholieken achter de parochiekerk. De gemeente gaf toestemming en vanaf dat moment kon men de overledenen begraven op het nieuwe kerkhof achter de kerk buiten de Wittenvrouwenpoort. Deze begraafplaats lag destijds nog ruimschoots buiten de bebouwde kom. De begraafplaats werd in later jaren nog enkele malen uitgebreid maar rond de jaren zestig van de 19de eeuw ontstond ruimtegebrek. Ook de omgeving was sterk veranderd door uitbreidingen van de stad. Noodgedwongen ging men dan ook op zoek naar een nieuwe lokatie.

Langs de Biltstraat werd een geschikte lokatie gevonden. Vanaf 1 mei 1875 kon men de doden begraven op deze nieuwe, aan St. Barbara gewijde begraafplaats. De oude begraafplaats werd rond 1900 helemaal geruimd. Op de plek van het kerkhof werden een nieuwe kerk en een scholencomplex gebouwd.


Geschreven: 11 januari 2010
Aangepast: 10 september 2016
Auteur: René ten Dam
Categorie: Utrecht

 

Dit artikel is in bewerking

 

 

 

 


Geschreven: 10 januari 2010
Aangepast: 01 februari 2022
Auteur: Leon Bok
Categorie: Utrecht

 

Historische ontwikkeling van de plaats Soest

Van de vroegste ontwikkelingen rond Soest is weinig bekend. Bij archeologisch onderzoek heeft men sporen ontdekt die aantonen dat rond 11.000 jaar voor Christus groepen jagers deze streek bevolkten. In de duinen bij Soest zijn verder werktuigjes gevonden van ongeveer 8.000 jaar voor Christus. Wat tastbaarder zijn de verschillende grafheuvels die dateren van plus minus 2.000 jaar voor Christus. Een van die grafheuvels, het Enghenbergje genaamd, is te vinden op de Eng, temidden van de bouwlanden. Een aantal andere grafheuvels ligt in het gebied Soest-Zuid en Amersfoort. Soest is daarmee waarschijnlijk één van de oudste nederzettingen in het Sticht. De oudste beschrijving uit de historie van Soest dateert uit het jaar 1029. Waarschijnlijk betekent "Soest" bron op de grens van hoge en lage gronden, respectievelijk Utrechtse Heuvelrug en Eemvallei; of het komt van: nederzetting aan de "zijde-oost" (Soest) van de Utrechtse Heuvelrug.

De bestaansbronnen tijdens de middeleeuwen waren: landbouw op de hoog gelegen Eng, turfwinning in het Soesterveen, schapenhouderij op de uitgestrekte heidevelden, bijenteelt en in mindere mate veeteelt. Ambacht en huisnijverheid hielden hiermee gelijke tred.


Geschreven: 08 november 2009
Aangepast: 10 januari 2022
Auteur: René ten Dam
Categorie: Utrecht

Nieuwegein is gevormd rond de dorpskernen van Jutphaas en Vreeswijk. Het is een nog jonge gemeente, ontstaan in de jaren zeventig van de vorige eeuw en bedoeld als groeikern voor het naburige Utrecht. In 1971 telde Nieuwegein 13.000 inwoners. Ruim dertig jaar later zijn dat er meer dan 60.000. De nieuwe generatie begraaft of cremeert zijn doden op het naoorlogse Noorderveld, gelegen bij een industrieterrein. Oude bewoners begraven hun doden vaak nog op een van de vier dorpskerkhoven die de stad rijk is.

NH begraafplaats in Vreeswijk

Soms bedriegt de schijn. Wat ogenschijnlijk een begraafplaats lijkt uit het begin van de twintigste eeuw is feitelijk een eeuwenoud kerkhof. Deze dodenakker behoorde aanvankelijk bij de - zo genoemde - Dijkveldse kerk, die in 1426 voor het eerst wordt vermeld. In 1585 werd de kerk verwoest door Spaanse troepen. Op dat moment werd de kerk al enkele jaren gebruikt voor de protestantse eredienst. Het kerkhof werd vanaf die tijd gebruikt door zowel protestanten als rooms-katholieken, waarbij de laatste het zuidelijk deel van het kerkhof in gebruik hadden. Het gedeelde gebruik van de begraafplaats zou duren tot 1869, toen de katholieken een eigen begraafplaats kregen in de achtertuin van villa Schoonzicht aan de Koninginnelaan. De huidige begraafplaats is omgeven door taxus- en esdoornhagen en heeft twee smeedijzeren toegangshekken, beiden aan de Gildenborglaan. In de noordoostelijke hoek staat het in 1929 uit bakstenen opgetrokken lijkenhuisje. De begraafplaats kent weinig opvallende grafmonumenten. Enkele graven hebben een sober hekwerk. De meeste grafmonumenten stammen uit de twintigste eeuw, waaronder enkele oudere zerken. Oudste zerk van de begraafplaats, gedateerd 1613Oudste zerk van de begraafplaats, gedateerd 1613

Slechts enkele grafmonumenten stammen nog uit de negentiende eeuw, waaronder het familiegraf van Bennink, dat stamt uit 1857. Vlak voor het lijkhuisje ligt de oudste grafzerk van de begraafplaats. Met enige moeite is het jaartal 1613 te lezen. De oudste zerk is eigenlijk ook meteen de fraaiste van de kleine dodenakker. Op het kerkhof ligt ook het graf van een slachtoffer van Market Garden, de luchtlandingsoperatie bij Arnhem in WO II. De Engelse korporaal Frederic Hooper sneuvelde bij Arnhem op 26 september 1944. Op 13 november spoelde zijn lichaam aan op de oever van de Lek in Vreeswijk.

Locatie: Gildenborglaan

St. Barbarakerkhof in Vreeswijk

Eind achttiende eeuw had de katholieke gemeenschap van Vreeswijk een schoolgebouw gewijd tot kerkgebouw. In 1806 werd het gebouw vergroot, maar aan het eind van de negentiende eeuw had de katholieke gemeenschap behoefte aan een grotere kerk. In 1868 had het kerkbestuur de villa Schoonzicht gekocht, met als doel een eigen begraafplaats aan te leggen. Hiervoor kreeg men in 1869 toestemming. In het begin van de twintigste eeuw werd de villa afgebroken en verrees naast de begraafplaats de Heilige Barbarakerk naar een ontwerp van Herman Kroes. Omdat het perceel niet gunstig gelegen was, kon het kerkgebouw niet worden georiënteerd en moest noodgedwongen met het koor op het zuiden worden gericht.  De begraafplaats is dus ouder dan de kerk. Waar veel katholieke begraafplaats een kruis in het grondpatroon hebben waardoor de begraafplaats in vier vakken is verdeeld, is de begraafplaats in Vreeswijk slechts rechthoekig van vorm met smalle paden tussen dubbele grafrijen.

 Overzicht St. Barbarakerkhof in 2006Overzicht St. Barbarakerkhof in 2006

Omgeven door een taxus- en beukenhaag ligt de begraafplaats ietwat hoger dan het omliggende maaiveld. Aan de noordzijde van de begraafplaats ligt een kleine calvarieberg, bestaande uit een heuveltje van misbaksels met daarop het kruis met corpus, geflankeerd door beelden van Maria en Johannes. Aan de zuidzijde van het kerkhof staat een kruisvormig gebouw dat gebruikt wordt als dienstgebouw. In een nis is een groot kruis aangebracht met daaromheen de tekst: 'Gedenk hen die u de weg wijzen en u het woord van God verkondigen' (Heb.: XIII-7). De tekst verwijst naar de drie priestergraven die ervoor liggen. In het midden het graf van pastoor J. van der Heijden, die veertig jaar pastoor was in Vreeswijk. Hij overleed in 1907, vlak voor de bouw van de kerk. Op de begraafplaats liggen enkele graven uit het begin van de twintigste eeuw, maar het merendeel is van een recentere datum.

Locatie: Koninginnelaan 3

Algemene begraafplaats Kerkveld in Jutphaas

Het Kerkveld is de oudste kern van het dorp Jutphaas. De oudste vermelding van een kerk is in 1217 van de Nicolaaskerk, maar het is mogelijk dat deze stenen kerk een of meerdere voorgangers heeft gehad. De kerk stond op een terpachtige verhoging in het terrein en is in 1820 afgebroken na de bouw van een nieuw kerkgebouw aan de Nedereindseweg. Het enige dat resteert van het oude kerkgebouw is een deel van de oude kerktoren, later gebruikt als baarhuisje.

 Restanten van de voormalige kerktoren, later baarhuisje.In 1820 werd de kerk afgebroken, wat restte was een deel van de toren.

De begraafplaats is in ieder geval al 800 jaar in gebruik, maar wellicht al veel langer. Bij opgravingen zijn tufstenen grafkisten uit de twaalfde of dertiende eeuw teruggevonden. In het laatste kwart van de negentiende eeuw is de begraafplaats aan de zuidzijde uitgebreid door het talud aan die zijde te verhogen. Het kerkhof volgt de oorspronkelijke oriëntatie van de kerk en is dus oost-west georiënteerd.  Tussen 1400 en 1800 werden de bewoners van naburig gelegen ridderhofsteden en buitenplaatsen aan de Nedereindseweg in grafkelders in de kerk bijgezet. Ter hoogte van het voormalige koor van de kerk liggen in een grafveld een groot aantal zerken van deze voorname families met namen als Rijnhuizen, De Malapert, Van Plettenburg en De Geer. Deels zijn deze grafkelders nog aanwezig en enkele van de grafzerken van Naamse steen in dit grafveld zijn afkomstig uit de kerk. De grootste zerk meet ongeveer 4 bij 2 meter en is voor J. Proeys. De naastgelegen zerk voor de Heer van Plettenburg, Nicolas Malapert, overleden op 6 november 1616, meet ongeveer 3 bij 1 ½ meter.

 Zerk voor J. Proeys, gedateerd 1450Zerk voor J. Proeys, gedateerd 1450.

Vooraan het grafveld liggen enkele stenen die oorspronkelijk de ingangen van de grafkelders hebben afgedekt. Net zoals bij de grote zerken is het niet waarschijnlijk dat deze stenen nog op hun oorspronkelijke plek liggen. De oudste zerken worden geflankeerd door zerken uit de negentiende eeuw die zijn afgezet met een eenvoudig hekwerk.

In 1829 werd de begraafplaats door de gemeente aangekocht en tot Algemeen Burgerlijke begraafplaats voor de gemeente Jutphaas omgevormd. De begraafplaats kreeg toen een eenvoudige negentiende-eeuwse parkaanleg met grindpaden waarbij lage buxushagen de grafvelden afperken. Eind negentiende eeuw is het kerkhof aan de zuidzijde uitgebreid met een ophoging. Het kerkhof is omgeven door een esdoornhaag, daaromheen loopt een smal pad met grind.

Bakstenen monument met vijf oorlogsslachtoffers.Bakstenen monument met vijf oorlogsslachtoffers.

In de zuidwesthoek van de begraafplaats ligt een vijftal verzetsstrijders uit Jutphaas begraven onder een bakstenen grafmonument. Op 7 mei 1945, twee dagen na de capitulatie, werden vijf verzetsmensen gefusilleerd. Dit naar aanleiding van een incident waarbij een dronken Duitse soldaat dreigde met zijn wapen op de bevolking te schieten. Hij werd neergeschoten door een verzetsman. Vier van de vijf gefusilleerde verzetsmensen liggen hier begraven: Theo Hanselaar, Aard Kros, Jan Streefkerk en Willem Spies. Frans Luiten, het vijfde slachtoffer, werd begraven op de katholieke begraafplaats van Jutphaas. Bij de vier mannen ligt nog een oorlogsslachtoffer begraven. Verzetsman Johan van Ee werd gedeporteerd naar Duitsland en kwam in november 1944 om het leven. De namen van deze mannen en vijf anderen, waaronder een Poolse piloot, worden herdacht op het oorlogsmonument aan de Nedereindseweg.

De hoofdingang bestaat uit een smeedijzeren toegangshek met aan weerszijden een pijler. Op de pijlers ijzeren doods- en vergankelijkheidsymbolen als een zeis, fakkel, gevleugelde zandloper en een vlinder.

Locatie: Kerkveld 56

R.K. Kerkhof bij de St. Nicolaaskerk

Nadat de St. Nicolaaskerk aan het Kerkveld in 1585 was overgegaan naar de protestanten bleven de katholieken samenkomen in herenhuizen. In 1680 werd een schuilkerk met het uiterlijk van een boerderij in gebruik genomen, maar het zou tot 1853 duren voordat de katholieken weer openlijk hun geloof konden belijden. In Jutphaas zou het echter nog enige decennia duren voordat de schuilkerk verruild kon worden voor een echte kerk. De pastoor van Jutphaas, G.W. van Heukelum zou hierbij een belangrijke rol spelen. Van Heukelum was aanvankelijk kapelaan van de Utrechtse St. Catharinakerk en werd aangesteld als conservator van het Aartsbisschoppelijk Museum in Utrecht. Dit museum werd opgericht om de door Van Heukelum verzamelde collectie middeleeuwse kunst te kunnen herbergen. In 1869 richtte Van Heukelum met enkele geestverwanten het St. Bernulphusgilde op. Deze vereniging probeerde bij de geestelijkheid belangstelling te wekken voor de neogotische stroming binnen het katholicisme. In 1873 werd Van Heukelum op eigen verzoek pastoor te Jutphaas en met hulp van zijn vrienden van het St. Bernulphusgilde had Van Heukelum de mogelijkheid naar eigen inzicht een kerk te bouwen en in te richten. Al in 1875 kon de door Alfred Tepe ontworpen kerk worden ingewijd. Op 5 juli 1910 zou Van Heukelum worden begraven in het priestergraf op het door hem ontworpen kerkhof.

Priestergraf.Priestergraf met ondermeer bouwpastoor Van Heukelum.

Het kerkhof werd in 1874 aangelegd, een jaar na de bouwaanvraag. Het rechthoekig terrein wordt aan twee zijden ingesloten door een muur en geeft hierdoor de indruk van een kloosterhof. In het midden van de noordmuur is een lijkhuisje gebouwd. In de oostelijke muur bevinden, zich naast de genoemde grafkelder van Van Heukelum, tal van gedenkstenen. Boven de hooggelegen houten deur naar de grafkelder is een natuurstenen plaquette geplaatst met opschrift: 'Mgr. Geraldus Wilhelmus / van Heukelum / Pastoor der parochie van 6 mrt 1873 tot 30 juni 1910 / Stichter der St. Nicolaaskerk op Zwanenburg'.

Het kerkhof is aangelegd met een kruis als grondpatroon. Op de kruising van de paden staat een dodenlantaarn. Een dodenlantaarn is tegenwoordig een bijzonderheid op een begraafplaats of kerkhof, maar in vroeger jaren werd een dodenlantaarn gezien als bittere noodzaak.

DodenlantaarnDodenlantaarn centraal op het kerkhof.

Door een licht te schijnen over de begraafplaats kregen dieven en andere gespuis niet de mogelijkheid om rond te snuffelen of graven te schenden. De dodenlantaarn had ook een symbolische betekenis. Enerzijds diende het licht om de duivel en zijn demonen te weren van het kerkhof, anderzijds stond het licht in de lantaarn symbool voor het licht van het geloof. De dood was niet het einde, maar een nieuw begin. Door een dodenlantaarn op het kerkhof te plaatsen maakten Van Heukelum en zijn gilde een verwijzing naar de middeleeuwen en de eeuwenoude traditie van het waken over de doden.

Locatie: Mgr. Van Heukelumstraat 7

Eenvoud

Hoewel de katholieke begraafplaatsen iets minder eenvormige graven kennen als de gemeentelijke en protestantse dodenakkers van Nieuwegein, valt op dat alle vier de kerkhoven een sober en terughoudend karakter hebben. Geen grotesque grafmonumenten en een weinig opvallende aanleg. Op zowel Kerkveld als op de protestantse begraafplaats in Vreeswijk staat een afgebroken zuil als meest opvallende grafmonument. Op het katholieke kerkhof van Jutphaas staan tal van kruizen als grafteken, iets wat bijna niet te zien is op de katholieke begraafplaats in Vreeswijk. Het zijn met name de oudere graftekens die opvallen op de begraafplaatsen, met als hoogtepunt de enorme eeuwenoude zerken op Kerkveld, toch al de meest opvallende begraafplaats door zijn geschiedenis en ligging. De soberheid die de begraafplaatsen uitstralen is misschien wel een weerslag van de mensen die er begraven liggen: eenvoudige en hardwerkende arbeiders die geen belang hebben bij een protserige grafcultuur. Eenvoud in de dood.

 

Bronnen

  • Redengevende omschrijving van de begraafplaats Kerkveld
  • Slachtofferregister Oorlogsgravenstichting

Literatuur

  • Ton Fafianie, Rafael Rijntjes, Manon van der Wiel, Monumenten-inventarisatie provincie Utrecht: Nieuwegein - Geschiedenis en architectuur, Zeist 2002
  • Edwin Maes, 'Gerard van Heukelum (1834-1910) kunstkenner en pastoor' in: Utrechtse biografieën - Tussen de Lek en de Hollandse IJssel, Utrecht 2003

 Internet

 

 

 


Geschreven: 08 november 2009
Aangepast: 25 december 2020
Auteur: J.H. Sagel
Categorie: Utrecht

 

Beschrijving

Laan met kastanjes richting aulaDe vanaf 1929 aangelegde algemene begraafplaats bestaat uit een langwerpig, schuin ten opzichte van de Vecht gelegen perceel, dat niet overal even diep is. In de zuidelijke hoek bevindt zich de achtzijdige, van een koepeldak voorziene, aula. Van daaruit lopen drie brede met kastanjes beplante lanen. Tussen de lanen bevinden zich een aantal gebogen paden. Meer naar het noordwesten, de uitbreidingen van na 1930, is er sprake van een rechthoekige aanleg in perken, gescheiden door hagen. De begraafplaats is bereikbaar vanaf de Straatweg en vanaf de in het zuiden gelegen parkeerplaats. De twee ingangen zijn met elkaar verbonden door middel van een gebogen laan die langs de aula voert. Naast de reeds genoemde kastanjes langs de lanen is het belangrijkste geboomte een groep treurbeuken nabij de aula. De begraafplaats is verder beplant met diverse andere bomen en struiken, waaronder veel groenblijvende heesters. De paden zijn voorzien van grind of asfalt. Op de grens met de R.K. begraafplaats staat het sobere bakstenen baarhuis (1930), voorzien van een met pannen gedekt tentdak.

 

Graftekens

Het oudste aangetroffen grafteken is van 1930. Verschillende graven nabij de ingang worden gesierd door een beeld, o.a. dat van de huisarts, dokter Hartog. Verder zijn er graven van oorlogsslachtoffers: een rij van zes grafstenen opgenomen in een decoratieve muur. Op deze muur staat: "Zij vielen voor vrijheid en recht, Maarssen 5 mei 1945". De namen van de gevallenen zijn: Alexander Constantijn Lindhout, Paulus Theofilus Lindhout, Willy Henrica Hems, Jaap v.d. Bosch, Willem Cornelis de Kruyf en Bertus Heus.

OorlogsgravenVlakbij dit bescheiden monument bevindt zich een houten herdenkingskruis met een ronde, metalen plaquette, met het opschrift: "Hier vielen de drie K.P.ers Joh. Been, Joh. Altena en Joh. C. van Mourik, 16 april 1945". Deze tekst is enigszins misleidend omdat de exacte plaats van de noodlottige schietpartij waarbij zij omkwamen elders was. De drie K.P.ers vervoerden op dat moment wapens en munitie van een dropping met een vrachtauto naar Utrecht. Per abuis is door een RAP-vliegtuig het transport op de Amsterdamse Straatweg nabij de kininefabriek beschoten. Eerder stond het herdenkingskruis dan ook op die plaats.

Verzetsman Willem van der Kooij overleed bij gevechtshandelingen op 5 mei in Maarsseveen en ligt begraven bij de NH Dorpskerk in Maarssen.

 

Toegangen

De twee ingangen bestaan uit een brug over een duiker in de sloot die de begraafplaats omgeeft. Ze zijn afsluitbaar met sobere, ijzeren hekken. De gemetselde zijmuren hebben natuursteen dekplaten en in het midden, ter hoogte van de hekken, pijlers. Door de verspringende hoogtes van de muren hebben de bruggen een expressief karakter.

 

Aula

Zicht op de aulaDe vrijstaande aula, aanvankelijk in de archiefstukken altijd het ontvangstgebouw genoemd, is in 1930 gebouwd. Het bakstenen gebouw is opgetrokken op een achthoekige plattegrond en telt één bouwlaag onder een met leien, in maasdekking, gedekt koepeldak.

De aula waarvan, de door gemeentearchitect C. van Beusekom gemaakte bouwtekeningen zich in het gemeentearchief bevinden, is verwant aan een exemplaar uit 1927 op de algemene begraafplaats van Bilthoven. Het bouwwerkje daar werd ontworpen door de architect P.J. Vermaak. Overigens is het niet zo verwonderlijk dat het Maarssense gebouwtje op dat in Bilthoven lijkt, want in 1928, toen de Maarssense algemene begraafplaats nog aangelegd moest worden, bezocht een delegatie waarin o.a. burgemeester Eggink en de gemeentearchitect waren opgenomen ter oriëntatie de begraafplaatsen van de plaatsen Bilthoven en Woudenberg. Ook een medewerker van de firma Copijn (parkaanleg) maakte deel uit van het gezelschap.
De gevels van de aula zijn uitgevoerd met een trasraam van grauwe baksteen en zijn daarboven opgetrokken in rode steen in kruisverband. In de verdiept liggende gevelvelden zijn liggende glas-in-loodvensters aangebracht. Deze vensters zijn in het midden uitgevoerd met een kruismotief. De voorgevel met de entree, aan de Vechtzijde, is voorzien van een dubbele deur. Alternerend is in het koepeldak een viertal dakkapellen aangebracht. Aan de achterzijde bevindt zich een moderne aanbouw van hout en glas. Het interieur is uitgevoerd met houten banken met verticale hoekelementen. De oorspronkelijke, houten kapconstructie is door een later aangebracht plafond aan het zicht onttrokken.

 

Parkaanleg

Ten behoeve van het gebruik als begraafplaats werd de grond opgehoogd met een fors zandpakket. De firma H. Copijn uit Groenekan verzorgde voor een bedrag van omstreeks fl. 7.000 de parkaanleg. Qua stijl kan deze aanleg van Copijn formeel ge- noemd worden.

 

Historische gegevens

In Maarssen bevinden zich een aantal begraafplaatsen. De algemene begraafplaats is vrij laat, pas in 1929, aangelegd en in 1930 in gebruik genomen. Tot die tijd betaalde de gemeente Maarssen huur aan de Nederlands Hervormde kerk om te mogen begraven op het kerkhof naast deze kerk. Volgens de vereniging 'De Laatste Eer' was dat, gezien de beperkte ruimte en de daarmee gepaard gaande onhygiënische toestand, een onwenselijke situatie. Op 25 februari 1925 richtte de 'De Laatste Eer' dan ook een adres aan de gemeenteraad om te komen tot de aanleg van een algemene begraafplaats. De gemeenteraad besloot op 20 januari 1928 "... tot de stichting van een gemeentelijke begraafplaats aan den Rijksstraatweg (heet nu StraatWeg) in de nabijheid der begraafplaats der roomskatholieke gemeente". Deze, nu nog steeds bestaande rooms-katholieke begraafplaats, werd al in 1828 aangelegd achter de rooms-katholieke kerk, toen gevestigd in de voormalige buitenplaats 'Berenstijn'. Voor de grond betaalde de gemeente fl. 29.916,43 en aannemer Johannes Michael Brinkhof bleek bij de aanbesteding in augustus 1929 bereid voor een bedrag van fl. 5.477 de twee bruggen en het ontvangstgebouw te bouwen. In deze aanneemsom was overigens niet het schilderwerk en het zetten van het glas inbegrepen. Dat werd aan een ander Maarssens bedrijf gegund. Ook de bouw van de bergplaats, ook wel het baarhuisje genoemd, op de grens van de algemene en de rooms-katholieke begraafplaats, werd apart aanbesteed. Dit werd na overleg tussen de gemeente en het katholiek kerkbestuur voor Graftrommelgezamenlijke rekening en gebruik ook door Brinhof gebouwd. De bouwkosten voor dit gebouwtje bedroegen 1885 gulden. Al vrij snel blijkt de begraafplaats aan de krappe kant waardoor o.a. in 1943 en 1955 uitbreidingen moeten worden gerealiseerd. Aan de uitbreiding van 1955 gaat in een raadscommissie, die zich bezighoudt met de naoorlogse uitbouw van Maarssen, een discussie vooraf. Volgens de stukken uit 1954 zijn er dan twee mogelijkheden, n.l. uitbreiding van de bestaande begraafplaats of de aanleg van een nieuwe, tweede begraafplaats in 'De Kuil' aan de Diependaalsedijk. De Kuil, ontstaan door de winning van klei voor de steenfabricage, is het weiland - gelegen in de punt tussen de Diependaalsedijk en het Zandpad - direct naast de buitenplaats 'Vechtoever'. Een van de raadsleden in de commissie is bepaald geen voorstander van een nieuwe begraafplaats, het lijkt hem geen goed idee wanneer alle belangrijke toegangswegen van Maarssen voorzien zouden worden van begraafplaatsen.

 

Bescherming

Tegenwoordig lijkt er wat meer waardering voor de begraafplaats te bestaan. De algemene begraafplaats en aula worden cultuurhistorisch bezien belangrijk gevonden. Zo is er enige tijd terug bepleit dat de gehele begraafplaats deel uit zou moeten maken van het beschermd dorpsgezicht Maarssen en werd zeer recent de procedure opgestart om de aula, thans al een officieel gemeentelijk monument, met uitzondering van de houten aanbouw, de status van rijksmonument te geven. (2002)

 

Literatuur & bronnen

  • Inventarisatie Cultuurbezit Maarssen, Anita van Breugel en Marie-Thérese van Thoor (1985)
  • Inventarisatierapport t.b.v. Gemeentelijke Monumentenlijst, drs. Jan C. van het Hof (1994)
  • Monumenten Inventarisatie Project "Veenweidegebied", T.G. Peenstra, R.S.F.M. Horbach en M. Laman (1992)
  • Monumenten Selectie Project Prov. Utrecht, Objectnr: MAS216, april 1999
  • Maarssen 1940-1945, Drs. V. Smits, 1990
  • Diverse stukken gemeentearchief Maarssen

 

 

 


Geschreven: 08 november 2009
Aangepast: 25 december 2020
Auteur: J.H. Sagel
Categorie: Utrecht

 

Historische gegevens

ToegangDe huidige R.K. begraafplaats aan de Straatweg tussen Maarssen en Breukelen dateert uit 1828. Voor die tijd kende Maarssen slechts één kerkhof waar alle inwoners, katholiek of protestant, begraven werden. Deze begraafplaats was rond de huidige Nederlands Hervormde kerk gesitueerd.

Bij Koninklijk Besluit van 22 augustus 1827 werd het begraven in kerken met ingang van 1 januari 1829 verboden. Tevens werd bepaald dat in elke gemeente een begraafplaats van tenminste 25 bij 25 meter moest worden ingericht, gelegen buiten de bebouwde kom. In dorpen met minder dan 1000 zielen mocht echter de bestaande begraafplaats in gebruik blijven. In Maarssen bleef dan ook het kerkhof naast de kerk de enige begraafplaats.
Dat duurde niet lang. Onder pastoor G. van Nooy werd een eigen R.K. begraafplaats aangelegd achter de kerk op Beresteyn (gebouwd in de jaren 1755-1759 en dienst gedaan tot 1885). In 1879 liet pastoor Essink het kerkhof vergroten naar de Oostzijde aan de Vecht. Later volgden nog diverse uitbreidingen.

 

Ariënsmonument

Eén van de meest markante onderdelen van de begraafplaats is het graf van Dr. Alphons Ariëns. Een sober grafmonument met de inscriptie "Ariëns Priester" siert Graf Alphons Ariënszijn laatste rustplaats. Aanvankelijk bestond het monument uit een kleine kapel die om het graf was gebouwd. In 1969 werd dit monument vervangen door een nieuw monument, bekostigd door het NKV.

Alphons Ariëns was pastoor in Maarssen van 1908 tot 1928. Hij was grondlegger van de katholieke arbeidersbeweging, stuwende kracht in de katholieke drankbestrijding en één van diegenen die aan de basis stonden van de katholieke vrouwenbeweging. (2002)

 

Literatuur

  • Een eeuw Heilig Hart Parochie Maarssen, I. van Veldhuizen (1985)

 

 


Geschreven: 26 oktober 2001
Aangepast: 25 december 2020
Auteur: Leon Bok en René ten Dam
Categorie: Utrecht

 

De huidige rooms-katholieke begraafplaats van Rijsenburg maakt onlosmakelijk onderdeel uit van de geschiedenis van dit Utrechtse dorp. De begraafplaats dateert van 1872 maar niet ver uit de buurt ligt nog een restant van het eerste katholieke kerkhof. Op dat kerkhof, bij het kerkje uit 1810, werd de toon gezet door de adellijke families die in en rond Driebergen en Rijsenburg grote buitenplaatsen lieten bouwen.