Het zegel van de oorspronkelijke Theosophical Society is een variant op het persoonlijke zegel van de Russische occultiste en esoterica Helena Blavatsky (1831-1891) en is opgebouwd uit verschillende symbolen die al eeuwen in gebruik zijn. Voor de theosofische beweging maken ze ‘deel uit van de universele mysterietaal die heilige waarheden van de natuur zonder woorden aan de geest kan overbrengen’. Het zegel bestaat in theosofische zin uit: de Slang met haar staart in de bek, de Swastika, de Vervlochten Driehoeken en het Geluste Kruis, Ankh of Tau.
Volgens de theosofische leer vertegenwoordigt de cirkelvormige slang de volmaking en het herstel van de universele harmonie, maar ook het grenzeloze waaruit alle manifestatie voortkomt en waarin alles weer terugkeert. In de funeraire symboliek kennen we de staartbijtende slang als ouroboros. De slang is binnen de christelijke beeldtaal alpha en omega ofwel het begin en het einde. De symboliek wijst op het feit dat alles besloten is binnen de macht van God en op de oneindigheid. De ouroboros is echter ouder dan het christendom en is als symbool al terug te vinden bij de oude Egyptenaren en Grieken.