Skip to main content

Utrecht


Geschreven: 15 januari 2005
Aangepast: 01 maart 2022
Auteur: R.P.M. Rhoen
Categorie: Utrecht

 

Ten tijde van de Bataafse Republiek kreeg de rooms-katholieke Kerk haar godsdienstvrijheid terug. Men kon de schuilkerken verlaten. Tussen 1796 en 1840 werden ongeveer 150 nieuwe rooms-katholieke kerken gebouwd. Bij Koninklijk Besluit van 19 augustus 1842 werd als beschikking op de rekesten van katholieke inwoners van Zeist toestemming verleend tot het oprichten van een noodkerk en het benoemen van een pastoor. Van 1580 tot 1842 had Zeist geen katholieke kerk en behoorden de Zeister katholieken tot de statie Bunnik. Zij kerkten echter ook in Soesterberg (1837) en in Rijsenburg (1809). Tot eerste pastoor na de Hervorming werd op 25 september 1842 Franciscus Cohu benoemd. Op 9 februari 1843 werd de noodkerk in de 2e Dorpsstraat door de aartspriester ingewijd en de nieuwe pastoor geïnstalleerd. 


Geschreven: 15 januari 2010
Aangepast: 11 januari 2022
Auteur: Han van der Kolk
Categorie: Utrecht

 

Geschiedenis

Het oudste thans nog bestaande kerkhof in Zeist is dat van de Evangelische Broedergemeente sinds 1747. De eerste algemene begraafplaats (Oude Begraafplaats) werd aangelegd in 1829 aan de Bergweg. Op 26 november 1917 werd aan de Woudenbergseweg te Zeist een nieuwe begraafplaats in gebruik genomen. Op 1 december 1965 werd de Oude Begraafplaats formeel gesloten.

Tot 1829 hadden de Zeister rooms-katholieken hun doden meestal in naburige plaatsen begraven. Na de aanleg van de begraafplaats aan de Bergweg bestelden de katholieken hun doden zowel in Zeist als in Bunnik ter aarde. Tussen 1830 en 1837 werden er in Zeist 60 begraven en 48 in Bunnik. De rooms-katholieke begraafplaats in Bunnik was in 1823 zonder toestemming van de overheid aangelegd en was bestemd voor de rooms-katholieke inwoners van Bunnik, Odijk en Zeist. In 1837 werd in Soesterberg een parochie opgericht met een eigen begraafplaats, waarvoor door de koning wel toestemming was verleend. Het aantal overleden Zeister rooms-katholieken dat sindsdien in Bunnik of Soesterberg begraven werd nam toe. In de periode 1838-1843 werden nog "slechts" 34 katholieken in Zeist begraven. Voor het elders begraven was men aan het gemeentebestuur van Zeist ƒ 10,= belasting verschuldigd. Voor het begraven van een overledene op het parochie- kerkhof in Bunnik, die geen ingezetene was, moest aan die gemeente ƒ 8,= belasting worden betaald [1].


Geschreven: 15 januari 2010
Aangepast: 21 februari 2022
Auteur: Leon Bok
Categorie: Utrecht

 

De heer Rhoen schreef al een aardige geschiedenis van de Oude Algemene Begraafplaats te Zeist, maar hij eindigt zijn verhaal als de begraafplaats gesloten wordt verklaard. Natuurlijk is het verhaal van de begraafplaats hiermee niet klaar! Want gesloten betekent voor een begraafplaats eigenlijk alleen gesloten voor het begraven van lijken. Aan de sluiting ging overigens meer vooraf dan alleen de feitelijke bekendmaking. Al in 1955 werd aangedrongen op sluiting van de begraafplaats omdat deze inmiddels in de bebouwde kom was komen te liggen.

In de gemeenteraad kwam in 1958 daarbij ook nog eens het argument van de hoge onderhoudskosten naar voren. Dat de begraafplaats gesloten zou gaan worden stond overigens al vast na de maatregel van 26 november 1917 waarbij werd besloten geen nieuwe graven meer uit te geven op de Oude Algemene Begraafplaats. Men kon immers vanaf 1917 terecht op de Nieuwe begraafplaats aan de Woudenbergseweg. Van 1955 tot 1964 vonden op de oude begraafplaats gemiddeld per jaar nog 3 à 4 bijzettingen plaats in eigen graven. De laatste begraving had plaats op 26 april 1965, te weten die van het stoffelijk overschot van Hermina van Loghem, geboren 12 maart 1877! Na de sluiting werden de stoffelijke overschotten uit graven van de families Van Reenen, Van de Poll, Rappalié, Zuurbier en Van der Mersch overgebracht naar de nieuwe begraafplaats.


Geschreven: 15 januari 2010
Aangepast: 23 december 2020
Auteur: R.P.M. Rhoen
Categorie: Utrecht

 

Het zou de koning welgevallig zijn

Het Koninklijk Besluit van 24 mei 1825, nummer 162, waarbij het verboden werd om na 1828 nog doden in kerken, kapellen of bedeplaatsen te begraven en het alleen nog in gemeenten met minder dan duizend inwoners was toegestaan om te begraven op kerkhoven of begraafplaatsen in de kom van de gemeente, werd in de provincie Utrecht in 1827 gepubliceerd in het provinciaal blad nummer 57.
Voorts werd in hetzelfde nummer van het provinciaal blad naar aanleiding van de circulaire van de minister van Binnenlandse Zaken van 22 augustus 1827, bekendgemaakt dat de eigenaren van graven in de kerken, daar er dus in de kerken niet meer begraven mocht worden, geen recht op schadevergoeding hadden. Wel werd erbij vermeld dat het de koning welgevallig zou zijn, wanneer de gemeentebesturen bij het aanleggen van begraafplaatsen, aan de eigenaren van graven in de kerken, voor het verlies van deze graven, als tegemoetkoming graven op de nieuwe begraafplaatsen of op die gehandhaafd mochten blijven, zouden toewijzen.
De gemeente Zeist was verplicht een nieuwe begraafplaats aan te leggen, want de gemeente telde bijna 2300 inwoners. Die werd aangelegd aan de Bergweg; dit is de huidige Oude Begraafplaats.

 


Geschreven: 15 januari 2010
Aangepast: 20 februari 2022
Auteur: R.P.M. Rhoen
Categorie: Utrecht

 

Op 7 januari 1828 diende het gemeentebestuur van Zeist bij de koning een verzoekschrift in, waarbij verzocht werd ontheffing te verlenen van het Koninklijk besluit van 24 mei 1825, nummer 162, op grond waarvan het verboden werd in plaatsen met meer dan duizend inwoners na 1 januari 1829 de doden te begraven op kerkhoven of begraafplaatsen gelegen binnen de bebouwde kom.


Geschreven: 15 januari 2010
Aangepast: 23 december 2020
Auteur: R.P.M. Rhoen
Categorie: Utrecht

 

De oudste sporen

Op de natuurlijke heuvel gelegen op de grens van de Dorpsstraat en de Utrechtseweg werd in 1180 een tufstenen kerk gebouwd. Daarvoor moet op die plek al een houten kerk hebben gestaan.
Op deze kerkheuvel werd ook begraven. Tussen augustus 1964 en maart 1965 werd de kerk gerestaureerd en Dr. H. Halbertsma, conservator van de Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek te Amersfoort, werd in de gelegenheid gesteld kort archeologisch onderzoek uit te voeren. Er werden onder de vloer van de kerk in het zand restanten van graven van voor de bouw van de stenen kerk gevonden.
Een ander bewijs daarvan is dat bij de afbraak van de romaanse kerk in 1841 en in 1897, maar ook in de tussenliggende jaren, meerdere tufstenen doodskisten werden opgegraven. De doodskisten van tufsteen worden gedateerd 11e eeuw. Mogelijk dat geestelijken of rijke burgers in die kisten werden begraven.
Gelukkig waren bij de opgravingen in zowel 1841 als in 1897 enkele geleerde heren aanwezig, die hun bevindingen hebben gepubliceerd. Prof. N.C. Kist schreef in het 'Nederlandsch Archief voor kerkelijke geschiedenis' (2e jrg., 1842): 'in de hoopen van Tufsteen enkele brokken (zag), welke door derzelver platten vorm en aanzienlijke grootte van alle overige zich onderscheidden, terwijl zij daarentegen meestal aan éen zijde van eene ingehouwen geul of sponning waren voorzien. Zij waren herkomstig van zekere kisten, welke men in vrij groot aantal, tot op 2 Nederlandsche Ellen diepte onder den beganen grond had gevonden. Gelijk mij berigt werd bestonden de kisten uit platte, los nevens elkander opgestelde tufsteenen, voorzien van een, op dezelfde wijze samengesteld, aan beide zijden afhellend deksel, doch zonder bodem. Zij hadden buitenwerks een lengte van ruim twee Nederlandsche Ellen. Opmerkelijk is het, dat de kisten niet onder de eigenlijke Kerk, maar alleen buiten dezelve of ook onder het later gebouwde Koor werden aangetroffen'. De in 1897 gevonden tufstenen doodskist. (Collectie Gemeentearchief Zeist)Hij noemde ze grafkeldertjes of stolpen. Dr. G.A. Hulsebos gaf in 1897 de volgende beschrijving: 'Een gestapelde kist van 2.20 m lengte en 70 cm breedte. Aan de beide zijden van het daar met de voeten oostwaarts ter aarde bestelde lichaam waren twee op elkander rustende lagen van vierkante stukken tufsteen geplaatst, evenzoo aan het voeteneinde, terwijl er aan het hoofdeinde wat meer lagen. Daarover een dakvormig deksel, bestaande uit twee rijen langwerpig vierkante blokken tufsteen van 32 cm hoogte en verschillende breedte, steunende op de staande kanten. Er lag een geraamte in, dat echter in zeer vergane toestand verkeerde en 1.60 m lang was. Oorsprong en ouderdom zijn moeilijk aan te geven, maar zeer waarschijnlijk moet hier gedateerd worden in de 11e eeuw'.

Uit deze vondsten blijkt dat al heel lang op het kerkhof werd begraven. Het is jammer dat bijna alle archeologische vondsten verloren zijn geraakt en er geen intensieve opgravingen op het kerkterrein hebben plaats gevonden.

 


Geschreven: 12 januari 2010
Aangepast: 25 december 2020
Auteur: René ten Dam
Categorie: Utrecht

 

Vianen kent een joodse geschiedenis die ongeveer driehonderd jaar terug gaat. Hoewel in archiefstukken ook melding wordt gemaakt van enkele Portugese joden, was het merendeel van de joden in Vianen van Hoogduitse oorsprong. Over het algemeen waren zij minder kapitaalkrachtig dan hun Zuid-Europese geloofsgenoten. 


Geschreven: 11 januari 2010
Aangepast: 25 december 2020
Auteur: Leon Bok en René ten Dam
Categorie: Utrecht

 

Geschiedenis

Rond de eeuwwisseling van de 18de en 19de eeuw kregen de katholieken in Nederland weer de mogelijkheid hun geloof zonder restricties te belijden. Het voorrecht van de protestantse kerk werd in 1796 opgeheven. Hun doden moesten de katholieken tot dan toe noodgedwongen begraven in en om protestantse kerken, zoals de Domkerk, Geertekerk en Nicolaïkerk. Die praktijk hield na 1796 niet onmiddellijk op.

In 1818 nam de pastoor van de latere Biltstraatparochie het initiatief tot het aanleggen van een begraafplaats voor katholieken achter de parochiekerk. De gemeente gaf toestemming en vanaf dat moment kon men de overledenen begraven op het nieuwe kerkhof achter de kerk buiten de Wittenvrouwenpoort. Deze begraafplaats lag destijds nog ruimschoots buiten de bebouwde kom. De begraafplaats werd in later jaren nog enkele malen uitgebreid maar rond de jaren zestig van de 19de eeuw ontstond ruimtegebrek. Ook de omgeving was sterk veranderd door uitbreidingen van de stad. Noodgedwongen ging men dan ook op zoek naar een nieuwe lokatie.

Langs de Biltstraat werd een geschikte lokatie gevonden. Vanaf 1 mei 1875 kon men de doden begraven op deze nieuwe, aan St. Barbara gewijde begraafplaats. De oude begraafplaats werd rond 1900 helemaal geruimd. Op de plek van het kerkhof werden een nieuwe kerk en een scholencomplex gebouwd.


Geschreven: 11 januari 2010
Aangepast: 10 september 2016
Auteur: René ten Dam
Categorie: Utrecht

 

Dit artikel is in bewerking

 

 

 

 


Geschreven: 10 januari 2010
Aangepast: 01 februari 2022
Auteur: Leon Bok
Categorie: Utrecht

 

Historische ontwikkeling van de plaats Soest

Van de vroegste ontwikkelingen rond Soest is weinig bekend. Bij archeologisch onderzoek heeft men sporen ontdekt die aantonen dat rond 11.000 jaar voor Christus groepen jagers deze streek bevolkten. In de duinen bij Soest zijn verder werktuigjes gevonden van ongeveer 8.000 jaar voor Christus. Wat tastbaarder zijn de verschillende grafheuvels die dateren van plus minus 2.000 jaar voor Christus. Een van die grafheuvels, het Enghenbergje genaamd, is te vinden op de Eng, temidden van de bouwlanden. Een aantal andere grafheuvels ligt in het gebied Soest-Zuid en Amersfoort. Soest is daarmee waarschijnlijk één van de oudste nederzettingen in het Sticht. De oudste beschrijving uit de historie van Soest dateert uit het jaar 1029. Waarschijnlijk betekent "Soest" bron op de grens van hoge en lage gronden, respectievelijk Utrechtse Heuvelrug en Eemvallei; of het komt van: nederzetting aan de "zijde-oost" (Soest) van de Utrechtse Heuvelrug.

De bestaansbronnen tijdens de middeleeuwen waren: landbouw op de hoog gelegen Eng, turfwinning in het Soesterveen, schapenhouderij op de uitgestrekte heidevelden, bijenteelt en in mindere mate veeteelt. Ambacht en huisnijverheid hielden hiermee gelijke tred.