Skip to main content

Begraafplaatsen


Geschreven: 15 januari 2002
Aangepast: 08 januari 2022
Auteur: R.P.M. Rhoen
Categorie: Utrecht

 

Vestiging van de congregatie in Zeist

Mgr. A.I. Schaepman (1815-1882) [1] stichtte op 13 augustus 1873 de Congregatie van de Fraters van Onze Lieve Vrouw van het Heilig Hart. De congregatie is beter bekend als de Fraters van Utrecht. De taak van de congregatie ligt op het gebied van de opvoeding en het onderwijs van de jeugd. Door de groeiende belangstelling voor de congregatie was het moederhuis St.-Gregorius aan de Herenstraat in Utrecht rond 1925 veel te klein geworden om de fraters en de kwekelingen goede huisvesting te kunnen bieden. Het aantal bewoners bedroeg destijds ongeveer 230. Ten behoeve van nieuwbouw kocht de Sint Gregorius Stichting in 1926 een circa dertien hectare groot terrein in Zeist, gelegen aan de Kroostweg en verder begrensd door de Noordweg en de Schorteldoeksesteeg. Deze gronden behoorden oorspronkelijk tot de boerderij 'De Blauwe Schorteldoek' [2]. Het terrein was aangekocht met het doel er een kweekschool met internaat voor de opleiding van fraters te vestigen en later eventueel het moederhuis van de congregatie. In april 1931 had de aanbesteding plaats en een maand later werd met de bouw van het schoolgebouw begonnen. Eind november werd de eerste steen voor de bij de kweekschool behorende kapel gelegd. Op 27 juli 1932 werd de kapel geconsacreerd en op 14 augustus van hetzelfde jaar werd de aan St.-Jozef toegewijde kweekschool geopend. De kweekschool in de stijl van de Nieuwe Zakelijkheid was voor Zeister welstandsnormen revolutionair. "Het ontwerp zich slecht verdraagt met Zeisters landelijke bebouwing ter plaatse", aldus de welstandscommissie in haar advies van 5 januari 1931. Het gebouw was een ontwerp van de Utrechtse architect Willem A. Maas. Voor het aanbrengen van religieuze muurschilderingen in de kapel werd de uit Limburg afkomstige schilder Charles Eyck aangetrokken. Beiden maakten in die jaren deel uit van 'De Gemeenschap', een beweging van vooruitstrevende jonge katholieke kunstenaars.


Geschreven: 11 januari 2002
Aangepast: 25 februari 2024
Auteur: René ten Dam
Categorie: Utrecht

Op het hoogkoor van de Domkerk in Utrecht bevindt zich het fraaie praalgraf van vice-admiraal Van Gendt. Dit werk van Rombout Verhulst staat in scherp contrast met de tegels die vlak voor het praalgraf in de vloer van het hoogkoor liggen. Menig bezoeker staat bij deze tegels voor een raadsel. In tegenstelling tot andere grafmonumenten in de kerk, zijn deze tegels niet als zodanig herkenbaar. Op het eerste gezicht tenminste. Bij nadere bestudering en met enige kennis van het Latijn, leest men de namen en sterfdata van twee keizers, Koenraad II (1039) en Hendrik V (1125). Maar wat voor een soort grafteken zijn deze steentjes en waarom liggen de keizers begraven in de Domkerk?


Geschreven: 11 januari 2002
Aangepast: 20 februari 2022
Auteur: René ten Dam
Categorie: Utrecht

 

De benedictijner monnik Willibrord was de bouwer van twee kapittelkerken in Utrecht: de Dom of St. Maartenskerk en de St. Salvator of Oudmunster. Van deze laatste kerk zijn slechts nog enkele merktekens te zien in het plaveisel op het Domplein. Aan een kapittelkerk was een groep geestelijken verbonden: de kanunniken. Aan de Dom waren circa 40 kanunniken verbonden. Tot 1580 werden, op enkele uitzonderingen na, slechts bisschoppen en kanunniken begraven in de Dom. Ook na 1580 werden voornamelijk kanunikken begraven in de Domkerk. Wel waren die graven voortaan familiegraven.


Geschreven: 10 januari 2002
Aangepast: 09 januari 2022
Auteur: Marten Mulder en Leon Bok
Categorie: Groningen

 

Toegangshek tot de begraafplaatsHet heeft lang geduurd voor het Stadskanaal doorgetrokken was tot de Duitse grens. In 1765 besloot het bestuur van de stad Groningen tot het graven van het nieuwe kanaal, dat nodig was in het kader van het vervenen van het omliggende gebied. In 1865 had het Stadskanaal zijn uiteindelijke lengte bereikt. Langs het kanaal verrezen huizen, landbouwers vestigden zich op de dalgronden en het dorp Stadskanaal ontstond. Naarmate het kanaal vorderde verplaatste het centrum van het dorp zich. Aanvankelijk een agrarisch dorp, kreeg nijverheid en industrie rond de eeuwwisseling een steeds belangrijker plaats. Het kanaal, de huizen langs het kanaal, boerderijen wat verder het land in, het ademt met de open ruimte van het achterland een heel eigen sfeer.


Geschreven: 10 januari 2002
Aangepast: 04 januari 2022
Auteur: Marten Mulder
Categorie: Drenthe

 

 

Zicht op het bosje met de tombe van de familie RebenscheidtEen karrenpad voert langs een aardappelveld naar een bosje, dat zich op enige afstand bevindt van de Tramweg; de weg die de stille kant vormt van de Drentse Hoofdvaart. Het bosje bevindt zich achter een boerderij met een wit voorhuis, dat een zekere voornaamheid uitstraalt en doet denken aan een havezathe of borg. Zo kent men de boerderij op Smilde ook, als "de borg", als herinnering aan het vroegere landgoed. Op het landgoed woonde eind achtiende, begin negentiende eeuw het echtpaar Rebenscheidt-Buschman.


Geschreven: 15 november 2001
Aangepast: 23 december 2020
Auteur: René ten Dam
Categorie: Utrecht

 

(Dit artikel zal op korte termijn aangepast worden.)

De gemeente Woerden bestaat naast Woerden uit de kernen Harmelen, Kamerik en Zegveld en het kerkdorp Kanis. Van oudsher werd in deze plaatsen in en om de kerken begraven. In Woerden ligt het voormalige kerkhof aan de noordzijde van de Petruskerk. Het is geruimd en doet tegenwoordig dienst als kerktuin. Naast de Rooms-Katholieke St. Hippolytuskerk in Kamerik ligt de katholieke begraafplaats. De kerk stamt uit 1914 en is gebouwd op de plaats van een oudere voorganger uit 1856. De begraafplaats met het bakstenen baarhuisje stammen nog uit deze eerdere periode. Het oudste grafmonument is de grafkelder voor Anthonius van Schaik (1813-1897), die negenentwintig jaar pastoor is geweest van Kamerik. De begraafplaats achter de Nederlands Hervormde kerk in Kamerik is eenvoudig van opzet en wordt omgeven door een ijzeren spijlen hekwerk. De kerk bestaat uit een laatgotische vijftiende-eeuwse toren met een aangebouwde kerkzaal uit de eerste helft van de negentiende eeuw. In 1980 werd in Kamerik een nieuwe algemene begraafplaats aan de Van Teylingenweg, wegens ruimtegebrek op de oudere begraafplaatsen, in gebruik genomen. De Nederlands Hervormde kerk uit 1862 in het dorp Zegveld, is gebouwd op de plaats waar in 1312 de eerste kerk van het kerspel Zegveld gesticht werd. Achter de kerk ligt de begraafplaats, die via een smeedijzeren spijlenhek toegankelijk is. De begraafplaats heeft een eenvoudig rechthoekig padenplan. 


Geschreven: 08 november 2001
Aangepast: 25 december 2020
Auteur: René ten Dam
Categorie: Utrecht

 

(dit artikel is in bewerking)

Nadat Cornelis Jan van Nellesteyn in 1793 in het bezit was gekomen van de buitenplaats Broekhuizen in Leersum, liet hij het oude huis op het landgoed afbreken en gaf opdracht tot de bouw van een modern landhuis in neoklassieke stijl. De herinrichting van het park van Broekhuizen werd in opdracht gegeven aan Johan G. Michaël, een uit Duitsland afkomstige hovenier. Na zijn dood in 1800 werd zijn werk voltooid door zijn schoonzoon Johan Zocher sr. en diens zoon Johan D. Zocher jr. Centraal in de parkaanleg ligt het neoklassieke huis. Oorspronkelijk was één van de belangrijkste zichtlijnen die op het mausoleum op de Donderberg. Het mausoleum was in 1818 ontworpen door J.D. Zocher jr.

Het monument bestaat uit twee gedeelten, een hoge, slanke bovenbouw, de uitzichtstoren en de brede onderbouw. In de onderbouw, die in de heuvel is ingegraven, bevindt zich het mausoleum. Aan de voorzijde is een rondboog-toegang met sluitsteen waarin het jaartal 1818 is opgenomen. Hierboven is een steen in gemetseld met de tekst: 'Blijmoedig aan / het graf te denken / is ook een vrucht / die 't kruis ons gaf / Gez. 189 VS 2B.

Behalve als mausoleum moest het monument ook fungeren als tuinsieraad, als aandachtspunt in de landschappelijke tuinaanleg. (Aanvankelijk was de Donderberg met heide begroeid waarop schapen werden gehouden. Pas vanaf de 19de eeuw begon men met de aanplant van hakhout.) Als achtergrond van het monument liet Zocher 'somber' hout planten om een melancholieke sfeer op te wekken. Zo moest het monument voor passanten een verwijzing naar de dood zijn. Maar het monument kreeg ook de functie van uitkijktoren. Deze verheerlijking van het Hollandse landschap, past, evenals melancholieke stemmingen, opgeroepen door de natuur en het zich daarin bevindende grafmonument, goed in de heersende, romantische opvattingen van de eerste helft van de 19de eeuw. De bovenbouw heeft de opzet en het uiterlijk van een Romeinse tempel, welke is gedecoreerd met Dorische pilasters. Deze dragen een trigliefenfries met daarboven aan vier zijden een fronton met hoek acroteria. In de acroteria zijn gevleugelde zandlopers verwerkt. Aan de hand van beschrijvingen in het verleden en een kleuronderzoek blijkt dat de onderbouw donkergrijs of zwart van kleur was. Het basement van de bovenbouw was waarschijnlijk licht grijs, de verdiepte velden waren warm wit, de hoekpilasters en het hoofdgestel met de acroteria okergeel. Door het afbikken van de pleisterlagen bij restuaraties in 1974 en 1995 zijn de originele kleurlagen definitief vernietigd.

In 1828 kreeg de gemeente Darthuizen aan de voet van de graftombe een stuk grond ter beschikking voor het inrichten van een begraafplaats. Tot 1894 zijn zo'n 90 mensen op deze begraafplaats begraven, naast inwoners van Darthuizen ook personeel van de familie Nellesteyn. Slechts een drietal grafstenen zijn uit deze periode overgebleven. Later werd tegen de achterkant van de toren een klein huisje gebouwd. Deze aanbouw was vanuit de toren middels een trap door de muur bereikbaar. In de aanbouw bevond zich een keuken met een schouw. In de toren zelf was een woonkamer en een alkoof die tot slaapruimte diende. De bewoners zorgden voor het onderhoud van het monument en de omgeving en leidden bezoekers rond.

Na het overlijden van de laatste Nellesteyn in 1906 kwam de tombe met de omliggende gronden in eigendom van de gemeente Leersum, die de begraafplaats van Darthuizen liet sluiten. De aanbouw aan de tombe werd niet verwijderd, maar nog steeds bewoond. Pas in 1952 werd het huisje door de gemeente afgebroken. In 1917 werd Wilhelmina van Naamen als laatste bijgezet in de graftombe. Overeenkomstig de wilsbeschikking van de laatste Nellesteyn werd de grafkelder hierna gesloten. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de toren door de Duitsers gebruikt als uitzichtspunt. Nadat de Duitsers de graftombe zouden hebben opengebroken in 1945, werd de ingang dichtgemetseld.

 

Literatuur

  • C.L. van Groningen, De Tombe van Nellesteyn (Leersum, 1997).
  • H.L. Kok, Begraven & begraafplaatsen (Utrecht, 1998), 111-112.
  • E. Maes, Begraafplaatsen, (Utrecht, 1996), 45
  • N.N. folder VVV Leersum

 

 


Geschreven: 08 november 2001
Aangepast: 25 december 2020
Auteur: Leon Bok
Categorie: Noord-Holland

 

 

In het dorp Huizen is de laatste decennia veel veranderd. Wie nog iets wil proeven van het oude Huizen kan natuurlijk op zoek naar de schaarse oude boerderijtjes, bij de oude kerk gaan kijken of zoeken naar de oude haven. Maar de algemene begraafplaats uit 1828 kent ook nog enkele interessante onderdelen waar nog iets van het oude Huizen terug te vinden is.


Geschreven: 01 november 2001
Aangepast: 25 februari 2024
Auteur: René ten Dam
Categorie: Overijssel

In 1766 overleed Israël Emanuel, de waarschijnlijke grondvester van de joodse gemeenschap in Hardenberg. Hij werd begraven op een heuvel aan de oever van de Vecht. In die jaren was er nog niet echt sprake van een joodse gemeenschap in Hardenberg en was er ook nog geen eigen begraafplaats. Een geschikte plek werd gevonden op een heuveltje buiten Hardenberg. Het heuveltje aan de oever van de Vecht leek geschikt, want bij het buiten de oevers treden van het riviertje bleef het heuveltje droog en bestond er dus niet het gevaar dat de doden door het wassende water bloot kwamen te liggen.


Geschreven: 27 oktober 2001
Aangepast: 09 januari 2022
Auteur: René ten Dam
Categorie: Gelderland

 

De kerk van Hall dateert uit de veertiende eeuw en is gebouwd in laat-gotische stijl. In het midden van de zestiende eeuw werd de kerk uitgebreid met een zijbeuk aan de noordzijde. Het is niet de eerste kerk van Hall: onder de vloer bevinden zich fundamenten van een vroegere Romaanse kerk uit de elfde eeuw. De kerk is gewijd aan Ludgerus, de eerste bisschop van Munster, die in de omgeving van Hall het evangelie predikte.